hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te Dordrecht als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met
dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Baanhoekweg,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een snelheid heeft gereden die ten minste was gelegen tussen 75 en 82 km/u,
terwijl een maximumsnelheid van 50 km/u gold en/of
-(bovendien) met een veel te hoge snelheid heeft gereden gelet op de wegsituatie (te
weten een aldaar gelegen en als zodanig met bebording aangeduide oversteekplaats
voor voetgangers en een uitrit) en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) geen of onvoldoende rekening heeft gehouden met overstekend
verkeer en/of
-zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kon brengen op het moment dat een fietser
doende was althans voornemens was de rijbaan over te steken en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die overstekende fietser,
waardoor die fietser, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (te weten
dubbelzijdige kneuzingshaarden aan de voorzijde van de hersenen, een
scheenbeenbreuk, een kuitbeenbreuk, 5 gebroken ribben, een sleutelbeen uit de
kom en een instabiele halswervelbreuk), of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )