ECLI:NL:RBROT:2022:6654

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/636408 / FA RK 22-2419, C/10/637360 / JE RK 22-988 & C/10/638638 / JE RK 22-1200
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van beide ouders en aanhouding van verzoeken tot vaststellen van een omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in drie samenhangende zaken met betrekking tot de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind, geboren in 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over het kind wordt uitgeoefend door de ouders, maar dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind, die in een onveilige en instabiele opvoedsituatie is opgegroeid. De ouders hebben te maken gehad met verslavingsproblematiek en financiële problemen, wat heeft geleid tot een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van het kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, omdat de ouders niet in staat zijn om de zorg en opvoeding van het kind op een aanvaardbare manier te waarborgen. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de ouders tot het vaststellen van een omgangsregeling aangehouden in afwachting van een onderzoek door de Raad naar de omgangsregeling. De rechtbank heeft de GI benoemd tot voogd en de ouders veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de voogd. De verdere behandeling van de zaken is gepland voor 22 september 2022, waarbij de Raad wordt verzocht om uiterlijk een week voor de zitting te rapporteren over de omgangsregeling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
zaakgegevens: C/10/636408 / FA RK 22-2419, C/10/637360 / JE RK 22-988 &
C/10/638638 / JE RK 22-1200
datum uitspraak: 15 juli 2022

beschikking

in de zaken van
C/10/637360 / JE RK 22-988
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en
C/10/636408 / FA RK 22-2419
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
en
C/10/638638 / JE RK 22-1200
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2011 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De rechtbank merkt in alle zaken als belanghebbenden aan:

de moeder, voornoemd;

de vader, voornoemd;

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.
De rechtbank merkt in alle zaken als informant aan:

[naam gezinshuishouder] ,

hierna te noemen de gezinshuisouder, wonende te [woonplaats] .
De rechtbank merkt in de zaaknummers 636408 en 638638
de Raadals informant aan.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoek met bijlagen van de advocaat van de moeder, mr. G.E. van den Pols, van 5 april 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum (
zaaknummer 636408);
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 26 april 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum (
zaaknummer 637360);
- het verzoek met bijlagen van de advocaat van de vader, mr. S. Broekzitter-Nieuwland, van 20 mei 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum (
zaaknummer 638638);
- het e-mailbericht van de gezinshuisouder van 14 juni 2022;
- het verweerschrift met bijlagen van de advocaat van de vader, mr. S. Broekzitter-Nieuwland, van [geboortedatum kind] 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 17 juni 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de advocaat van de moeder, mr. G.E. van den Pols,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Broekzitter-Nieuwland,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2] .
[naam kind] heeft zijn mening schriftelijk kenbaar gemaakt.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

Bij beschikking van de kinderrechter van 27 augustus 2019 zijn de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] uitgesproken. De maatregelen werden voorafgegaan door een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing.
De ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing duren nog steeds voort.
Sinds 4 januari 2022 verblijft [naam kind] in het huidige, perspectief biedende gezinshuis.
De GI heeft zich bij brief van 23 september 2021 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

De verzoekenZaaknummer C/10/637360 / JE RK 22-988

De Raad heeft verzocht het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd over [naam kind] te benoemen.
Zaaknummer C/10/636408 / FA RK 22-2419
De moeder heeft, voor zover van belang voor [naam kind] , verzocht een omgangsregeling vast te stellen, in die zin dat er één keer in de vier weken gedurende een halve dag van 12.00 tot 17.00 uur, contact is tussen de moeder en [naam kind] en te bepalen dat er één keer per maand gedurende vier uur (naast de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen) omgang is tussen de kinderen onderling.
Zaaknummer C/10/638638 / JE RK 22-1200
De vader heeft, voor zover van belang voor [naam kind] , verzocht een omgangsregeling te bepalen in die zin dat:
  • [naam kind] ieder weekend van vrijdag uit school tot maandag na school bij de vader verblijft, alsmede gedurende de schoolvakanties, dan wel in ieder geval een belangrijk deel hiervan;
  • de brusjes omgang met elkaar hebben eens per vier weken gedurende vier uur, waarbij de vader en de moeder om de beurt hierbij aanwezig zijn.

De standpunten

De Raad heeft het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] heeft veel meegemaakt en heeft mede hierdoor last van de nodige problematiek. Na verschillende doorplaatsingen verblijft hij sinds januari 2022 in het huidige gezinshuis. [naam kind] is erg loyaal naar de ouders toe, vooral naar de vader, en het liefst zou hij bij hem willen wonen. De Raad is echter van mening dat de problematiek van [naam kind] de vaardigheden van de ouders overstijgt. Een thuisplaatsing is niet in zijn belang en de aanvaardbare termijn is verstreken. De ondertoezichtstelling is niet langer de geëigende maatregel en de verlenging daarvan brengt spanning met zich mee.
De vader heeft – deels bij monde van zijn advocaat – verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De vader maakt zich zorgen om [naam kind] in het gezinshuis. Hij heeft aangegeven dat [naam kind] het er niet naar zijn zin heeft, dat de begeleiders veel ruzie met elkaar hebben en dat er alcohol gedronken wordt. [naam kind] is zijn vertrouwen in de GI en het gezinshuis verloren. Het is voor hem belangrijk dat een bijzondere curator wordt benoemd, die voor zijn belangen kan opkomen. De vader is van mening dat hij, in samenwerking met de hulpverlening, in staat is om voor [naam kind] te zorgen. Het is vaak voorgekomen dat de vader gevraagd werd om [naam kind] tot rust te brengen, en dat lukt hem altijd. [naam kind] lijdt onder het gemis van met name zijn zusjes.
Namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat zij zich realiseert dat haar rol in het leven van [naam kind] beperkt is. Zij heeft momenteel twee keer per maand anderhalf uur contact met [naam kind] . De moeder heeft een “gebruiksaanwijzing” en moet bijvoorbeeld herinnerd worden aan bezoekafspraken. Hierdoor loopt het contact met het gezinshuis niet goed. Het is jammer dat de begeleiding vanuit het gezinshuis hierin niet meer initiatief neemt, omdat de bezoekmomenten wel in het belang van [naam kind] zijn. [naam kind] heeft behoefte aan contact met zijn ouders en met zijn broer en zusjes. Het zou goed zijn als de rechtbank hierover regelingen vaststelt.
De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad. De GI heeft aangegeven aan de slag te gaan met de door de ouders benoemde zorgpunten. De plek waar [naam kind] opgroeit moet veilig zijn. Wellicht is de benoeming van een bijzondere curator goed voor [naam kind] .

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het volgende gebleken.
[naam kind] kent een zeer belaste voorgeschiedenis. Hij heeft vanaf jonge leeftijd te maken gehad met een onveilige, verwaarlozende en instabiele opvoedsituatie waarin hij getuige geweest is van huiselijk geweld tussen de ouders. Daarnaast speelde er verslavingsproblematiek en financiële problematiek bij de ouders.
Uit het rapport van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) van 30 oktober 2020 blijkt dat de problematiek van [naam kind] te zwaar is voor de ouders. Zij schieten, mede vanwege hun eigen persoonlijke problematiek, tekort in hun pedagogische mogelijkheden. [naam kind] heeft last van hechtingsproblematiek en het is voor hem belangrijk dat hem in de opvoeding zeer veel duidelijkheid, structuur en voorspelbaarheid worden geboden. De ouders zijn volgens het KSCD onvoldoende in staat om [naam kind] te bieden wat hij nodig heeft en kunnen op responsief en sensitief gebied onvoldoende bij hem aansluiten. Het is niet te verwachten dat de ouders hier binnen een voor [naam kind] aanvaardbare termijn toe in staat zullen zijn.
[naam kind] verblijft sinds korte tijd in het huidige gezinshuis. Het is in beginsel perspectief biedend, maar [naam kind] heeft aangegeven hier niet op zijn plek te zitten. Dit zou veroorzaakt kunnen worden door de hoop die hij blijft houden om bij zijn vader te kunnen gaan wonen. Het gaat beter met de vader dan voorheen, maar dit is een prille ontwikkeling.
De rechtbank vindt het positief dat de vader zijn best doet en het beter met hem gaat, maar er speelt - gezien de bevindingen van het KSCD en de Raad - teveel problematiek bij [naam kind]. Het welbevinden van [naam kind] vereist dat hij nu duidelijkheid krijgt over zijn perspectief; hij kan hierop niet langer wachten. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders toewijzen.
De rechtbank wijst het verzoek van de vader tot het gelasten van een contra-expertise af. De rechtbank acht een dergelijk onderzoek in strijd met de belangen van [naam kind], omdat de aanvaardbare termijn voor hem verstreken is, een nieuw onderzoek zou betekenen dat hij opnieuw hiermee wordt belast en het (te) lange tijd zal duren voor een dergelijk onderzoek zal zijn afgerond.
De rechtbank dient op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over [naam kind] te benoemen, omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam kind] komt te ontbreken. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. De GI is sinds juni 2019 betrokken bij het gezin en heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank acht dit ook het meest passend in de huidige situatie en zal daarom bepalen dat de GI moet worden belast met de voogdij.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, van het BW worden de ouders van wie het gezag is beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat de ouders het bewind voerden over het vermogen van de minderjarige.
Door de beëindiging van het gezag van de ouders ontstaat duidelijkheid voor alle betrokkenen over de plek waar [naam kind] verder zal opgroeien. Hierdoor ontstaat ook ruimte om de omgang tussen de ouders en de kinderen enerzijds en de kinderen onderling anderzijds vorm te geven. De rechtbank acht zich echter op dit moment onvoldoende geïnformeerd om deze regelingen vast te stellen. De rechtbank acht het daarom van belang dat de Raad hiernaar een onderzoek uitvoert en de rechtbank zal adviseren over de frequentie en duur van de omgang tussen [naam kind] en ieder van de ouders, de kinderen onderling en andere voor [naam kind] belangrijke personen. In afwachting van dit onderzoek zal de rechtbank de verzoeken van de ouders tot het vaststellen van een omgangsregeling aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum. De Raad wordt verzocht uiterlijk een week voor de zitting te adviseren, met afschrift aan de GI, belanghebbenden en hun advocaten.
In afwachting van het door de Raad uit te voeren onderzoek naar een passende omgangsregeling, zal ook het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator voor [naam kind] worden aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.

De beslissingDe rechtbank:

de zaak met zaaknummer C/10/637360 / JE RK 22-988:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder] en [naam vader] over [naam kind] ;
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam;
veroordeelt de ouders aan de voogd rekening en verantwoording af te leggen van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind] ;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing met betrekking tot het gezag in het centraal gezagsregister;
de zaken met zaaknummers C/10/636408 / FA RK 22-2419 & C/10/638638 / JE RK 22-1200:
bepaalt dat de verdere behandeling van deze zaken zal plaatsvinden ter zitting van
de meervoudige kamer op 22 september 2022 te 14:00 uurin het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaken zullen op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, voorzitter tevens kinderrechter, en
mrs. A.A.J. de Nijs en K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechters;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de overige belanghebbenden, mr. G.E. van den Pols en mr. S. Broekzitter-Nieuwland;
gelast de oproeping van de gezinshuisouder, als informant, tegen voormelde zittingsdatum en -tijdstip;
gelast de oproeping van [naam kind] tegen voormelde zittingsdatum en -tijdstip;
verzoekt de Raad uiterlijk een week voor de genoemde datum de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift daarvan aan de belanghebbenden.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. A.A.J. de Nijs en mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.