ECLI:NL:RBROT:2022:6652

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/616029 / JE RK 21-807 en C/10/638167 / JE RK 22-1105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder en verlenging van de uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De Raad heeft verzocht om beëindiging van het gezag van de moeder over drie minderjarige kinderen, terwijl de GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader. De rechtbank heeft de verzoeken van de Raad en de GI behandeld tijdens een zitting op 17 juni 2022, waarbij de kinderen, de ouders en vertegenwoordigers van de betrokken instanties zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen onder grote druk staan door de voortdurende strijd tussen de ouders en dat zij gebaat zijn bij duidelijkheid in hun situatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende gronden zijn om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat zij nog steeds een belangrijke rol speelt in het leven van de kinderen en er geen bewijs is dat zij niet in staat zou zijn om een deel van de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder afgewezen, maar heeft de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing van de jongste kinderen bij de vader. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de wensen van de kinderen serieus moeten worden genomen en dat er verdere onderzoeken moeten plaatsvinden naar de situatie van de kinderen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
zaakgegevens: C/10/616029 / JE RK 21-807 en C/10/638167 / JE RK 22-1105
datum uitspraak: 4 juli 2022
beschikking over de beëindiging van het gezag, de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing
in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de Gl, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2006 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2008 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen: [naam kind 2],

[naam kind 3],

geboren op [geboortedatum kind 3] 2009 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen: [naam kind 3].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 22 juli 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief van de GI van 10 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 13 juni 2022;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 12 mei 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het aanvullend rapport van de Raad van 20 april 2022, ingekomen bij de griffie op 21 april 2022.
Op 17 juni 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], die voorafgaand aan de zitting apart zijn gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. F. Pool,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1],
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van de kinderrechter van 6 juli 2016 zijn [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht
gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 6 juli 2022.
Sinds 4 juli 2019 zijn [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] met een machtiging van de kinderrechter
uit huis geplaatst bij de vader. Ook deze maatregel is telkens verlengd, voor het laatst tot
6 juli 2022.

De verzoeken

Beëindiging van het gezag van de moeder (zaaknummer C/10/616029 / JE RK 21-807)
De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder over [naam kind 1], [naam kind 3] en [naam kind 2] te beëindigen, ten gevolge waarvan de vader met het eenhoofdig gezag belast zal zijn. Bij beschikking van 22 juli 2021 is de beslissing op dit verzoek aangehouden zodat dit verzoek nu aan de rechtbank voorligt.
Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing (zaaknummer C/10/638167 / JE RK 22-1105)
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] te verlengen voor de duur van een jaar. Verder heeft de GI verzocht de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 2] en [naam kind 3] bij de vader te verlengen voor de duur van een jaar.

Het standpunt van de Raad

De Raad heeft het verzoek ter zitting als volgt toegelicht. De Raad handhaaft het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder. De kinderen zijn klem en verloren geraakt tussen de ouders. [naam kind 1] is uitgesproken negatief over de moeder en gaat erg gebukt onder de loyaliteit richting beide ouders. [naam kind 2] is negatief over de vader en heeft ook erg last van strijdige loyaliteit. Zij automutileert als spanningen oplopen. Ook [naam kind 3] gaat gebukt onder de strijdige loyaliteit. Hij vindt de vele zittingen waarin over zijn leven wordt beslist erg spannend. Zelfs met de ondertoezichtstelling en de inzet van twee jeugdbeschermers is er tussen de ouders geen werkbaar gezamenlijk gezag ontstaan waarbij de kinderen zich goed kunnen ontwikkelen. Het is voor de kinderen van belang dat zij duidelijkheid krijgen over bij wie ze wonen. De Raad verwacht niet dat de beëindiging van het gezag van de moeder de problemen tussen de ouders zal oplossen. Deze problemen zullen de kinderen op een beschadigende manier blijven beïnvloeden. De Raad hoopt wel dat de gezagsbeëindiging een bijdrage levert op de lange termijn en duidelijkheid geeft.
Naar de wens van [naam kind 2] om bij haar moeder te wonen moet niet worden geluisterd. Juist gelet op het loyaliteitsconflict waarin [naam kind 2] verkeert, kan zij hierover zelf niet zoveel zeggen. Het is bovendien onwenselijk dat [naam kind 2] bij haar moeder zou gaan wonen. In dat geval worden de kinderen ook nog van elkaar gescheiden.

Het standpunt van de GI

De GI heeft de verzoeken ter zitting als volgt toegelicht. De GI handhaaft de verzoeken. De gronden voor de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing zijn nog altijd aanwezig. Sinds de kinderen bij de vader verblijven gaat het beter met ze, maar zoals door het Kennis en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) is aangegeven, is er nog steeds veel hulp nodig voor het gezin. Het is niet gelukt deze hulp binnen het vrijwillige kader in te zetten, omdat de medewerking van de moeder wisselvallig is. Zo heeft de moeder de Multidimensionale Familietherapie (MDFT) stopgezet. Momenteel krijgen de kinderen hulpverlening. De GI verwacht dat dit een positieve uitwerking zal hebben. Zo is [naam kind 2] sinds kort in behandeling en uit zij zich meer. De moeder lijkt weer bijgedraaid en lijkt de aangeboden hulp een kans te geven, maar dat neemt niet weg dat er de afgelopen periode de nodige incidenten zijn geweest. Hierdoor speelt zij continu een belemmerende rol. Hoewel de moeder zegt in te stemmen met de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader, blijft zij zich bemoeien met opvoedingstaken en neemt zij beslissingen die in het nadeel van de kinderen zijn. Om die reden is verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk.
De brief van 10 juni 2022 van de GI waarin is aangegeven dat [naam kind 2] graag bij haar moeder wil wonen, is bedoeld om de rechtbank te informeren. Deze brief doet niets af aan de verzoeken.
De GI stelt verder dat de beëindiging van het gezag van de moeder rust voor de kinderen zal brengen, omdat alleen de vader dan nog beslissingen kan nemen. De GI sluit zich dan ook aan bij dit verzoek van de Raad.

De standpunten van de vader en de moeder

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek tot beëindiging van haar gezag. Volgens de moeder zit de oplossing niet in het beëindigen van haar gezag over de kinderen, maar juist in de ingezette hulpverlening in de vorm van systeemtherapie. Zij verwacht dat deze therapie een positieve bijdrage kan leveren aan de verbetering van de relaties. Bovendien heeft de moeder feitelijk meer omgang met de kinderen dan in de omgangsregeling is afgesproken. Zij ziet de kinderen momenteel bijna elke dag. Beëindiging van haar gezag zou geen recht doen aan de feitelijke situatie. Voor alle partijen is duidelijk dat de basis van de kinderen bij de vader is. Dat de moeder niet zou meewerken aan hulpverlening, is niet juist. De MDFT komt niet van de grond, omdat [naam kind 1] hieraan weigert mee te werken. Verder verleent de moeder medewerking aan de keuzes die de kinderen aangaan. Zo heeft zij kort geleden samen met de vader de school gekozen voor [naam kind 1]. Ook heeft de moeder toestemming gegeven voor de hulpverlening voor [naam kind 2] en [naam kind 3].
De vader heeft ingestemd met de verzoeken. De ondertoezichtstelling is goed voor het houden van toezicht en het beëindigen van het gezag van de moeder is noodzakelijk voor de duidelijkheid voor de kinderen. De kinderen kunnen dan beginnen met accepteren dat hun hoofdverblijfplaats bij de vader is. Moeder speelt een belemmerende rol. Zij heeft de kinderen bijvoorbeeld ziek gemeld op school zonder de vader hierover te informeren. De vader onderschrijft het belang dat de kinderen zowel bij de vader als de moeder mogen verblijven, maar het moet duidelijk zijn wie de beslissingen over de kinderen neemt. Als de rechtbank bepaalt dat [naam kind 2] bij moeder zal verblijven, acht vader zich niet in staat het gezag over [naam kind 2] uit te oefenen.

De beoordeling

Aangehouden verzoek tot beëindiging van het gezag
Op grond van artikel 1:266, lid 1, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aan de eisen voor beëindiging van het gezag van de moeder voldaan. Uit de stukken die zijn overgelegd en dat wat op zitting is besproken volgt dat de kinderen gebukt gaan onder de voortdurende strijd tussen de ouders en dat zij gebaat zijn bij duidelijkheid. Niet alleen is sprake van strijd tussen de ouders, ook de individuele relatie tussen de kinderen en de ouders, en tussen de kinderen onderling is verstoord geraakt. Onder meer hieruit volgt dat de minderjarigen zodanig opgroeien dat zij in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd, één van de vereisten om tot gezagsbeëindiging te kunnen overgaan. De rechtbank ziet dat duidelijkheid voor alle betrokkenen belangrijk is. Tegelijkertijd ziet de rechtbank, en zo is dit ook aangegeven door de Raad, dat het beëindigen van het gezag van de moeder niet zal bijdragen aan de oplossing van de problemen die nu spelen en met name aan het verbeteren van de communicatie tussen de ouders en de onderlinge relaties tussen de verschillende gezinsleden. De belemmeringen die de vader ervaart in de uitoefening van het gezag zijn niet de voornaamste reden waardoor de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd: dat is de extreem verstoorde communicatie tussen de ouders en alle gevolgen die dat tot nu toe heeft gehad. Dit zal niet worden opgeheven door een gezagsbeeïndiging van de moeder. Uit de stukken blijken weliswaar tekorten in de opvoedkwaliteiten van de moeder; gezien echter het geregelde contact dat er tussen haar en de kinderen bestaat is onvoldoende komen vast te staan dat zij niet in staat zou zijn een deel van de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de kinderen aanvaardbaar te achten termijn. Zij speelt immers, met name voor de twee jongste kinderen, een belangrijke rol in hun leven. De kinderen hebben bovendien aangegeven dat zij beide ouders belangrijk vinden en dat zij geen wens hebben tot het beëindigen van het gezag van de moeder. [naam kind 2] uit zich hierin het duidelijkst; al sinds zij bij de vader is geplaatst verzet zij zich heftig en consequent tegen dit verblijf. Zij voelt zich niet gehoord en gezien door hem en juist wel door de moeder. [naam kind 2] uit een sterke wens om weer bij de moeder te wonen.
De rechtbank ziet, alles meewegend, onvoldoende gronden om over te gaan tot beëindiging van het gezag van de moeder over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] en zal dit verzoek van de Raad dan ook afwijzen.
Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing
Zoals hiervoor ook gesteld, blijkt uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting dat sprake is van een zodanig ernstige bedreigde ontwikkeling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] dat voortzetting van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat nog steeds uit de strijd die de ouders al jarenlang met elkaar voeren, waardoor de kinderen klem zitten tussen beide ouders. De komende tijd zal de nodige hulpverlening worden ingezet. Het is mede daarom nodig de ondertoezichtstelling te laten voortduren. Daarnaast dient de GI als neutrale derde beschikbaar te zijn om zicht te houden op de kinderen, met name de twee jongste, in de gepolariseerde situatie waarin zij leven. Gelet op het voorgaande is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het BW. De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengen voor de duur van een jaar.
Ook de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 2] en [naam kind 3] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De rechtbank zal de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 3] bij de vader daarom verlengen voor de verzochte duur van een jaar. Dit verzoek is ook niet weersproken door de ouders. Dit ligt anders waar het gaat om [naam kind 2]. De rechtbank begrijpt dat de huidige situatie voor [naam kind 2] erg moeilijk is. Zij geeft aan dat zij nu meer behoefte heeft aan de moeder dan aan de vader en spreekt al langere tijd de sterke wens uit om bij de moeder te wonen. De GI heeft op zitting aangegeven dat de wensen van [naam kind 2] serieus moeten worden genomen. Gelet op deze informatie, de brief die de GI namens [naam kind 2] op 10 juni 2022 aan de rechtbank heeft verzonden en de inhoud van het kindgesprek voorafgaand aan de zitting met [naam kind 2], zal de rechtbank de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 2] bij de vader voor kortere duur, namelijk voor de duur drie maanden, verlengen. Het overige deel van het verzoek wordt aangehouden en zal op een volgende zitting verder worden behandeld.
De rechtbank verzoekt de GI om de wens van [naam kind 2] om bij de moeder te wonen en de bezwaren om bij de vader te wonen nader te onderzoeken en hierbij haar behandelaar te betrekken. De rechtbank is van oordeel dat de langdurig bestaande behoefte van [naam kind 2] aan verblijf bij de moeder zeer serieus genomen moet worden. De rechtbank verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum hierover en over het verloop van de ingezette MDFT te informeren, met afschrift van de rapportage aan de belanghebbenden en aan de Raad. De Raad wordt verzocht om de volgende zitting als informant te verschijnen.
De rechtbank heeft verder tijdens de kindgesprekken en de mondelinge behandeling begrepen dat er in de praktijk een ruime omgangsregeling bestaat tussen de moeder en de kinderen waar iedereen zich goed bij voelt. De rechtbank acht het van belang dat deze ruime omgangsregeling blijft lopen.
Uitvoerbaar bij voorraad
De rechtbank zal haar beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat de rechtbank het in het belang van de kinderen acht dat er meteen duidelijkheid over de juridische situatie bestaat. Dat betekent dat de beslissing moet worden uitgevoerd, totdat eventueel in hoger beroep anders wordt beslist.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] tot 6 juli 2023;
verlengt de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 3] bij de gezaghebbende vader tot 6 juli 2023;
verlengt de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 2] bij de gezaghebbende vader tot 6 oktober 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder (C/10/616029 / JE RK 21-807);

en alvorens verder te beslissen:

houdt het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 2] aan (C/10/638167 / JE RK 22-1105);
bepaalt dat de verdere behandeling van de zaak zal plaatsvinden ter zitting van de
meervoudige kamer op 27 september 2022 te 15:30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaal zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. L. Amperse en K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechters;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als een oproep van alle belanghebbenden, te weten de GI, de vader, de moeder en haar advocaat;
verzoekt de Raad om als informant op voornoemde zittingsdatum te verschijnen en bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als een oproep van de Raad
;
gelast de oproeping van [naam kind 2] tegen voornoemde zittingsdatum en -tijdstip;
verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de genoemde zittingsdatum de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift daarvan aan de belanghebbenden en aan de Raad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. L. Amperse en K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. L.F. Verhaart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.