ECLI:NL:RBROT:2022:6704

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
10/016648-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen met betrekking tot cocaïne in Rotterdam

Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met medeverdachten op een verboden haventerrein in Rotterdam bevond. De verdachte werd beschuldigd van het voorbereiden van de invoer van 301 kilogram cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens blootstelde aan de kans betrokken te raken bij de cocaïnehandel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in nauwe samenwerking met anderen handelde en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, gezien de schadelijke impact van cocaïne op de volksgezondheid en de maatschappij. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank benadrukte dat de invoer van cocaïne een ernstig maatschappelijk probleem is, vaak gepaard gaand met geweld en andere criminaliteit. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/016648-22
Datum uitspraak: 9 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
feitelijk verblijvend op het adres: [adres verdachte],
gedetineerd in detentiecentrum Rotterdam,
[adres 1],
raadsman mr. R. Delgado, advocaat te Hoogvliet Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
4.2.
Oordeel van de rechtbank
Uit de inhoud van het procesdossier leidt de rechtbank het volgende af. De verdachte heeft zich, samen met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2], op het voor hen verboden Rotterdamse haventerrein begeven. De verdachte verkeerde in de tenlastegelegde periode in het gezelschap van de medeverdachten. [naam medeverdachte 1] heeft onder de naam “[naam 1]” en [naam medeverdachte 2] onder de naam “[naam 2]” deelgenomen aan de groepschat “[naam chatgroep]” op Signal. Deze groepschat is gestart op 9 juni 2021. In die groepschat wordt gesproken over het zo snel mogelijk over een hek klimmen, verblijf in een bak, het stack voor stack afzoeken van een terrein, een zogenaamde switchbak, het meenemen van goederen zoals voedsel, een slijptol, een klimset en powerbanks. Verder wordt in de groepschat door een persoon, die de accountnaam “[accountnaam]” gebruikt, [containernummer] genoemd, waarna de gebruiker met de naam [naam 3] een foto van een container met dat nummer en een satellietfoto van een deel van het containerterrein stuurt met de toevoeging “kijk boys bak is hier” en dat er tassen achter de deur staan en wel zes tassen van 50. In container [containernummer] is 301 kilo cocaïne aangetroffen. Zowel de medeverdachte [naam medeverdachte 1] ([naam 1]) als [naam medeverdachte 2] ([naam 2]) sturen in de groepschat afbeeldingen van de enkel van de verdachte, die hij bij het verblijf op het haventerrein geblesseerd had. De rechtbank kan het vorenstaande, in het licht van de bewijsmiddelen, niet anders uitleggen dan dat in deze groepschat wordt gesproken over zes tassen met elk 50 kilo cocaïne, derhalve de in container [containernummer] aangetroffen 301 kilo cocaïne. De verdachte heeft ook namens [naam 1] vermoedelijk voor de gebruiker [naam 2] (dat wil zeggen de medeverdachte [naam medeverdachte 2]) bestemde berichten in het Turks binnen de chatgroep “[naam chatgroep]” verstuurd. De verdachte was op de hoogte van de hiervoor besproken inhoud van de chatgroep “[naam chatgroep]”. Daarmee is een directe link tussen het handelen van de verdachte en de aangetroffen cocaïne een gegeven. Daar komt bij dat het een feit van algemene bekendheid is dat via containers in de Rotterdamse haven cocaïne wordt ingevoerd. De verdachte heeft zijn aanwezigheid op het haventerrein niet verklaard.
Gelet op de bewijsmiddelen, de bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en naar hun uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij betrokken zou raken bij de voorbereiding van de (verlengde) invoer van cocaïne in Nederland.
De rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte heeft gehandeld in bewuste en nauwe samenwerking met anderen, namelijk de personen met wie contact is geweest via Signal en met de gelijktijdig met hem aangehouden personen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 09 juni 2021 tot en met 11 juni 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
van 301 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld inde bij de Opiumwet behorende lijst I,
  • zich en/of een ander gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
  • voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- met één of meer mededader(s) (via de app “Signal”) contacten te onderhouden en/of
informatie uit te wisselen en afspraken te maken over het zoeken naar de container
[containernummer] en het afleveren en uithalen en verstrekken en vervoeren van de cocaïne,
en
  • over het hek van het terrein van de APM2-terminal, gelegen aan de [adres 2] te klimmen en zich aldus onbevoegd op die terminal te begeven, en
  • in een container op de terminal te verblijven, en
  • op de terminal op zoek te gaan naar container [containernummer], waarin die cocaïne zich bevond,
  • klimset, een slijptol, een (beton)schaar, powerbanks en (organisatie)telefoons voorhanden te hebben.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen begeven op een voor hen verboden haventerrein. Zij hebben daar twee dagen lang gezocht naar een container, waarin een grote partij cocaïne is aangetroffen. Dit alles met maar één doel: het uithalen van de cocaïne, met het oog op de verdere distributie daarvan.
De invoer van cocaïne is een ernstig feit. Cocaïne is een stof die schadelijk is voor de volksgezondheid en is sterk verslavend. Daarnaast vormt de cocaïnehandel een ernstig maatschappelijk probleem, nu hij vaak gepaard gaat met geweld, corruptie, witwassen en wapenbezit. Hiermee wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid van de maatschappij, het gevoel van veiligheid en het vertrouwen van de samenleving in de integriteit van publieke instanties. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij hieraan een bijdrage heeft geleverd, vermoedelijk om er zelf veel geld aan te verdienen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van zijn overige persoonlijke omstandigheden, zoals het gegeven dat hij werk heeft waarin hij na detentie ook weer aan de slag kan.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs. A. Bonder en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 augustus 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 09 juni 2021 tot en met 11 juni 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in
het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te
bevorderen, te weten
  • het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
  • het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van 301 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
  • met één of meer mededader(s) (via de app “Signal”) contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken over het zoeken naar de container [containernummer] en/of het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de cocaïne,
  • over het hek van het terrein van de APM2-terminal, gelegen aan de [adres 2] te klimmen en/of zich (aldus) onbevoegd op die terminal te begeven, en/of
  • in een container op de terminal te verblijven, en/of
  • op de terminal op zoek te gaan naar container [containernummer], waarin die cocaïne zich bevond,
  • meerdere tassen, klimsets, een slijptol, een (beton)schaar, powerbanks met en/of drie (organisatie)telefoons voorhanden te hebben.