In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is op 7 juli 2022 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure. Het verzoekschrift, ingediend door [verzoeker] op 16 maart 2022, betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd. [verzoeker] verzoekt primair om een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd en subsidiair om de vernietiging van een mogelijke opzegging. Daarnaast vraagt [verzoeker] om veroordeling van [gedaagden] tot toelating tot de bedongen arbeid, betaling van achterstallig loon en verstrekking van salaris-specificaties.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2022 is vastgesteld dat de primaire verzoeken van [verzoeker] niet op de juiste wijze zijn ingeleid, aangezien deze vorderingen bij dagvaarding moeten worden ingesteld volgens artikel 78 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoeker] een verkeerd processtuk heeft gebruikt en heeft besloten dat de procedure moet worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. Tevens is afgesproken dat de procedure wordt geschorst in afwachting van de uitkomst van een mediationtraject, waartoe partijen hebben ingestemd.
De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar de rolzitting op 29 september 2022, waar [verzoeker] de gelegenheid krijgt om haar stellingen aan te passen aan de dagvaardingsprocedure. De beschikking is gegeven door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.