ECLI:NL:RBROT:2022:66

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
21.440 FT RK
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring van SANBAK PERSONEEL B.V. na verzoek van werknemer wegens niet ontvangen loon en tegenvordering door werkgever

Op 6 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij SANBAK PERSONEEL B.V. failliet is verklaard. Het verzoek tot faillietverklaring was ingediend door een werknemer, die stelde een opeisbare vordering te hebben op de onderneming wegens niet ontvangen loon van 11 oktober 2021 tot en met 5 december 2021, ter hoogte van € 6.013,12 bruto. De werkgever, SANBAK PERSONEEL B.V., betwistte de vordering en voerde aan dat er een tegenvordering op de werknemer bestond, die hoger zou zijn dan de vordering van de werknemer. De werkgever stelde dat de werknemer onhandelbaar gedrag vertoonde en dat er geen arbeid was geleverd, waardoor er geen loon verschuldigd was.

De rechtbank heeft de bevoegdheid om de insolventieprocedure te openen vastgesteld, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de onderneming in Nederland ligt. Het verzoek om uitstel van de behandeling op grond van de Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV werd afgewezen, omdat deze wet inmiddels was vervallen. De rechtbank oordeelde dat er summierlijk bewijs was van de toestand van de onderneming, die had opgehouden te betalen, en dat er sprake was van pluraliteit van schuldeisers.

De rechtbank concludeerde dat de werknemer voldoende had aangetoond dat hij recht had op loon en dat de tegenvordering van de werkgever niet aannemelijk was gemaakt. Gelet op de omstandigheden en de financiële situatie van de onderneming, werd het verzoek tot faillietverklaring toegewezen. De rechtbank benoemde mr. M. Aukema als rechter-commissaris en mr. J.M. van der Wulp als curator. De kostenveroordeling van de werkgever werd afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 6 januari 2022
VONNIS op het op 13 december 2021 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
[naam 1] ,
wonende te Spijkenisse,
verzoeker,
advocaat: mr. B.L. ‘t Hart,
strekkende tot faillietverklaring van:
SANBAK PERSONEEL B.V.,
gevestigd te Oostzanddijk 14 WINK,
3221 AL Hellevoetsluis,
statutair gevestigd te Hellevoetsluis,
verweerster.

1.De procedure

Op 4 januari 2022 zijn in raadkamer gehoord, verzoeker, alsmede mr. B.L. ’t Hart en de heer [naam 2] . Namens verweerster is gehoord de heer [naam 3] (middellijk bestuurder), bijgestaan door de heer [naam 4] .
Voorafgaand aan de zitting heeft verweerster op 3 januari 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunt van partijen

Verzoeker heeft het faillissement van verweerster aangevraagd, stellende dat hij een opeisbare vordering heeft op verweerster. De vordering van verzoeker bestaat uit het niet ontvangen loon vanaf 11 oktober 2021 tot en met 5 december 2021. De opeisbare vordering bedraagt € 6.013,12 bruto. De steunvordering bestaat uit een vordering van de heer W. de Jonge van € 4.848,80 bruto die eveneens vanaf 11 oktober 2021 tot en met 5 december 2021 geen loonbetaling ontvangen heeft.
Verweerster heeft in haar verweerschrift (samengevat) het volgende aangevoerd. Verweerster betwist de vordering van verzoeker nu er volgens verweerster een tegenvordering op verzoeker is. De tegenvordering is hoger dan de vordering van verzoeker. Verweerster heeft aangevoerd dat door gedragingen van verzoeker in de uitvoering van zijn functie schade is geleden die opeisbaar is geworden. Verzoeker heeft drie officiële waarschuwingen gekregen vanwege onhandelbare gedragingen, waaronder het weglopen tijdens een dienst, waardoor er geen kok beschikbaar was in het restaurant en deze per direct moest sluiten. Tevens is er een laptop in bruikleen gegeven aan verzoeker die niet is terug gegeven. Verder heeft verweerster gesteld dat zij niet in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen, nu er een aanvraag NOW5 en NOW6 is ingediend bij het UWV. Verweerster stelt dat zij niet eerder in aanmerking kwam voor NOW1 tot en met NOW4 nu zij haar onderneming pas na 1 februari 2020 heeft opgericht. Met betrekking tot NOW5 en NOW6 stelt verweerster hiervoor wel in aanmerking te komen, waarmee de lonen van het personeel voldaan kunnen worden. Tot slot doet verweerster een verzoek tot betalingsuitstel op grond van Tijdelijk Wet COVID-19 SZW en JenV.
Ter terechtzitting is door verweerster gesteld dat er door verzoeker geen arbeid is geleverd. Indien verzoeker geen arbeid levert staat daar geen loon tegenover. Daarnaast wordt de steunvordering niet betwist.
Verweerster betwist dat zij in een staat verkeert dat zij is opgehouden met betalen en dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers. Zij verzoekt het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen met veroordeling van verzoeker in de kosten van de procedure.

3.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Het, overigens niet met stukken onderbouwde, verzoek om uitstel van de behandeling van het verzoek op grond van de Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV (de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel) dient te worden afgewezen nu deze voorziening met ingang van 1 augustus 2021 is vervallen. Onweersproken is dat het belang van verzoeker die als werknemer geen loon ontvangt en een beroep wenst te doen op de loongarantieregeling mee brengt dat op korte termijn zal worden geoordeeld over het verzoek.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting oordeelt de rechtbank dat verweerster de vordering van verzoeker summierlijk vast staat en niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd, is weersproken. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij, los van de periode van ziekte, zich beschikbaar heeft gehouden voor het uitvoeren van zijn werk maar dat verweerster daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Daarnaast is niet gebleken dat verweerster de gepretendeerde tegenvordering buiten rechte heeft teruggevorderd. De schade die wordt gesteld is gelet op de gemotiveerd betwisting niet aannemelijk gemaakt. Een recht op verrekening met de verplichting om loon door te betalen is niet aangetoond.
Voor wat betreft de financiële toestand voert verweerster aan dat zij erkent in november aan het personeel te hebben aangekondigd eigen aangifte van faillissement te doen, maar dat zij inmiddels loonsteun bij het UWV heeft aangevraagd met betrekking tot NOW5 en NOW6. Dat de aanvraag gaat leiden tot toekenning van subsidie is onbekend, en verweerster heeft niet aannemelijk kunnen maken dat de toestand van te hebben opgehouden te betalen met de ontvangst van een besluit tot toekenning zal leiden tot betaling van de vordering van verzoeker. Daarbij komt dat de loonvordering van verzoeker dateert vanaf 11 oktober 2021. De NOW5 geldt voor de periode vanaf 1 november en december 2021. NOW6 heeft betrekking op de periode januari 2022 tot en met maart 2022.
Voorts concludeert de rechtbank dat verzoeker voldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd dat verweerder meerdere schuldeisers heeft. Verzoeker heeft daartoe stukken aan de rechtbank overgelegd. Ter zitting was met instemming van partijen een collega werknemer van verweerster aanwezig, die evenmin wordt betaald. Verweerster erkent de steunvordering van verweerder. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat sprake is van pluraliteit van schuldeisers.
De rechtbank oordeelt dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoeker en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Een en ander leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart SANBAK PERSONEEL B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. J.M. van der Wulp, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht;
- wijst het verzoek van verweerster tot veroordeling van verzoeker in de proceskosten af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2022 te 14:00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.