ECLI:NL:RBROT:2022:6513

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
10-080367-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door uitvoer van harddrugs

Op 31 maart 2022 zijn de verdachte en haar medeverdachte aangehouden op de Rijksweg A16 in Ridderkerk, waar in hun auto bijna drie kilo harddrugs, waaronder cocaïne en heroïne, zijn aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat zij samen met de medeverdachte naar Rotterdam was gereden om een shisha lounge te bezoeken, maar dat dit niet was gelukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de drugs in een verborgen ruimte onder de achterbank van de auto waren verstopt en dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld door deze drugs uit Nederland te vervoeren. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelt dat de verdachte en haar medeverdachte wetenschap hadden van de drugs en dat zij opzettelijk handelden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft het beroep op afwezigheid van alle schuld afgewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-080367-22
Datum uitspraak: 20 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
volgens opgave verdachte wonende op het adres:
[adres] , [woonplaats] ( [land] ),
raadsman mr. M.R. Dill, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair (niet opzettelijk) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventig dagen met aftrek van voorarrest.

4..Bewijs en bewezenverklaring

Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van wat primair en subsidiair aan de verdachte ten laste is gelegd. Aangevoerd is dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in de auto. Er is geen bewijs dat zij de aangetroffen drugs opzettelijk heeft uitgevoerd of vervoerd, dan wel aanwezig heeft gehad, al dan niet in vereniging met een ander.
Beoordeling
De rechtbank gaat op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 31 maart 2022 om 01.42 uur ziet de politie op de Rijksweg A16 in Ridderkerk een personenauto, merk Honda, type Civic, met kenteken [kentekennummer] , rijden met daarin twee personen. Op aanwijzing van de politie wordt de auto tot stilstand gebracht in Zwijndrecht. Daar blijkt dat de verdachte op de bijrijdersstoel zit, terwijl haar vriendin (hierna: medeverdachte) achter het stuur zit. Onder de achterbank van de auto is een verborgen ruimte aangetroffen met daarin, naar later bleek, in totaal bijna drie kilo harddrugs. Hierop zijn de verdachten aangehouden op verdenking van het overtreden van de Opiumwet.
De medeverdachte verklaarde bij de politiecontrole dat zij aan het einde van de middag, begin van de avond naar Nederland waren gereden en dat zij daar tweeënhalf uur over hadden gedaan. Uit onderzoek van de telefoon van de verdachte valt af te leiden dat de verdachten op 31 maart 2022 omstreeks 00.21 uur Nederland zijn binnengekomen. [1] De medeverdachte verklaarde dat de auto een week eerder door een ander was gekocht op haar naam. De verdachten wilden gaan shisha roken in Nederland, maar dit was niet gelukt. Zij waren nu terug onderweg naar Lille in Frankrijk. [2]
Na de aanhouding heeft de medeverdachte bij de politie verklaard dat zij naar het centrum van Rotterdam waren geweest en op zoek waren naar een shisha lounge of coffeeshop om haar verjaardag te vieren. Dat was niet gelukt en vervolgens zijn zij teruggegaan naar de snelweg met de bedoeling naar Brussel te gaan, met het plan om daar te gaan slapen. De medeverdachte verklaarde dat de auto waarin zij reden van een kennis was, van wie zij de naam niet kende. Zij mocht de auto lenen, omdat haar eigen auto een probleem had. De verdachten zijn de gehele reis samen geweest en alleen onderweg even uit de auto geweest om te tanken. Dat was aan de snelweg. Volgens de medeverdachte is er niemand anders in de auto geweest. De medeverdachte heeft verklaard dat zij niet op de hoogte was van de verborgen ruimte en de aanwezigheid van drugs in de auto. [3]
De verdachte heeft na de aanhouding verklaard dat zij samen met de medeverdachte in Rotterdam was geweest om een shisha bar te zoeken voor de verjaardag van de medeverdachte. Zij konden niets vinden en daarom reden zij terug richting Brussel. Volgens de verdachte waren zij niet in het centrum van Rotterdam geweest, maar aan de rand van de stad. De verdachte heeft verklaard dat zij nog geen half uur in Nederland zijn geweest, de tijd die nodig is om heen en weer te rijden. Het was de bedoeling om de volgende dag naar België te gaan. De verdachte heeft verklaard dat de auto van de medeverdachte was en dat zij hem ongeveer een week had. Zij zijn gedurende de reis steeds samen geweest en ze zijn niet gestopt in Rotterdam. Volgens de verdachte hebben zij voortdurend samen in de auto gezeten. Zij heeft verklaard dat zij niet op de hoogte was van de verborgen ruimte en de aanwezigheid van drugs in de auto. [4]
Tijdens de voorgeleiding bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat de medeverdachte haar op het laatste moment had gevraagd of zij zin had om mee te gaan naar Rotterdam om naar een shisha lounge te gaan om haar verjaardag te vieren. Ze hadden niets gevonden wat ze leuk vonden en toen hebben ze beiden besloten om terug te gaan.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat zij rond 21.00 uur bij de medeverdachte thuis was. Die stelde toen voor om naar een shisha lounge te gaan in Rotterdam. De medeverdachte had een probleem met haar eigen auto en daarom zijn zij de auto van een vriend van haar gaan halen. Zij en de medeverdachte zijn niet uit de auto geweest en steeds bij elkaar gebleven. Zij zijn hooguit vijf minuten in Rotterdam geweest.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met de medeverdachte, het ten laste heeft begaan, meer in het bijzonder of zij opzet heeft gehad op het uitvoeren, vervoeren dan wel aanwezig hebben van de aangetroffen drugs, te weten cocaïne en heroïne.
Vast staat dat de drugs in de verborgen ruimte lagen in de auto waarin verdachte en medeverdachte reden. Behoudens een onderbouwde en aannemelijke andere uitleg van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden niet anders kan worden afgeleid dan dat de verdachte, tezamen en in vereniging met de medeverdachte, de aangetroffen drugs aanwezig heeft gehad in een naar het buitenland bestemd voertuig, wat tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde uitvoer leidt.
De uitleg van de verdachte houdt in grote lijnen in dat zij met de medeverdachte van Lille naar Rotterdam is gereden om shisha te roken, dat zij in Rotterdam kort hebben gezocht naar shisha lounges maar dat die gesloten waren en dat zij toen besloten om naar Brussel te rijden. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat zij en de medeverdachte steeds samen zijn geweest en dat zij de auto niet uit zijn geweest.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de verdachten ruim twee uur hebben gereden om shisha te gaan roken, om vervolgens na vijf minuten onverrichter zake rechtsomkeert te maken. Een zoekslag op het internet levert daarnaast op dat meerdere shisha lounges en coffeeshops in het centrum van Rotterdam in de nachtelijke uren zijn geopend. Ook de verklaring dat de medeverdachte de sleutel van de auto die op haar naam stond moest ophalen bij een voor haar onbekende man en dat zij geld meekreeg voor benzine is onaannemelijk en daarnaast niet te verifiëren, nu verdachte aangeeft van beide mannen geen naam of contactgegevens te hebben. Zowel de verdachte als de medeverdachte beschikte immers over (nog) een eigen auto. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte zijn bovendien op essentiële onderdelen tegenstrijdig en inconsistent. Zo hebben zij verschillend verklaard over de eigendom en de tenaamstelling van de auto waarin zij reden.
Daar komt bij dat de aangetroffen drugs een geschatte straatwaarde hebben van € 50.000,- tot € 100.000,-. In het scenario van de verdachte zou de kennis van wie de medeverdachte de auto geleend heeft deze hoeveelheid drugs onbeheerd achtergelaten hebben in zijn auto, terwijl hij wist dat daarmee naar Nederland zou worden gereden. Dit is onwaarschijnlijk. Het is algemeen bekend dat vanuit Frankrijk of België regelmatig ritjes worden gemaakt om in Rotterdam drugs te kopen of op te halen om vervolgens via de Rijksweg A16 naar die landen terug te rijden. De rechtbank meent dat het niet anders kan dan dat de drugs pas na binnenkomst in Nederland in de verborgen ruimte onder de achterbank van de door de verdachte bestuurde auto zijn gestopt. Dat betekent dat de verdachte en de medeverdachte daar wetenschap van moeten hebben gehad en dat de drugs zich in de machtssfeer van beide verdachten bevonden. De verdachten hebben dus de opzet gehad om de drugs buiten het grondgebied van Nederland te brengen.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 31 maart 2022 te Ridderkerk en Zwijndrecht,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
- 59,9 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 2722 gram van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
(primair)
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Standpunt verdediging
De verdediging heeft subsidiair betoogd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege de afwezigheid van alle schuld. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte slechts op verzoek van haar vriendin een shisha lounge in Rotterdam wilde bezoeken. Op geen enkele wijze had zij er rekening mee dienen te houden dat zij hierdoor betrokken zou raken bij de uitvoer van drugs.
Beoordeling
Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezen verklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen waarom bewezen wordt geacht dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid harddrugs heeft uitgevoerd. Van een onbewustheid, laat staan een verontschuldigbare, is daarom geen sprake. Het beroep op afwezigheid van alle schuld kan daarom niet slagen.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander opzettelijk bijna drie kilo harddrugs uitgevoerd uit Nederland. De harddrugs waren verstopt in een verborgen ruimte onder de achterbank van een door de medeverdachte bestuurde auto. Deze ruimte was op een zeer professionele wijze aangebracht en kan enkel tot doel hebben voorwerpen aan het oog van controlerende of met de opsporing van strafbare feiten belaste instanties te onttrekken.
Het uitvoeren van harddrugs is een ernstig feit. Net als voor Nederland geldt ook voor het buitenland dat cocaïne en heroïne stoffen zijn die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en een sterk verslavende werking hebben. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving in binnen- en buitenland. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. Voorts brengt de handel in harddrugs mee dat een zwart-geld circuit ontstaat en gaat deze handel veelal gepaard met andere vormen van ernstige criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dat is ook de reden dat op de handel in harddrugs en op het buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, zware straffen zijn gesteld.
Uit uittreksels Justitiële Documentatie van Nederland en Frankrijk van 8 april 2022 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in de regel in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast is aansluiting gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) opgestelde oriëntatiepunten voor de uitvoer van harddrugs. Voor de bewezen verklaarde hoeveelheid harddrugs wordt een uitgangspunt gehanteerd van vierentwintig tot dertig maanden gevangenisstraf, met een opslag indien het feit in vereniging is gepleegd. Vanwege de jeugdige leeftijd van de verdachte volstaat de rechtbank met een gevangenisstraf van vierentwintig maanden. Voor verdere matiging van de straf ziet de rechtbank geen aanleiding, nu de verdachte geen openheid van zaken heeft kunnen of willen geven.
Gelet op de door of namens de verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de onder de verdachte in beslag genomen telefoon terug te geven aan de verdachte.
Ten aanzien van dit in beslag genomen voorwerp zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte zijnde degene die als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 telefoon, merk Apple, type iPhone, goednummer [beslagnummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en I. Raterman, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 31 maart 2022 te Ridderkerk en/of Zwijndrecht, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
- ongeveer 59,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 2722 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
(subsidiair)
zij op of omstreeks 31 maart 2022 te Ridderkerk en/of Zwijndrecht, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval al dan niet opzettelijk aanwezig
heeft gehad,
- ongeveer 59,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 2722 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I.

Voetnoten

1.proces-verbaal van politie, nummer [nummer proces-verbaal 1] , pagina 17 e.v. (bijlage bij het doorgenummerde zaaksdossier met nummer [nummer proces-verbaal 2] ).
2.proces-verbaal van politie, nummer [nummer proces-verbaal 3] , pagina 6 e.v. (bijlage bij voormeld zaaksdossier).
3.proces-verbaal van politie, nummer [nummer proces-verbaal 4] , pagina 32 e.v. (bijlage bij voormeld zaaksdossier).
4.proces-verbaal van politie, nummer [nummer proces-verbaal 5] , pagina 50 e.v. (bijlage bij voormeld zaaksdossier).