Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte.
Rechtbank Rotterdam
Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 24 december 2021 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning te Rotterdam. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats en thans verblijvend in FPA Fivoor, had afval in de spoelbak in brand gestoken. De officier van justitie, mr. R.A. Kloos, vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde en ontslag van alle rechtsvervolging. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet de intentie had om gevaar te veroorzaken, aangezien hij de brand had geprobeerd te blussen voordat hij de woning verliet.
De rechtbank oordeelde dat het opzettelijk in brand steken van het afval voldoende is voor de bewezenverklaring van brandstichting, ongeacht de intentie van de verdachte om de brand te verspreiden. De rechtbank concludeerde dat er gevaar was voor de omwonenden en goederen, en dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht. De rechtbank nam de conclusies van een pro Justitia rapportage over, waarin werd vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis, en oordeelde dat het bewezen feit niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De rechtbank ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging en legde geen straf op, aangezien de verdachte al onder een zorgmachtiging viel.
De rechtbank baseerde haar beslissing op artikelen 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis werd uitgesproken door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter, en mrs. J.M.L. van Mulbregt en P.C. Tuinenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier.