In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], en de wijziging van de zorgregeling tussen de vader en [naam kind]. De ondertoezichtstelling was eerder vastgesteld tot 7 juli 2022, maar de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging voor negen maanden, gezien de complexe problematiek en de beperkte bereidheid van de vader om mee te werken aan hulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van forse scheidingsproblematiek tussen de ouders, wat een negatieve impact heeft op de ontwikkeling van [naam kind]. De ouders zijn niet in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren over de zorg voor hun kind.
De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 7 maart 2023 en bepaald dat er gedurende deze periode geen zorgregeling zal gelden tussen de vader en [naam kind]. De regie over de (her-opbouw van de) zorgregeling komt te liggen bij de GI. De rechtbank heeft ook een bijzondere curator benoemd om de belangen van [naam kind] te behartigen, gezien de voortdurende moeizame communicatie tussen de ouders en het stilvallen van het contact tussen [naam kind] en zijn vader. De bijzondere curator zal betrokken blijven om de situatie te monitoren en te adviseren over de mogelijkheden voor contactherstel.
De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is dat [naam kind] therapie krijgt in de vorm van therapeutisch boksen en/of psychomotorische therapie, en dat de jeugdbeschermer een coördinerende rol moet vervullen in dit proces. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de vader een persoonlijkheidsonderzoek moet aanvragen om beter inzicht te krijgen in zijn gedrag en de impact daarvan op [naam kind]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.