ECLI:NL:RBROT:2022:6721

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
10/229267-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met valse sleutels van een hoogbejaarde kwetsbare vrouw en eenvoudig witwassen

Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met valse sleutels en eenvoudig witwassen. De verdachte, die een hoogbejaarde en kwetsbare vrouw had benadeeld, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een langere periode geldbedragen van de rekening van de aangeefster had overgemaakt naar zijn eigen rekeningen en die van zijn kind, waarbij hij misbruik maakte van het vertrouwen dat de vrouw in hem had. De officier van justitie had bewezenverklaring van de diefstal en het witwassen geëist, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om zijn handelen te rechtvaardigen. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die stelde dat de overboekingen als schenkingen waren bedoeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op slinkse wijze had gehandeld en dat zijn daden ernstige gevolgen hadden voor de aangeefster, die zich in een kwetsbare positie bevond. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partij, die het bedrag van € 247.840,- aan materiële schade vorderde, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 september 2020.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/229267-20
Datum uitspraak: 9 augustus 2022
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte],
gemachtigd raadsvrouw mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van diefstal met een valse sleutel van € 247.840,- (feit 1);
  • partiële vrijspraak van het witwassen van een auto, luxe goederen en het geldbedrag dat is overgeboekt op de rekening van de gerechtsdeurwaarder (feit 2);
  • bewezenverklaring van het witwassen van de overige ten laste gelegde geldbedragen (feit 2);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Niet ter discussie staat dat vanaf rekeningen van de aangeefster veelvuldig geld is overgemaakt naar rekeningen van de verdachte en zijn kind.
De verdediging heeft betoogd dat de aangeefster het geld naar de rekening van de verdachte heeft overgemaakt als schenking voor de hulp die de verdachte haar bood. Daarnaast heeft de verdediging een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat [naam 1] (de mantelzorger van aangeefster) het geld heeft overgemaakt om hem verdacht te maken.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het de verdachte is geweest die de betreffende geldbedragen heeft overgemaakt.
De rechtbank overweegt allereerst dat zij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de aangeefster, inhoudende dat zij behoudens een enkele kleine gift in contanten, geen geld heeft geschonken en/of (daartoe) heeft overgemaakt aan de verdachte. De verklaring van aangeefster dat zij niet over de digitale vaardigheden beschikt om online overboekingen als hier aan de orde te doen, vindt steun in de verklaringen van de getuige Hess.
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de betreffende geldbedragen steeds rechtstreeks in het vermogen van de verdachte en zijn gezin zijn gevloeid. Uit de verklaringen van de verdachte kan wat betreft het karakter van de “klusjes” die hij zegt voor de aangeefster te hebben gedaan slechts worden afgeleid dat hij haar een enkele keer heeft geholpen met haar belastingaangifte, met het spelletje Patience dat het op de computer ineens niet deed en haar enkele keren heeft vergezeld naar de notaris en een bank. Hij was minstens eenmaal in de week in haar woning aanwezig. Als dank daarvoor heeft de aangeefster volgens de verdachte in een periode van twee maanden tijd in twintig overboekingen in totaal € 231.590 op zijn rekening en € 15.000 op de spaarrekening van zijn zoontje gestort. De rechtbank overweegt dat het geenszins in de rede ligt dat de verdachte - voor dergelijke klusjes - zo frequent en zo royaal zou zijn beloond. Het ligt ook niet voor de hand dat die beloningen opliepen van enkele duizenden tot wel tienduizenden euro’s per overboeking, soms meerdere malen per dag. Dit alles verhoudt zich absoluut niet met een bedankje voor de door verdachte geboden hulp. Opvallend is ook dat veelal kort na een overboeking van de rekening van aangeefster op één van de rekeningen van de verdachte of zijn kind grotere bedragen dan gebruikelijk op de rekening van de verdachte contant worden opgenomen, overgeboekt naar een rekening van de verdachte of zijn partner of gebruikt zijn om (grote) aankopen te doen Bovendien is het zeer opmerkelijk dat op de rekening van aangeefster op dezelfde dag twee transacties van € 14.000,- en € 15.000,- zijn klaargezet ten name van [naam 2]. Kort daarna is vanaf de rekening van de verdachte geld overgemaakt naar die [naam 2]. De aangeefster heeft verklaard dat zij [naam 2] niet kent. [naam 2] is een nicht van de verdachte.
Op grond van de bewijsmiddelen en gelet op het voorgaande acht de rechtbank het door de verdediging geschetste alternatieve scenario volstrekt onaannemelijk.
De verweren worden verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 1 september 2020 te Rotterdam, geldbedragen (van in totaal ongeveer
247.840,-euro), ,
dieaan een ander dan aan verdachte toebehoorde
n, te weten aan [naam 3], heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door telkens gebruik te maken van (een) bankpas(sen) en bijbehorende codes
en/of inloggegevens, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was;
feit 2
hij
inde periode van 1 april 2020 tot en met 15 september 2020, te Rotterdam, voorwerpen, te weten
- geldbedragen (overgeboekt op rekening(en) ten name van hem, verdachte en zijn, verdachtes, kind),
heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat
dievoorwerpen onmiddellijk afkomstig
warenuit enig eigen misdrijf.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op de voorgezette handeling van:
feit 1
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
en
feit 2
eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft € 247.840,- gestolen van een hoogbejaarde, kwetsbare vrouw. Hij heeft gedurende een langere periode geld van haar rekening overgeboekt naar bankrekeningen van hemzelf of zijn zoon. Hierbij heeft hij op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had. Hij heeft zich opgeworpen als de behulpzame buurman en zo het vertrouwen van het slachtoffer gewonnen. De slinkse en sluwe manier waarop de verdachte dit voor een langere periode heeft gedaan, waarbij hij haar keer op keer heeft bedrogen, neemt de rechtbank hem zeer kwalijk. Ook neemt de rechtbank de verdachte kwalijk dat hij geen verantwoording heeft genomen en geen enkel inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen. De verdachte heeft louter en alleen uit financieel gewin gehandeld, zonder zich te bekommeren om de verdere gevolgen van zijn doortrapte manier van opereren. Het van aangeefster gestolen geld heeft de verdachte grotendeels en vrijwel meteen uitgegeven aan luxe goederen en reizen. Dergelijke feiten leiden tot maatschappelijke onrust en verontwaardiging. Feiten als deze brengen met name bij ouderen in een afhankelijke positie gevoelens van onmacht, angst en onveiligheid teweeg.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. De reclassering kan, gelet op de ontkennende proceshouding, het gevaar op herhaling niet inschatten en ook geen advies geven over het nut en de noodzaak van eventuele interventies. De reclassering ziet de omstandigheid dat de verdachte niet in staat is om te werken, ten gevolge waarvan hij een laag inkomen heeft, als een risicofactor.
Blijkens door de raadsvrouw verstrekte stukken lijdt de verdachte aan lymfeklierkanker en ondergaat hij daarvoor behandeling.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. De raadsvrouw heeft vraagtekens gezet bij de detentiegeschiktheid van verdachte. Hierover is onvoldoende bekend, zodat de rechtbank hier geen rekening mee kan houden. Bovendien is dit een omstandigheid die veeleer bij de tenuitvoerlegging van de straf aan de orde dient te komen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Vordering
[naam benadeelde] heeft zich als benadeelde partij ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit in het strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 268.782,- aan materiële schade.
8.2
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De materiële schade bestaande uit het weggenomen geldbedrag van € 247.840,- wordt toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige (€ 20.942,-) niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien onvoldoende is onderbouwd is dat dit bedrag een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde gedragingen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 september 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 247.840,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 56, 57, 311 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 247.840,-(zegge: tweehonderdzevenenveertigduizend achthonderdveertig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 247.840,-(hoofdsom, zegge: tweehonderdzevenenveertigduizend achthonderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
360 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij ook geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman griffier,
en uitgesproken op 9 augustus 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 15 september 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geldbedragen (van in totaal ongeveer 268.782 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door (telkens) gebruik te maken van (een) bankpas(sen) en bijbehorende codes
en/of inloggegevens, tot welk gebruik hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
feit 2
hij op of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 15 september 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten
  • een auto (ter waarde van 25.500 euro) en/of
  • (luxe/dure) (huishoudelijke) goederen en/of
  • geldbedragen (overgeboekt op rekening(en) ten name van hem, verdachte en/of zijn, verdachtes, vrouw en kind en/of op rekening van Inkassier gerechtsdeurwaarder),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.