ECLI:NL:RBROT:2022:6625

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
10/299170-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning met toepassing van artikel 63 Wetboek van Strafrecht

Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie en geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen in zijn woning. De officier van justitie, mr. M.A.A. Smetsers, eiste een gevangenisstraf van drie maanden, maar de rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet van toegevoegde waarde zou zijn, gezien de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank sprak de verdachte gedeeltelijk vrij van het medeplegen, maar achtte het voorhanden hebben van het vuurwapen wel bewezen. Het vuurwapen, een Glock pistool, was op 26 mei 2020 aangetroffen in de woning van de verdachte, verborgen achter de wasmachine.

De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen met zich meebrengt. De verdachte had eerder al een soortgelijk feit gepleegd en was daarvoor veroordeeld. De rechtbank besloot uiteindelijk tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, waarbij de verdachte zich gedurende deze periode niet aan een strafbaar feit mocht schuldig maken. De rechtbank legde de straf op met het doel de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. A.M.H. Geerars als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/299170-21
Datum uitspraak:
18 juli 2022
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het bestanddeel medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak zonder motivering
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft begaan, zodat de verdachte daar partieel zonder nadere motivering van zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II komt de rechtbank, net als de officier van justitie, tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Het is daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 mei 2020 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19 Gen 4, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen (categorie III) in zijn woning. Het vuurwapen is aangetroffen in een verborgen ruimte achter de wasmachine en droger. In dezelfde woning is bovendien al eerder een ander vuurwapen van de verdachte aangetroffen tijdens een doorzoeking. Toen is het onderhavig vuurwapen niet ontdekt. De verdachte heeft destijds geen openheid van zaken gegeven over de aanwezigheid van een tweede vuurwapen. Vervolgens is de verdachte lange tijd gedetineerd geweest en werd het toevallig ontdekt door iemand anders. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen maakt het gebruik daarvan mogelijk, met alle gevolgen van dien. Hiertegen dient om die reden streng te worden opgetreden. Het vuurwapen is nu netjes naar de politie gebracht door de persoon die het vond op het moment dat hij de wasmachine in de woning wilde vervangen, maar dit had ook anders kunnen aflopen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in de periode gelegen tussen de pleegdatum van het bewezen feit en de datum van dit vonnis is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht over samenloop van strafbare feiten is daarmee van toepassing.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht stelt de rechtbank voor de vraag welke straf in de rede zou hebben gelegen als de zaken gelijktijdig zouden zijn behandeld. Uit het vonnis van deze rechtbank van 22 september 2020 blijkt dat de verdachte destijds is veroordeeld tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en dat de verdachte heeft deze straf uitgezeten. Het is onbekend of de verdachte thans nog in Nederland verblijft, van hem is in ieder geval geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland bekend. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenistraf op dit moment niet van toegevoegde waarde. In plaats daarvan zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke straf opleggen. Deze voorwaardelijke strafdient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19 Gen 4, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.