ECLI:NL:RBROT:2022:6724
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen buiten-zittinguitspraak inzake verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 16 juni 2022. De oorspronkelijk eiseres, een stichting, had beroep ingesteld omdat de opposant niet tijdig had beslist op haar verzoeken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de beslistermijn was overschreden en had bepaald dat de opposant binnen twee weken moest beslissen op de aanvragen, met een dwangsom bij overschrijding van deze termijn.
De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, stellende dat de termijn van de brief van 9 juni 2022 nog niet was verstreken op het moment van de uitspraak op 16 juni 2022. Tevens voerde de opposant aan dat er meer tijd nodig was voor interne en externe afstemming, vooral gezien de overgang van de Wob naar de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de argumenten van de opposant niet tot twijfel leiden over de eerdere buiten-zittinguitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stelling van de opposant reeds was meegewogen in de eerdere uitspraak.
De verzetrechter heeft geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de buiten-zittinguitspraak en heeft het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.