ECLI:NL:RBROT:2022:6512

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
10-078918-22 / TUL VV: 10-028498-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van iPhone met vrijspraak voor geweld en bedreiging

Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van een iPhone 11 Pro. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, maar werd vrijgesproken van de tenlastegelegde gewelds- en bedreigingsaspecten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 28 maart 2022 in Rotterdam de iPhone van de aangeefster, die deze te koop had aangeboden via Marktplaats, had weggenomen. De verdachte had de telefoon in handen gekregen onder het voorwendsel om geld te pinnen, maar rende vervolgens weg met de telefoon. De aangeefster heeft geprobeerd de verdachte te achterhalen, maar hij heeft de telefoon uiteindelijk neergelegd en is weggegaan. De rechtbank concludeerde dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen was, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de gewelds- en bedreigingsaspecten, aangezien de verklaringen van de aangeefster niet werden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor diefstal. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de schade niet rechtstreeks verband hield met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, maar heeft bijzondere voorwaarden aan de straf verbonden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-078918-22
Parketnummer vordering TUL VV: 10-028498-21
Datum uitspraak: 6 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en meewerken aan een aantal andere voorwaarden het gedrag van de verdachte betreffende;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-028498-21, te weten een gevangenisstraf van een maand.

4..Bewijs en bewezenverklaring

Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van wat aan de verdachte ten laste is gelegd. Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bovendien heeft de aangeefster bij de aangifte geen melding gemaakt van geweld of bedreiging met geweld van de zijde van de verdachte.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangeefster [naam slachtoffer] heeft haar iPhone 11 Pro te koop gezet op Marktplaats. Op 28 maart 2022 had zij bij haar thuis in Rotterdam afgesproken met een persoon die interesse had in de iPhone. Deze persoon noemde zich [valse naam verdachte] , maar bleek later de verdachte te zijn. De aangeefster en de verdachte kwamen een bedrag overeen van € 600,-. De verdachte stelde voor om naar een pinautomaat te gaan om geld te pinnen en de aangeefster ging hiermee akkoord. Beiden liepen in de richting van de auto van de verdachte. De aangeefster zag dat de verdachte de iPhone uit haar hand pakte en daarmee wegrende. Toen de aangeefster achter de verdachte aanfietste, stopte hij met rennen en liep hij intimiderend op de aangeefster af. De aangeefster is om hulp gaan roepen en zij zag dat de verdachte de iPhone neerlegde in het gras en vervolgens wegliep.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij op een gegeven moment een andere kant opliep dan dat de aangeefster fietste. De aangeefster kwam vervolgens op hem afgefietst en toen heeft hij haar iPhone teruggegeven. Deze verklaring heeft hij gehandhaafd tijdens een later verhoor bij de politie. De verdachte heeft ontkend dat hij geweld heeft gebruikt of de aangeefster heeft bedreigd.
Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de iPhone alleen in de woning van de aangeefster in zijn handen heeft gehad. Buiten de woning heeft hij de telefoon niet meer vastgehad. Het klopt dus niet dat hij de iPhone op een gegeven moment heeft neergelegd.
Op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen is de rechtbank van oordeel dat de door de aangeefster gestelde wegnemingshandeling steun vindt in de verklaringen van de verdachte bij de politie. Zowel tegenover de politie die ter plaatse kwam als tijdens een later verhoor heeft hij verklaard dat hij de iPhone aan de aangeefster heeft teruggegeven. Het kan niet anders dan dat de verdachte de telefoon buitenshuis in handen heeft gehad en daarmee wegliep.
Voor het ten laste gelegde geweld en de bedreiging met geweld bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten. De verklaringen van de aangeefster daaromtrent worden niet ondersteund door enig ander wettig bewijsmiddel.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft begaan. Niet is bewezen dat dit gepaard is gegaan met geweld of bedreiging met geweld.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 28 maart 2022 te Rotterdam,
op/aan de openbare weg, te weten de Laan van Woudestein,
een iPhone 11 Pro,
die aan [naam slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een iPhone. Hij had gereageerd op een advertentie van het slachtoffer op Marktplaats. Op geraffineerde wijze wist hij de telefoon in handen te krijgen en liep hij ermee weg. Toen het slachtoffer begon te gillen heeft de verdachte de telefoon neergelegd en is hij weggegaan. Dit is een ergerlijk feit en de verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom. Daarnaast kunnen dit soort diefstallen een gevoel van onveiligheid bij slachtoffers geven.
Strafblad
Uit een uittreksel Justitiële Documentatie van 10 juni 2022 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 juni 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
Sociaal maatschappelijk gezien lijkt er geen sprake te zijn van instabiliteit. Er is geen sprake van problematische schulden of middelenmisbruik. Daarnaast lijkt de verdachte over voldoende sociale vaardigheden te beschikken om delictvrije keuzes te kunnen maken. Dit zouden beschermende factoren moeten zijn. De reclassering acht het zorgelijk dat de verdachte in relatief korte tijd recidiveert. Niet kan worden uitgesloten dat er sprake is van bewust en berekenend delictgedrag voor financieel gewin. Daarbij lijkt het de verdachte te ontbreken aan respect voor andermans eigendommen, wat gezien zijn jonge leeftijd een zorgelijke ontwikkeling is. Positief en beschermend is dat de verdachte ondersteuning heeft van zijn familie en dat hij openstaat voor hulpverlening of begeleiding.
Geadviseerd wordt een al dan niet gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft verklaard bereid te zijn mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in de regel in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en is van oordeel dat een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die de verdachte tot aan de terechtzitting in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de bepaling in strafverzwarende zin laten meewegen dat de verdachte op geraffineerde wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van de aangeefster en de omstandigheid dat hij vrij recent nog veroordeeld is voor diefstal.
Hoewel de rechtbank de door de reclassering geadviseerde begeleiding en bijzondere voorwaarden eveneens noodzakelijk acht, biedt de afdoening in de hoofdzaak daartoe geen ruimte. De rechtbank zal het advies van de reclassering verdisconteren in de hierna te nemen beslissing in het kader van de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van honderd dagen passend en geboden. Dit houdt in dat de voorlopige hechtenis van de verdachte zal worden opgeheven, omdat hij de duur van de gevangenisstraf al in voorarrest heeft uitgezeten.

8..Vordering benadeelde partij

[naam slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,- voor immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De verdediging heeft bepleit de vordering af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en subsidiair dat de onderbouwing van de benadeelde partij niet strookt met wat zij in de aangifte heeft verklaard.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. De door de benadeelde partij gestelde schade zou immers veroorzaakt zijn door het in de tenlastelegging omschreven geweld en bedreiging met geweld en van dit gedeelte van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9..Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 27 oktober 2021 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van voormeld vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar in plaats daarvan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan die straf te verbinden.
De vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging zal dus worden afgewezen, waarbij een aantal bijzondere voorwaarden alsnog wordt toegevoegd.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 27 oktober 2021 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijzigt de voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijk gedeelte van de bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 27 oktober 2021 aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf, groot een maand, als volgt:
- voegt de volgende bijzondere voorwaarden toe:
- de veroordeelde werkt mee aan nader diagnostiek betreffende zijn gedrag en gedragspatronen bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien hieruit gedragsproblematiek naar voren komt en een behandeling geïndiceerd is verleent hij hieraan zijn medewerking. Een eventuele behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- de veroordeelde wordt verplicht om zijn studie te vervolgen of een betaalde baan of andere door de toezichthouder goedgekeurde vorm van dagbesteding te behouden en/of te verkrijgen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- de veroordeelde heeft een legaal inkomen en betaalt openstaande boetes of treft een regeling om die te betalen.
- de veroordeelde geeft openheid en inzicht in zijn sociale omgeving.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en I. Raterman, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 maart 2022 te Rotterdam,
op/aan de openbare weg, te weten de Laan van Woudestein, althans op/aan een
openbare weg,
een iPhone 11 Pro, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( met kracht) voornoemde iPhone 11 Pro uit de hand(en) van voornoemde [naam slachtoffer]
te trekken en/of te grissen en/of
- ( vervolgens) dreigend en/of intimiderend op voornoemde [naam slachtoffer] af te lopen.