Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment gedetineerd was in de PI Rotterdam. De zaak betrof een tenlastelegging die verband hield met de Opiumwet, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden, verkopen en vervoeren van cocaïne. De officier van justitie, mr. N. Coenen, heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde feit en de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf. Tijdens de zitting op 26 juli 2022 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank heeft, na beoordeling van het bewijs, geconcludeerd dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte niet kon worden verweten dat hij de voorwaarden had overtreden. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 9 augustus 2022.