ECLI:NL:RBROT:2022:6651

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/631320 / JE RK 21-3475 & C/10/636702 / JE RK 22-866
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling, wijziging zorgregeling en benoeming bijzondere curator in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], en de wijziging van de zorgregeling tussen de vader en [naam kind]. De ondertoezichtstelling was eerder vastgesteld tot 7 juli 2022, maar de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging voor negen maanden, gezien de complexe problematiek en de beperkte bereidheid van de vader om mee te werken aan hulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van forse scheidingsproblematiek tussen de ouders, wat een negatieve impact heeft op de ontwikkeling van [naam kind]. De ouders zijn niet in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren over de zorg voor hun kind.

De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 7 maart 2023 en bepaald dat er gedurende deze periode geen zorgregeling zal gelden tussen de vader en [naam kind]. De regie over de (her-opbouw van de) zorgregeling komt te liggen bij de GI. De rechtbank heeft ook een bijzondere curator benoemd om de belangen van [naam kind] te behartigen, gezien de voortdurende moeizame communicatie tussen de ouders en het stilvallen van het contact tussen [naam kind] en zijn vader. De bijzondere curator zal betrokken blijven om de situatie te monitoren en te adviseren over de mogelijkheden voor contactherstel.

De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is dat [naam kind] therapie krijgt in de vorm van therapeutisch boksen en/of psychomotorische therapie, en dat de jeugdbeschermer een coördinerende rol moet vervullen in dit proces. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de vader een persoonlijkheidsonderzoek moet aanvragen om beter inzicht te krijgen in zijn gedrag en de impact daarvan op [naam kind]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
zaakgegevens: C/10/631320 / JE RK 21-3475 & C/10/636702 / JE RK 22-866
datum uitspraak: 1 juli 2022
beschikking verlenging ondertoezichtstelling, wijzigen zorgregeling en benoeming bijzondere curator
in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2011 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam curator],

hierna te noemen: de bijzondere curator, kantoorhoudende te [plaatsnaam].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 8 maart 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 24 mei 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het rapport van de bijzondere curator van 29 april 2022, ingekomen bij de griffie op 29 april 2022.
Op 17 juni 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Verschoor,
- de advocaat van de vader, mr. E.A. Kazzaz-de Hoog,
- de bijzondere curator,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 24 mei 2022 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 7 juli 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 23 februari 2021 de volgende zorgregeling vastgesteld:
wijzigt de zorgregeling tussen de vader en [naam kind] en bepaalt dat deze als volgt zal zijn:
één keer in de twee weken op de woensdag waarbij de vader [naam kind] uit school haalt en hem vervolgens om 19:00 uur bij de moeder thuis brengt en zoveel meer als de GI in het belang van [naam kind] vindt.

De verzoeken

De GI heeft verzocht de door de kinderrechter op 23 februari 2021 vastgestelde zorgregeling te wijzigen, in die zin dat de omgang tussen de vader en [naam kind] tijdelijk wordt stilgezet voor de duur van drie maanden. Ter zitting heeft de GI gevraagd de omgang stil te zetten voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft voorts verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van negen maanden. Bij voormelde beschikking van 24 mei 2022 is de ondertoezichtstelling voor de duur van één maand verlengd en is het overige verzochte aangehouden, te weten de verlenging van de ondertoezichtstelling tot 7 maart 2023.

Het standpunt van de GI

De GI heeft de verzoeken ter zitting als volgt toegelicht. Er is sprake van complexe problematiek en is er nauwelijks behandelingsbereidheid bij de vader. De GI heeft het gezin aangemeld bij het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (hierna: KSCD). Er is een wachtlijst bij het KSCD, waardoor het lang zal duren voordat het onderzoek kan worden afgerond. Het zou ongeveer zes maanden duren voordat het gezin aan de beurt is, maar de verwachting is dat de wachttijd oploopt. De bijzondere curator heeft in haar rapportage forensische mediation voorgesteld. De GI kan zich hierin vinden, maar kan hierin zelf niet meer doen dan de ouders adviseren eraan mee te werken. De GI heeft geïnvesteerd in contact met [naam kind]. De jeugdbeschermer is met hem gaan voetballen en merkt dat [naam kind] zijn emoties toont en zijn mening geeft, wanneer er tijd in hem geïnvesteerd wordt. Op termijn moet er volgens de GI gedacht worden aan therapeutisch boksen en psychomotore therapie (PMT) voor [naam kind]. De verwachting is dat hij rond de herfstvakantie zou kunnen starten met PMT. De GI acht het tot slot van belang dat de bijzondere curator betrokken blijft.

Het standpunt van belanghebbenden

De advocaat van de vader laat weten dat de vader op de rechtbank aanwezig was om de zitting bij te wonen, maar dat hij is weggegaan omdat het een te grote schok voor hem was om [naam kind] te zien. De advocaat heeft namens de vader verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI. De vader is geen voorstander van een verlenging van de ondertoezichtstelling. Zijn ervaring is dat het hem alleen een aantal bezoeken met [naam kind] heeft opgeleverd waar druk op lag, omdat er iemand meekeek. Ook het stilzetten van de omgangsregeling is niet in het belang van [naam kind], omdat de verantwoordelijkheid voor de omgang dan teveel bij [naam kind] wordt gelegd. De vader heeft altijd aangegeven dat hij alles wil doen om de situatie te verbeteren. De advocaat verwacht dat de vader wil meewerken aan forensische mediation. Verder moet de communicatie met de moeder verbeterd worden. Volgens de vader stagneert de voortgang, omdat de moeder niet wil meewerken aan hulpverlening.
De moeder heeft – deels bij monde van haar advocaat – ingestemd met de verzoeken. De moeder wil niet meewerken aan forensische mediation. De moeder heeft in het verleden aan alle hulpverlening meegewerkt, maar wil nu dat er eerst psychologisch onderzoek plaatsvindt bij de vader. De moeder voelt zich heel erg belast door alle procedures die de vader gestart is over [naam kind]. De manier waarop hij zijn vaderrol invult, past echter niet bij de behoefte van [naam kind]. De vader zou moeten inzien dat hij ook moet leren hoe hij met de moeder moet omgaan om zijn vaderrol op een normale manier te kunnen invullen. Voordat er gedacht kan worden aan contactherstel tussen [naam kind] en zijn vader, moet er eerst via een persoonlijkheidsonderzoek zicht komen op de mogelijkheden en beperkingen van de vader.
De bijzondere curator heeft ter zitting aangegeven dat zij hoopte dat de ouders door middel van forensische mediation zouden leren elkaar ruimte te geven om enige vorm van vaderschap aan [naam kind] te kunnen bieden. De bijzondere curator heeft benadrukt dat de ouders een grote verantwoordelijkheid hebben richting [naam kind]. Het is aan hen om de problemen op te lossen. Bij De Waag zou een persoonlijkheidsonderzoek van de vader met aansluitend psycho-educatie kunnen worden ingezet. De moeder zou iedere maand een werkstukje moeten opstellen over [naam kind] en dat met de vader moeten delen. De bijzondere curator heeft verder geadviseerd de regie voor wat betreft de omgang bij de GI neer te leggen. Binnen de ondertoezichtstelling kan [naam kind] hulp geboden worden door middel van therapeutisch boksen en daarbij kan op termijn bekeken worden of er ruimte is bij [naam kind] om omgang met de vader op te starten.

De beoordeling

De ondertoezichtstelling
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog altijd in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Tussen de ouders is al jaren sprake van forse scheidingsproblematiek, wat zijn effect op het welzijn van [naam kind] heeft. De ouders zijn niet in staat om met elkaar te communiceren over [naam kind]. Er is al lange tijd geen contact meer tussen [naam kind] en zijn vader; er wordt al ongeveer een jaar geen invulling gegeven aan de zorgregeling. Het is van belang dat er aandacht is en blijft voor de emoties die dit bij [naam kind] teweeg brengt. Zoals de jeugdbeschermer heeft aangegeven, heeft [naam kind] hier therapie voor nodig in de vorm van therapeutisch boksen en/of PMT. Het is van belang dat de jeugdbeschermer hierin een coördinerende rol heeft.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de resterende duur van acht maanden, te weten tot 7 maart 2023.
De zorgregeling
Uit de stukken en uit het gesprek dat de voorzitter met [naam kind] heeft gevoerd, is gebleken dat [naam kind] op dit moment niet open staat voor contactherstel met zijn vader.
Krachtens het bepaalde in artikel 1:265g, eerste lid, BW kan de rechtbank op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Krachtens het bepaalde in artikel 1:265g, tweede lid, BW kan de rechtbank op het verzoek van een met het gezag belaste ouder, een omgangsgerechtigde, de minderjarige van twaalf jaar of ouder en de GI de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond - voor zover hier van belang - dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat kinderen op een onbelaste manier contact moeten kunnen hebben met hun beide ouders. Op dit moment blijkt er echter bij [naam kind] geen ruimte te zijn voor contact tussen hem en zijn vader. De bijzondere curator heeft aangegeven dat de vader geen/weinig inzicht heeft in zijn handelen richting [naam kind]. Zo negeert de vader bijvoorbeeld de gevoelens van ongemak en schaamte die [naam kind] heeft wanneer de vader de grenzen van [naam kind] overschrijdt. De vader toont ook te weinig empathie met deze jongen die klem zit. De vader lijkt niet in te zien dat hij daarmee [naam kind] van zich verwijdert. De rechtbank stelt vast dat deze problematiek inmiddels jaren speelt en dat er geen verbetering in lijkt te komen. Daarmee is sprake van een wijziging van omstandigheden ten opzichte van het moment waarop de zorgregeling is vastgesteld. De rechtbank ziet op dit moment geen andere mogelijkheid dan de zorgregeling, zoals deze is vastgesteld, voor de duur van de ondertoezichtstelling stop te zetten en daarbij te bepalen dat de regie voor de (hernieuwde opbouw van de) zorgregeling komt te liggen bij de GI. Het uitgangspunt daarbij is dat binnen de duur van de ondertoezichtstelling toegewerkt wordt naar een hernieuwde opbouw van de zorgregeling. Dit hangt echter samen met de door de vader te nemen stappen. Van belang is dat er (nog) meer duidelijkheid komt over de belemmerende factoren ten aanzien van de omgang. Opdat de vader hier meer zicht op krijgt is de rechtbank van oordeel dat de vader (via zijn huisarts) een persoonlijkheidsonderzoek bij bijvoorbeeld De Waag dient aan te vragen, zodat duidelijker zal worden welk gedrag van de vader helpend kan zijn om de omgang weer op gang te krijgen en welk gedrag daarin belemmerend werkt. Afhankelijk van de uitkomst van het persoonlijkheidsonderzoek en psycho-educatie die de vader aansluitend zou moeten volgen, kan de jeugdbeschermer bezien of er ruimte is om het contact tussen [naam kind] en zijn vader te herstellen. Daarbij dienen de bevindingen van de bijzondere curator ook meegewogen te worden.
Daarnaast zal [naam kind] starten met therapeutisch boksen en/of PMT. De rechtbank verwacht dat de jeugdbeschermer [naam kind] stimuleert en blijft monitoren of er vanuit [naam kind] ruimte komt voor hernieuwd contact met zijn vader. Dit contact zou bijvoorbeeld (opnieuw) kunnen starten met een kaartje of een berichtje. De rechtbank verwacht dat de jeugdbeschermer periodiek in de gaten houdt, afhankelijk van de contacten met [naam kind] en het persoonlijkheidsonderzoek van de vader en de te volgen therapie, of er mogelijkheden zijn om het contact te hervatten.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat er geen zorgregeling met de vader zal gelden voor de duur van de ondertoezichtstelling, waarbij de regie over de (her-opbouw van de) zorgregeling bij de GI komt te liggen.
De bijzondere curator
In artikel 1:250 BW is - voor zover hier van belang - bepaald dat, wanneer in
aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen
van de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarige, de
rechtbank, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in
het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een
belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator kan benoemen om de minderjarige ter
zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
Bij beschikking van 8 maart 2022 heeft de rechtbank op grond van artikel 1:250 BW een bijzondere curator benoemd. Ter zitting is gebleken dat de bijzondere curator ook voor de komende periode een taak voor zichzelf ziet weggelegd. Gezien de voortdurende moeizame communicatie tussen de ouders en het op dit moment geheel stil liggen van het contact tussen [naam kind] en de vader, acht de rechtbank het nog steeds in het belang van [naam kind] noodzakelijk dat de bijzondere curator betrokken blijft om hem, zowel in als buiten rechte, te blijven vertegenwoordigen. De rechtbank zal de bijzondere curator opnieuw benoemen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De rechtbank verwacht van de bijzondere curator dat ook zij, voor zover dat binnen haar mogelijkheden ligt, zicht houdt op het verloop van het persoonlijkheidsonderzoek van de vader en de noodzakelijk geachte psycho-educatie. De rechtbank geeft de bijzondere curator hierbij in overweging periodiek bij de GI en [naam kind] na te gaan hoe de situatie ervoor staat, zodat zij kan aangeven of en op welke wijze het contact tussen de vader en [naam kind] hervat kan worden, op welke manier dan ook.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 7 maart 2023;
bepaalt dat er voor de duur van de ondertoezichtstelling geen zorgregeling zal gelden tussen de vader en [naam kind], gedurende welke periode de GI de regie zal hebben met als doel te komen tot de (her-opbouw van de) zorgregeling met de vader;
(her)benoemt voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 7 maart 2023, tot bijzondere curator over [naam kind]:
[naam curator]
[naam kantoor]
[adres].
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Persoon, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. A.A.J. de Nijs en mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.