ECLI:NL:RBROT:2022:6717

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
10/079453-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake onbevoegd betreden van haventerrein

Op 9 augustus 2022 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich onbevoegd op een haventerrein bevond. De verdachte was op 1 maart 2021 aangetroffen op het terrein van Hutchinson Ports ECT Delta in Rotterdam, waar de toegang voor hem duidelijk verboden was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een andere, gelijktijdig behandelde zaak, al was veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde, en de rechtbank heeft dit oordeel gevolgd. Het subsidiair ten laste gelegde werd echter bewezen verklaard, maar de rechtbank besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en de reeds opgelegde straf in de andere zaak. De rechtbank heeft artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toegepast, wat inhoudt dat de verdachte wel schuldig werd verklaard, maar geen straf kreeg opgelegd. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook de ernst van het feit in ogenschouw nam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/079453-21
Datum uitspraak: 9 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
uit anderen hoofde gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie de Schie,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 maart 2021 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op een terrein gelegen aan de [adres], zijnde grond toebehorende aan Hutchinson Ports ECT Delta, van welke grond de toegang op een voor verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op eens anders grond waarvan de toegang op een voor hem blijkbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevinden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Geen straf of maatregel

De verdachte heeft zich begeven op voor hem verboden terrein, dat omgeven was door hekwerk en voor bevoegden slechts toegankelijk was via een bewaakte toegangspoort. Hij is aangetroffen in een container op dit haventerrein en het heeft er alle schijn van dat hij daar als uithaler aanwezig was.
Gezien de ernst van het feit is in beginsel een strafoplegging op zijn plaats. De rechtbank acht het echter raadzaam te bepalen dat aan de verdachte voor dit feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Daarbij is het volgende van belang.
Ter terechtzitting van 26 juli 2022 is de onderhavige strafzaak gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen de verdachte met parketnummer 10/178250-21. In de strafzaak met parketnummer 10/178250-21 is de verdachte bij vonnis van 9 augustus 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Gelet hierop en gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd voor een feit als het onderhavige, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat in de onderhavige zaak kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of een maatregel. De rechtbank zal daarom artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toepassen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9a, 63 en 461 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs. A. Bonder en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 augustus 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
hij op of omstreeks 01 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of een (ander) middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans een hoeveelheid van een middel zoals genoemd in lijst 1 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
  • zich (onbevoegd) op het terrein van ECT Delta Terminal, gevestigd aan de Europaweg, begeven en/of
  • zich (onbevoegd) in een of meer containers begeven en/of
  • een of meer tassen en/of 5 powerbanks en/of levensmiddelen en/of een koevoet en/of een betonschaar en/of sokken en/of werkhandschoenen en/of twee, althans één, (zogenaamde organisatie)telefoon(s) en/of diverse etenswaren voorhanden gehad;
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 maart 2021 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam
zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op een terrein gelegen aan de
[adres], zijnde grond toebehorende aan Hutchinson Ports ECT Delta, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, van welke grond de toegang op
een voor verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden.