ECLI:NL:RBROT:2022:6694

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
FT EA 22-52
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van vennoten van een vennootschap onder firma na aanhoudingen voor minnelijk traject

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een faillissementsverzoek van de vennoten van een eerder failliet verklaarde vennootschap onder firma. Het faillissementsverzoek is ingediend door VAKTEC B.V., die een opeisbare vordering van € 60.683,58 op de vennoten heeft. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek viermaal aangehouden om de vennoten de kans te geven een minnelijk traject te doorlopen en een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling in te dienen. Ondanks deze aanhoudingen hebben de vennoten geen verzoek tot schuldsanering ingediend en is het minnelijk traject niet afgerond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vennoten in een toestand verkeren waarin zij hebben opgehouden te betalen, en dat er sprake is van meerdere schuldeisers. De rechtbank heeft de vorderingen van verzoekster niet betwist gezien en heeft geconcludeerd dat er summierlijk bewijs is van de vorderingen. De rechtbank heeft daarom besloten het faillissementsverzoek toe te wijzen en de vennoten failliet te verklaren. Tevens zijn er een rechter-commissaris en een curator benoemd voor de afhandeling van het faillissement.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben het recht om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 21 juli 2022
VONNIS op het op 7 februari 2022 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen, van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAKTEC B.V.,
statutair gevestigd te Groningen,
verzoekster,
advocaat: mr. T.M. Vollbehr,
strekkende tot faillietverklaring van:
de heer
[naam 1]
wonende te [adres]
verweerder,
en,
mevrouw
[naam 2]
wonende te [adres]
verweerster,
hierna tezamen: verweerders.

1.De procedure

De rechtbank heeft op verzoek van verzoekster de behandeling van het faillissementsverzoek op 8 maart 2022 aangehouden tot 22 maart 2022 en op 22 maart 2022 aangehouden tot 5 april 2022.
Het faillissementsverzoek is behandeld op 5 april 2022. Daarbij zijn verzoekster, bij monde van mr. C.M.I. Berkovic, advocaat, en verweerders verschenen en gehoord. De rechtbank heeft de behandeling aangehouden tot 12 april 2022 om verweerders in de gelegenheid te stellen stukken te overleggen waaruit blijkt dat zij in een schuldhulpverleningstraject zitten en binnen 120 dagen een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling in kunnen dienen.
Ter zitting van 12 april 2022 is de behandeling voortgezet. Daarbij zijn verzoekster, bij monde van mr. C.M.I. Berkovic, advocaat en verweerders, bijgestaan door de heer
[schuldhulpverlener] van Zuidweg en Partners, schuldhulpverlening (hierna: de schuldhulpverlener), verschenen en gehoord. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank aanleiding gezien de behandeling aan te houden tot 24 mei 2022 om verweerders in de gelegenheid te stellen een plan van aanpak met een tijdschema op te stellen en om de voortgang van het schuldhulpverleningstraject te controleren.
Voorafgaande aan de zitting van 24 mei 2022 heeft de schuldhulpverlener namens verweerders een (concept)plan van aanpak aan de rechtbank overgelegd waaruit blijkt dat verweerders zich thans aan het einde van de zogenoemde stabilisatiefase bevinden. Volgens de schuldhulpverlener moet het mogelijk zijn uiterlijk 4 juli 2022 een minnelijk traject te hebben afgerond.
Ter zitting van 24 mei 2022 is de behandeling voortgezet. Daarbij zijn verzoekster, bij monde van mr. R.E. Schoenmakers, advocaat, en verweerders, bijgestaan door de schuldhulpverlener, verschenen en gehoord. De rechtbank heeft naar aanleiding van de voortgang van het schuldhulpverleningstraject aanleiding gezien de behandeling nogmaals aan te houden. De behandeling is alstoen voor acht weken aangehouden, derhalve tot
19 juli 2022.
Op 12 juli 2022 heeft de schuldhulpverlener namens verweerders een bericht aan de rechtbank gestuurd met de stand van zaken met betrekking tot het schuldhulpverleningstraject van verweerders. In dit bericht heeft hij onder meer aangegeven dat de intake met verweerder heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2021. Sinds die datum worden verweerders ondersteund door schuldhulpverlening. Sedertdien hebben een aantal wijzigingen plaatsgevonden die tot aanzienlijke vertraging van het traject hebben geleid waardoor het minnelijk traject nog niet is afgerond. Om die reden heeft de schuldhulpverlener de rechtbank verzocht de behandeling opnieuw voor enige tijd aan te houden.
Op 18 juli 2022 heeft verzoekster gereageerd op het bericht van de schuldhulpverlener door aan de rechtbank mede te delen niet in te willen stemmen met een nadere aanhouding van de behandeling.
Ter zitting van 19 juli 2022 is de behandeling van het verzoekschrift voortgezet. Daarbij zijn verzoekster, bij monde van mr. C.M.I. Berkovic, advocaat, en verweerders, bijgestaan door de schuldhulpverlener, verschenen en gehoord. Verweerster heeft een brief voorgedragen, welke zij na voordracht heeft gegeven aan de rechtbank en de advocaat van verzoekster.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunten van partijen

Verzoekster heeft in haar verzoekschrift, in haar bericht van 18 juli 2022 en ter zitting (samengevat) gesteld dat zij ter zake van geleverde diensten een opeisbare vordering heeft op verweerders van € 60.683,58, inclusief rente en kosten. Voorts heeft verzoekster gesteld dat verweerders meerdere schuldeisers onbetaald laten en dat zij verkeren in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Er is sprake van een steunvordering van onder meer DUO-Systems Nederland B.V. van € 29.914,33. Daarnaast heeft verzoekster gesteld geen vertrouwen te hebben in het schuldhulpverleningstraject van verweerders. De saneringsvoorstellen en de onderbouwing daarvan bieden verzoekster niet voldoende inzicht. Ook blijken de schuldeisers nog niet helemaal in kaart te zijn gebracht. Zo hebben zich onlangs nog acht schuldeisers gemeld die niet eerder bekend waren. Bovendien heeft ook de Belastingdienst nog geen saneringsvoorstel ontvangen. Derhalve persisteert verzoekster bij haar verzoek tot faillietverklaring.
Verweerders betwisten het vorderingsrecht van verzoekster niet. Ook betwisten zij de pluraliteit van schuldeisers niet. Over het schuldhulpverleningstraject hebben verweerders ter zitting (samengevat) verklaard dat zij – door omstandigheden – nog druk bezig zijn met het in kaart brengen van de schuldeisers en met het versturen van de saneringsvoorstellen. Verweerders willen graag verder met het afronden van het minnelijk traject om zo tot een oplossing met hun schuldeisers te komen en hebben daarom de rechtbank gevraagd de behandeling van het faillissementsverzoek nog een laatste keer aan te houden.

3.De beoordeling

Artikel 3 van de Faillissementswet schrijft voor dat de griffier de schuldenaar tegen wie een faillissementsverzoek is ingediend, bij brief kennis geeft dat hij binnen veertien dagen na de dag van verzending van die brief een verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan indienen. Uit het bepaalde in artikel 3a van de Faillissementswet volgt dat indien een dergelijke verzoek door de schuldenaar is ingediend, de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring geschorst wordt totdat is beslist op het verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De rechtbank constateert dat de hiervoor genoemde brief van de griffier op 7 februari 2022 aan verweerders is verzonden. Voorts constateert de rechtbank dat de behandeling van het faillissementsverzoek vier maal is aangehouden om verweerders in de gelegenheid te stellen het minnelijk traject te doorlopen en een verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling in te dienen. De rechtbank stelt vast dat een dergelijk verzoek niet ter griffie is ingediend. Verder constateert de rechtbank dat uit de door en namens verweerders overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het schuldhulpverleningstraject reeds op 30 augustus 2021 is gestart, dat het minnelijk traject nog niet is afgerond en dat dit traject ook niet binnen afzienbare tijd zal kunnen worden afgerond. Immers, verweerders hebben ter zitting verklaard dat de omvang van een deel van de schuldeisers – zoals de vordering van de Belastingdienst en de vorderingen waarover nog geprocedeerd moet worden – nog niet vast staat. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om tot verdere aanhouding van de behandeling van het faillissementsverzoek over te gaan.
De rechtbank overweegt derhalve als volgt.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerders in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
Op basis van het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat summierlijk is gebleken van een vorderingsrecht van verzoekster op verweerders. Immers, verweerders hebben het vorderingsrecht van verzoekster niet betwist.
Voorts stelt de rechtbank vast dat van het bestaan van steunvorderingen summierlijk is gebleken. De door verzoekster genoemde concrete steunvordering is door verweerders niet betwist en daarnaast blijkt uit de aanvraag tot schuldhulpverlening dat verweerders meerdere schulden hebben.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die aantonen dat verweerders in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen. Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. F. Damsteegt, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. W.P. Groenendijk, advocaat te Zwijndrecht;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022 te 10:00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.