ECLI:NL:RBROT:2022:65

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
C/10/626121 / HA ZA 21-866
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vrijwaringsincident in een civiele procedure met betrekking tot subsidieaanvragen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 5 januari 2022 een vonnis gewezen in een vrijwaringsincident. De eiseres in het incident, WP Trading Alphen aan den Rijn B.V., heeft verzocht om Plantics B.V., Mulders Sierteelt V.O.F. en SpecialPlantZundert B.V. in vrijwaring op te roepen. De rechtbank oordeelde dat WP Trading voldoende heeft gesteld dat er een rechtsverhouding bestaat tussen haar en de in vrijwaring op te roepen partijen, waardoor de vordering tot oproeping in vrijwaring werd toegewezen. De rechtbank benadrukte dat de gedaagde in de hoofdzaak, Maas en Kleiberg Subsidieadvies Rotterdam B.V., niet kon aantonen dat WP Trading geen recht had om de andere partijen in vrijwaring op te roepen.

Daarnaast werd WP Trading veroordeeld in de proceskosten van het incident, omdat zij had gehandeld in strijd met artikel 208 lid 3 Rv, dat voorschrijft dat incidentele vorderingen zoveel mogelijk tegelijk moeten worden ingesteld. De rechtbank oordeelde dat de gang van zaken heeft geleid tot extra kosten en vertraging in de procedure voor Maas en Kleiberg. Het vonnis bevatte ook bepalingen over de kosten van het incident en de verdere procedure in de hoofdzaak, die opnieuw op de rol zal komen voor conclusie van antwoord.

Het vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rolrechter, mr. M. de Geus, op 5 januari 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/626121 / HA ZA 21-866
Vonnis in incident van 5 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAAS EN KLEIBERG SUBSIDIEADVIES ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G.T. Poot te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WP TRADING ALPHEN AAN DEN RIJN B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.P.C. van Essen te Alphen aan den Rijn.
Partijen zullen hierna Maas en Kleiberg en WP Trading genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 mei 2021, met producties 1 tot en met 5;
  • het vonnis in het bevoegdheidsincident van de Rechtbank Den Haag van 15 september 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken, waarbij de zaak is verwezen naar deze rechtbank in de stand waarin zij zich bevindt;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met de producties 3 t/m 6;
  • het B3 formulier namens WP Trading met de juiste productie 4 behorend bij haar incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot vrijwaring.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het vrijwaringsincident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert Maas en Kleiberg om WP Trading bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan Maas en Kleiberg tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 64.903,81 aan hoofdsom, € 1.723,09 aan buitengerechtelijke kosten en € 3.739,33 aan wettelijke rente berekend tot 6 mei 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 6 mei 2021, met veroordeling van WP Trading in de proceskosten.
2.2.
Maas en Kleiberg legt – kort samengevat – het volgende aan haar vorderingen in de hoofdzaak ten grondslag. Partijen hebben op 25 juli 2019 een overeenkomst gesloten op basis waarvan Maas en Kleiberg werkzaamheden zou verrichten verband houdende met subsidieaanvragen. WP Trading zou hiervoor een zogenaamde ‘succes fee’ betalen aan Maas en Kleiberg. Maas en Kleiberg vordert betaling van openstaande facturen betreffende deze succes fees.

3..Het geschil in het incident

3.1.
WP Trading vordert dat haar wordt toegestaan Plantics B.V., Mulders Sierteelt V.O.F. en SpecialPlantZundert B.V. in vrijwaring op te roepen, kosten rechtens.
3.2.
WP Trading stelt daartoe het volgende. De overeenkomst waarop Maas en Kleiberg haar vordering in de hoofdzaak baseert, heeft WP Trading tot stand gebracht ter uitvoering van een zogenoemde samenwerkingsovereenkomst waarbij naast WP Trading de drie in vrijwaring op te roepen partijen partij zijn. In deze samenwerkingsovereenkomst ligt besloten dat ieder van de deelnemende partijen in hun onderlinge verhouding naar rato bijdragen in – onder andere – kosten verband houdende met subsidieaanvragen. Dat brengt mee dat WP Trading recht en belang heeft om, voor het geval de vordering van Maas en Kleiberg in de hoofdzaak voor toewijzing vatbaar is, de overige partijen bij de samenwerkingsovereenkomst in vrijwaring op te roepen.
3.3.
Maas en Kleiberg voert verweer. Zij voert aan dat niet WP Trading, maar WPT Biobased B.V. partij is bij de samenwerkingsovereenkomst. En WP Trading heeft (dus) geen onderbouwing gegeven dat de in vrijwaring op te roepen partijen verplicht zouden zijn de nadelige gevolgen van een veroordeling van WP Trading in de hoofdzaak te dragen. Daarnaast heeft WP Trading gehandeld in strijd met artikel 208 lid 3 Rv en artikel 20 lid 2 Rv door de incidentele conclusie tot vrijwaring niet gelijktijdig in te stellen met de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid in juli 2021. De procedure is hiermee onnodig vertraagd, waardoor de vordering tot oproeping in vrijwaring dient te worden afgewezen en Maas en Kleiberg in ieder geval recht heeft op een proceskostenveroordeling.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Ingevolge artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde één of meerdere partijen in vrijwaring oproepen indien hij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt dat tussen hem en de derde partij(en) een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde partij(en) verplicht is (zijn) de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft WP Trading met haar stelling dat zij partij is bij bovengenoemde samenwerkingsovereenkomst, en dat ieder van de contractspartijen bijdraagt in de kosten in verband met subsidieaanvragen, voldoende gesteld dat tussen haar en de in vrijwaring op te roepen partijen een rechtsverhouding bestaat die mogelijk tot vrijwaring verplicht, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. De door Maas en Kleiberg als verweer aangevoerde omstandigheid dat in de samenwerkingsovereenkomst niet de naam van WP Trading maar WPT Biobased B.V. is vermeld, doet niet af aan de stelling van WP Trading dat zij zélf partij bij de samenwerkingsovereenkomst is. Daarbij let de rechtbank bovendien nog op de overeenkomst die Maas en Kleiberg ten grondslag heeft gelegd aan haar eis in de hoofdzaak. In deze overeenkomst is (eveneens) de naam WPT Biobased B.V. en niet WP Trading vermeld als contractspartij van Maas en Kleiberg, terwijl Maas en Kleiberg toch WP Trading in de hoofdzaak heeft gedagvaard, en niet WPT Biobased B.V.
Zowel Maas en Kleiberg als WP Trading zullen in de hoofdzaak dit punt kunnen toelichten.
4.3.
Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen.
4.4.
Gelet op het B3 formulier namens WP Trading met ‘de juiste productie 4’ welke productie een uittreksel uit het Handelsregister betreft van Plantics Holding B.V., terwijl op het B3 formulier wordt opgemerkt dat Plantics Holding B.V. zich tot 18 mei 2020 (ook) van de handelsnaam Plantics B.V. bediende, begrijpt de rechtbank dat WP Trading eventueel in vrijwaring wil oproepen in plaats van Plantics B.V., Plantics Holding B.V., zodat het dictum WP Trading die mogelijkheid zal bieden.
4.5.
Ten aanzien van de proceskostenveroordeling overweegt de rechtbank als volgt. Op basis van artikel 208 lid 3 Rv dienen incidentele vorderingen zoveel mogelijk tegelijk te worden ingesteld. WP Trading heeft het vrijwaringsincident separaat van het eerder opgeworpen en reeds (in Den Haag) behandelde bevoegdheidsincident opgeworpen, zonder feiten en omstandigheden aan te voeren ter rechtvaardiging en/of verklaring hiervan. De gang van zaken heeft tot extra kosten bij Maas en Kleiberg geleid en tot extra vertraging van de procedure. De rechtbank ziet hierin aanleiding WP Trading in de proceskosten van dit vrijwaringsincident te veroordelen.

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat door WP Trading worden gedagvaard tegen de terechtzitting van
16 maart 2022:
  • Plantics B.V. althans Plantics Holding B.V.,
  • Mulders Sierteelt V.O.F.
  • SpecialPlantZundert B.V.
5.2.
veroordeelt WP Trading in de kosten van het incident, aan de zijde van Maas en Kleiberg tot op heden begroot op € 1.074,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 maart 2022voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is door de rolrechter ondertekend en op 5 januari 2022 uitgesproken in het openbaar.
3533 / 638