Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie en geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen in zijn woning. De officier van justitie, mr. M.A.A. Smetsers, eiste een gevangenisstraf van drie maanden, maar de rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet van toegevoegde waarde zou zijn, gezien de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank sprak de verdachte gedeeltelijk vrij van het medeplegen, maar achtte het voorhanden hebben van het vuurwapen wel bewezen. Het vuurwapen, een Glock pistool, was op 26 mei 2020 aangetroffen in de woning van de verdachte, verborgen achter de wasmachine.
De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen met zich meebrengt. De verdachte had eerder al een soortgelijk feit gepleegd en was daarvoor veroordeeld. De rechtbank besloot uiteindelijk tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, waarbij de verdachte zich gedurende deze periode niet aan een strafbaar feit mocht schuldig maken. De rechtbank legde de straf op met het doel de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. A.M.H. Geerars als voorzitter.