ECLI:NL:RBROT:2022:647

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
10/224317-19, 10/268284-19, 10/291385-19, 10/139040-20, 96/091155-21 en 96/103059-21 (ter terechtzitting gevoegd) / TUL: 10/106624-17, 10/218331-17 en 20/002361-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en andere strafbare feiten met bijzondere aandacht voor de rol van de verdachte als vermeende verhuurder

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks van strafbare feiten, waaronder oplichting. De verdachte deed zich voor als verhuurder van woningen en heeft meerdere slachtoffers opgelicht door hen te laten betalen voor huurcontracten die niet geldig waren. In totaal hebben tien benadeelden vorderingen ingediend, die voor een deel zijn toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 135 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft in een periode van vier maanden ten minste vijftien personen opgelicht, wat heeft geleid tot financiële schade en emotionele stress voor de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn verslavingsproblematiek en de positieve stappen die hij recentelijk heeft gezet in zijn leven. De rechtbank heeft besloten om de strafeis van de officier van justitie niet volledig te volgen, gezien de verbeteringen in het leven van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding en bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/224317-19, 10/268284-19, 10/291385-19, 10/139040-20, 96/091155-21 en 96/103059-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummers TUL: 10/106624-17, 10/218331-17 en 20/002361-16
Datum uitspraak: 27 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De volledige tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De feiten op de dagvaarding met parketnummer 10/224317-19 zijn hieronder aangeduid als feiten 1, 2, 3 en 4 , het feit op de dagvaarding met parketnummer 10/268284-19 als feit 5, het feit op de dagvaarding met parketnummer 10/291385-19 als feit 6, de feiten op de dagvaarding met parketnummer 10/139040-20 als feiten 7 en 8, de feiten op de dagvaarding met parketnummer 96/091155-21 als feiten 9 en 10 en de feiten op de dagvaarding met parketnummer 96/103059-21 als feiten 11 en 12.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 12;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 349 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals reeds opgelegd ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met de parketnummers 10/106624-17, 10/218331-17 en 20/002361-16.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverweging feit 5
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte heeft ontkend en dat mogelijk één van zijn toenmalige medewerkers de smaadberichten op zijn Facebook-pagina heeft geplaatst.
Beoordeling
De berichten die zijn opgenomen in de bewijsmiddelen zijn geplaatst door de gebruiker van
een Facebookprofiel met de naam ‘ [naam Facebookprofiel] ’. Dit profiel staat op naam van de verdachte en is ook door hem aangemaakt. Naar aanleiding van de klacht/aangifte is de verdachte ontboden voor verhoor. Vervolgens is er een bericht geplaatst op de Facebookpagina waarin staat dat “deze persoon zich weer mag melden” naar aanleiding van het bericht over een trainer. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar feit met betrekking tot dezelfde aangever gaat de rechtbank ervan uit dat het de verdachte is geweest die de berichten heeft geplaatst. Dat iemand anders de berichten zou hebben geplaatst, wordt dan ook niet aannemelijk geacht. De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van dit feit.
4.2.
Bewezenverklaring feiten 1 tot en met 4 en 6 tot en met 12
De overige ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend en er is ook geen vrijspraak bepleit. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 en 6 tot en met 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2019 tot en
met 16 september 2019 te Rotterdam meermalen (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid
en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 1] en
- [naam slachtoffer 2] en
- [naam slachtoffer 3] en
- [naam slachtoffer 4] en
- [naam slachtoffer 5] en
- [naam slachtoffer 6] en
- [naam slachtoffer 7] en
- [naam slachtoffer 8] en
- [naam slachtoffer 9] en
- [naam slachtoffer 10]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (telkens) één of meer geldbedrag(en), door - een advertentie op Facebook te plaatsen waarin een of meer woning(en) aan de
[straatnaam 1] huisnummer(s) [A] en/of [B] , waartoe verdachte niet gerechtigd
is tot het verhuren van die woning(en), te huur worden aangeboden en- (telefonisch en/of mail-)contact te onderhouden met voornoemde slachtoffer(s)
en- tegen voornoemde slachtoffer(s) (valselijk) te zeggen dat hij (tussen)bemiddelaar
is in de verhuur van voornoemde woning(en) en/of
- een rondleiding te geven in voornoemd(e) woning(en) aan voornoemde
slachtoffer(s) en- aan voornoemd(e) slachtoffers en/of naasten van die slachtoffer(s) te verzoeken
om betaling van een borgsom en/of de (eerste) huursom en/of reserveringskosten,
en- (vervolgens) voornoemde betalingen te ontvangen en
- voornoemde slachtoffer(s) en/of hun naasten een (vals) huurcontract te
overleggen en/of (mede) te laten ondertekenen en/of
- ( wederrechtelijk) gebruik te maken van het paspoort op naam van [naam slachtoffer 11] ,
namelijk door een kopie van dat paspoort aan voornoemde slachtoffer(s) te
overhandigen en/of daarbij (valselijk en/of leugenachtig) aan te geven dat die
[naam slachtoffer 11] de rechtmatige eigenaar is van voornoemde woning(en) en/of de
administratie doet ten behoeve van de verhuur van voornoemde woning(en) en/of- één of meer (valse) sleutel(s) te overhandigen;
2.
hij in de periode van 1 juni 2019 tot en
met 16 september 2019 te Rotterdam opzettelijk en
wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te
weten een Nederlands paspoort, op naam van [naam slachtoffer 11] met paspoortnummer:
[paspoortnummer] , door, zonder toestemming van die [naam slachtoffer 11] , een kopie van haar paspoort te
overleggen bij het sluiten van (valse) huurcontracten;
3.
hij in de periode van 1 juni 2019 tot en
met 16 september 2019 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander te weten [naam slachtoffer 11] heeft gebruikt
door
- zonder toestemming van die [naam slachtoffer 11] , een kopie van haar paspoort te misbruiken
bij het sluiten van (valse) huurcontract(en) en- zonder toestemming van die [naam slachtoffer 11] , te zeggen dat [naam slachtoffer 11] de rechtmatige
eigenaar is van één of meer woning(en) aan de [straatnaam 1] (nummers [A]
en/of [C] en/of [B] ) en/of dat voornoemde [naam slachtoffer 11] de administratie doet ten
behoeve van de verhuur van voornoemde woning(en) en/of te zeggen dat hij met
toestemming van die [naam slachtoffer 11] de woning(en) verhuurt,
met het oogmerk om de identiteit van de
ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
4.
hij in de periode van 1 juni 2019 tot en
met 16 september 2019 te Rotterdamopzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een
huurcontract als ware het echt en onvervalst, door
- een advertentie op Facebook te plaatsen waarin een of meer woning(en) aan de
[straatnaam 1] huisnummer(s) [A] en/of [B] , waartoe verdachte niet gerechtigd
is tot het verhuren van die woning(en), te huur wordt aangeboden en- tegen slachtoffers (valselijk) te zeggen dat hij (tussen)bemiddelaar is in de verhuur
van voornoemde woning(en) en- slachtoffer(s) en/of hun naasten een vals huurcontract te overleggen en/of (mede)
te laten ondertekenen;
5.
hij in de periode van 1 september 2019 tot en met 10 oktober 2019 te
in Nederland, meermalen opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [naam slachtoffer 12] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld
of aangeslagen door op Facebook berichten te plaatsen met de volgende inhoud: een
of meer schermafbeeldingen van het logo van de sportschool van die [naam slachtoffer 12] en een
of meer schermafbeeldingen van de website van de sportschool van die [naam slachtoffer 12]
eneen of
meer schermafbeeldingen van een Facebook-advertentie van de sportschool van
die [naam slachtoffer 12] en (daarbij) de tekst "Volgens rechtspraak mocht deze instructeur Geen
les meer geven wegens een veroordeling sex met een minderjarige !!! #politie ?"
en "Naar aanleiding over een bericht over " trainer die les geeft aan kinderen die
veroordeeld is (...) mag ik me weer melden het is te gek voor woorden deze
maatschappij ! #landderviezerikken" en "hij mag geen jeugd les geven wegens
bewezen ontucht met minderjarige meisje";
6.
hij op 12 november 2019 te Schiedam
winkelgoederen (waaronder voedselwaren), die
geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan Albert Heijn (gevestigd
aan het [adres delict] ), heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij in de periode van 5 augustus 2019 tot
en met 18 augustus 2019 te Papendrecht, meermalen (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door (telkens) het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid
en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 13] en- [naam slachtoffer 14] en- [naam slachtoffer 15] en- [naam slachtoffer 16] en- [naam slachtoffer 17]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van één of meer geldbedrag(en), door
- een advertentie op Facebook te plaatsen waarin een woning aan de
[straatnaam 2] huisnummer [D] te Papendrecht te huur wordt aangeboden,
terwijl hij, verdachte, niet tot het verhuren van die woning gerechtigd
was/is en- (telefonisch en/of email- en/of Whatsapp-)contact te onderhouden met
voornoemd(e) slachtoffer(s) en- tegen voornoemd(e) slachtoffer(s) (in strijd met de waarheid) te zeggen
dat hij, verdachte, tussenpersoon, althans bemiddelaar, was/is in de
verhuur van voornoemde woning en/of
- tegen voornoemd(e) slachtoffer(s) (in strijd met de waarheid) te zeggen
dat hij, verdachte, in dienst is, althans werkt voor, Woningstichting
Woonkracht 10 te Zwijndrecht en- aan voornoemd(e) slachtoffer(s) een rondleiding te geven in voornoemde
woning en- aan voornoemd(e) slachtoffers en/of naasten van die slachtoffer(s) te
verzoeken om (contante) betaling en/of het overmaken op zijn, verdachtes,
bankrekening van een borgsom en/of de (eerste) huursom en/of
overnamekosten (voor laminaat), en- (vervolgens) voornoemde betalingen te ontvangen en- voornoemde slachtoffer(s) en/of hun naasten een (vals) huurcontract te
overleggen en/of (mede) te laten ondertekenen en- daarbij (valselijk en/of leugenachtig) aan te geven dat de in het
huurcontract genoemde [naam slachtoffer 18] de rechtmatige eigenaar is van
voornoemde woning en/of
- een (valse) sleutel(s) te overhandigen en- (valselijk en/of leugenachtig) een datum en/of een tijdstip met
voornoemd(e) slachtoffer(s) af te spreken voor de (officiële) overdracht
van de woning;
8.
hij in de periode van 5 augustus 2019 tot
en met 18 augustus 2019 te Papendrecht opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een
huurcontract als ware het echt en onvervalst, door
- een advertentie op Facebook te plaatsen waarin een woning aan de
[straatnaam 2] huisnummer [D] te Papendrecht te huur wordt aangeboden,
terwijl hij, verdachte, niet tot het verhuren van die woning gerechtigd
was/is en- tegen slachtoffer(s) (in strijd met de waarheid) te zeggen dat hij,
verdachte, tussenpersoon, althans bemiddelaar, was/is in de verhuur van
voornoemde woning en- slachtoffer(s) en/of hun naasten een vals huurcontract te overleggen en/of (mede) te laten ondertekenen;
9.
hij op 6 februari 2021 te Brielle terwijl hij wist of redelijkerwijs moest
weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van
motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander
rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of
categorieën was afgegeven, op de weg, turfkade, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto), van die categorie heeft bestuurd;
10.
hij op 6 februari 2021 te Brielle, op de weg, turfkade, als bestuurder een
motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid
had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de
bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde
voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven;
11.
hij op 27 februari 2021 te Rotterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs
moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën
van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen
ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieën was afgegeven, op de weg, A15, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto), van die categorie heeft bestuurd;
12.
hij op 27 februari 2021 te Rotterdam, op de weg, A15, als bestuurder
een motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid
had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de
bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde
voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. en 7.
telkens:
oplichting, meermalen gepleegd;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang, meermalen gepleegd;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde
biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om
de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
4 en 8.
telkens:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
5.
smaadschrift, meermalen gepleegd;
6
diefstal;
9 en 10.
eendaadse samenloop van overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
11 en 12.
eendaadse samenloop van overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een periode van vier maanden tenminste vijftien personen opgelicht. Hij deed zich voor als tussenpersoon van een verhuurder en heeft de slachtoffers vals opgemaakte huurovereenkomsten laten tekenen. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van een niet op zijn naam gesteld paspoort. Met deze doortrapte handelswijze heeft hij de slachtoffers ten onrechte in de veronderstelling gebracht dat zij een woning zouden krijgen, waarvoor zij borg, huur of overdrachtskosten aan de verdachte hebben betaald. Hij heeft hierdoor misbruik gemaakt van mensen die een woning nodig hadden in een tijd van woningschaarste. De verdachte heeft met zijn handelen de slachtoffers niet alleen financieel benadeeld, maar in sommige gevallen ook veel stress bezorgd. Dit alles wordt de verdachte stevig aangerekend.
Daarnaast heeft hij zich (voor de tweede keer) schuldig gemaakt aan smaadschrift door het plaatsen van berichten waarin de aangever werd beticht van misbruik van een minderjarig meisje en werd beweerd dat hij daarvoor ook zou zijn veroordeeld. Met zijn handelen heeft de verdachte de eer en de goede naam van de aangever aangetast. Dat dit een grote impact op het leven van de aangever heeft gehad, blijkt duidelijk uit het dossier.
De verdachte heeft zich voorts nog schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Ten slotte heeft de verdachte op 6 februari 2021 en 27 februari 2021 gereden met een ongeldig verklaard rijbewijs.
De rechtbank heeft in het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 november 2021 gezien, dat de verdachte eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
Verder zijn de rapporten van GGZ Antes Toezicht Rotterdam van 19 september 2021 en 29 december 2021 gelezen. Daarin staat onder andere het volgende.
De verdachte is bekend met verslavingsproblematiek. Hij is sinds 2014 bekend bij de reclassering waarbij hij vrijwel aansluitend onder toezicht is gesteld, verscheidene opnames heeft gehad, maar een behandeling is nooit van de grond gekomen. De verdachte onttrok zich geregeld aan de afspraken.
Sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 4 december 2021 heeft de verdachte zichzelf echter goed herpakt en heeft veelal positieve stappen gemaakt. Hij heeft zijn klinische opname, deels vrijwillig, met goed gevolg afgerond en heeft zich gedurende het toezicht aan de afspraken en regels gehouden. Bij de forensische polikliniek van Antes waar hij behandeling kreeg gericht op terugvalpreventie, agressieregulatie en traumabehandeling heeft hij zich goed ingezet voor zijn behandeling. Dit traject is op 27 oktober 2021 positief afgesloten. Ruim één maand later trok de verdachte zelf aan de bel, door aan te geven alsnog zijn behandelgesprekken voor te willen zetten. Ook is de verdachte op vrijwillige basis aangemeld voor een EMDR-traject. Vanaf het moment dat de verdachte weer abstinent is, lijkt de relatie met zijn vriendin en zijn dochter ook stabiel. Ze voeren een gezamenlijke huishouding en hij staat ook ingeschreven op het adres. Het feit dat de verdachte zich open stelt en meewerkt aan de opgelegde voorwaarden wordt gezien als een positieve omslag in zijn leven. Als beschermende factoren worden daarbij zijn stage/werk, het feit dat hij nu al 13 maanden abstinent is en de stabiele huisvesting gezien. Gelet hierop wordt het recidiverisico ingeschat op gemiddeld, hetgeen voor verdachte een aanmerkelijke verbetering is. De reclassering acht voortzetting van het toezicht van de verdachte noodzakelijk om te zorgen voor structurele gedragsverandering en het behalen van zijn doelen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het goed verlopende traject van de verdachte verstoren.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard, de ernst en de omstandigheden van de vele strafbare feiten waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De feiten hebben zich grotendeels de tweede helft van 2019 afgespeeld op het moment dat de verdachte nog kampte met een zware drugsverslaving en daardoor op veel leefgebieden problemen ondervond. Na de laatste schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte een positieve draai aan zijn leven kunnen geven. Hij is inmiddels ruimschoots een jaar abstinent van drugs en heeft ook de meeste leefgebieden op orde. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze weg naar een structurele gedragsverandering doorkruisen.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie geen recht doet aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, alsmede de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank zal daarom aan de verdachte naast een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf ook een taakstraf opleggen.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel de voorwaarden verbinden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er overigens tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
De vorderingen
Feit 1
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd ter zake van het strafbare feit onder 1 (oplichting) met een vordering tot schadevergoeding:
  • [naam slachtoffer 1] vordert € 587,60 aan materiële schade (borg en opslag);
  • [naam slachtoffer 3] vordert € 500,- aan materiële schade (borg) en € 400,- aan immateriële schade;
  • [naam slachtoffer 4] vordert € 500,- aan materiële schade (borg) en € 1.000,- aan immateriële schade;
  • [naam slachtoffer 5] vordert € 1010,- aan materiële schade (borg en een huursom) en € 240,- aan immateriële schade;
  • [naam slachtoffer 7] vordert € 500,- aan materiële schade (borg);
  • [naam slachtoffer 8] vordert € 500,- aan materiële schade (borg);
  • [naam slachtoffer 10] vordert € 500,- aan materiële schade (borg).
Feit 5
[naam slachtoffer 12] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het strafbare feit onder 5 (smaadschrift) en vordert een vergoeding van € 10,- aan materiële schade (printkosten) en € 1.000,- aan immateriële schade.
Feit 8De volgende benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd ter zake van het strafbare feit onder 8 (oplichting) met een vordering tot schadevergoeding:
  • [naam slachtoffer 13] vordert € 1.300,- aan materiële schade (borg, benzine- en schoonmaakkosten en meubels) en € 2.000,- aan immateriële schade;
  • [naam slachtoffer 15] vordert € 3450,- aan materiële schade (borg, een huursom, overname laminaat en stopzetten kinderdagverblijf) en € 20.000,- aan immateriële schade;
  • [naam slachtoffer 14] vordert € 3450,- aan materiële schade (borg, een huursom, overname laminaat en stopzetten kinderdagverblijf) en € 20.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen ter zake van de oplichtingsfeiten onder 1 en 8 die door de verdachte zijn bekend geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade en bij betwisting door de verdediging tot niet-ontvankelijkheid. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de vordering van [naam slachtoffer 12] ter zake van smaadschrift (feit 5) is geconcludeerd tot toewijzing.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering van [naam slachtoffer 1] (feit 1) is aangevoerd dat de materiële schade in verband met de opslag van goederen onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de vorderingen van [naam slachtoffer 15] en [naam slachtoffer 14] (feit 8) is een gezamenlijke toewijzing van de materiële schade tot een bedrag van € 1.550,- bepleit en niet-ontvankelijkheid voor het overige. Ten aanzien van alle gevorderde immateriële schade is het standpunt ingenomen dat deze onvoldoende zijn onderbouwd dan wel dat het geen rechtstreekse schade betreft van het strafbare feit. Hierdoor dienen deze onderdelen te worden afgewezen dan wel dienen de benadeelde partijen daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor wat betreft de vordering met betrekking tot feit 5 is gelet op de bepleite vrijspraak geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid.
Beoordeling
Feit 1 en 8: materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen [naam slachtoffer 3] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 5] , [naam slachtoffer 7] , [naam slachtoffer 8] en [naam slachtoffer 10] door de onder 1 respectievelijk 8 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De daarop betrekking hebbende vorderingen komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zijn door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) weersproken. Deze zullen daarom worden toegewezen. Voor zover de verdediging de hoogte van de door [naam slachtoffer 7] betaalde borg heeft willen betwisten, merkt de rechtbank op dat in alle huurovereenkomsten een borgsom van € 500,- was opgenomen. Het is dan ook voldoende aannemelijk dat ook [naam slachtoffer 7] dat bedrag heeft betaald.
Aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] is door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade toegebracht. De betaalde en gevorderde borg zal worden toegewezen. Ten aanzien van de opslagkosten zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze kosten geen
rechtstreekseschade van het strafbare feit betreft. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 13] is door het onder 8 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade toegebracht. De betaalde en gevorderde borg van € 800,- zal worden toegewezen. Ten aanzien van de benzine- en schoonmaakkosten en meubels zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Aan de benadeelde partijen [naam slachtoffer 15] en [naam slachtoffer 14] is door het onder 8 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade toegebracht. De betaalde en gevorderde borg, huur en overnamekosten zullen aan beiden voor 50% worden toegewezen. Het betreft namelijk dezelfde schadevergoeding die zij ieder voor zich voor het gehele bedrag hebben gevorderd. Ten aanzien van de overig gestelde schade zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. Dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Feit 1 en 8: immateriële schade
De benadeelde partijen [naam slachtoffer 3] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 5] , [naam slachtoffer 13] , [naam slachtoffer 15] en [naam slachtoffer 14] zullen in hun vordering ter zake van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. Nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vorderingen en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat dit een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vorderingen kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Feit 5
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 12] door het onder 5 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding zal daarom toegewezen. Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks
immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-, zodat ook dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
Wettelijke rente, proceskosten en schadevergoedingsmaatregelen
De te vergoeden schadebedragen zullen worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum hieronder in de beslissing vermeld.
Omdat de vorderingen van voornoemde benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door ieder van de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten van de respectievelijke benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt telkens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Conclusie
De verdachte moet een schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld, betalen aan:
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] van € 500,-;
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] van € 500,-;
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] van € 500,-;
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] van € 1.010,-;
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] van € 500,-;
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 8] van € 500,-;
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 10] van € 500,-;
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 13] van € 800,-;
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 15] van € 775,-;
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 14] van € 775,-;
  • de benadeelde partij [naam slachtoffer 12] van € 1.010,-.

9..Vorderingen tenuitvoerlegging

Vordering met parketnummer 10/106624-17
Bij vonnis van 12 december 2017 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van ‘mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel’ veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 december 2017 en geëindigd op 4 januari 2020.
De officier van justitie zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat uit het strafblad blijkt dat bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 juli 2019 de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf al is gelast.
Vorderingen met parketnummers 10/218331-17 en 20/002361-16
Bij vonnis van 20 april 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van ‘smaadschrift, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van drie jaar. De proeftijd is ingegaan op 7 maart 2019 (en loopt tot 12 maart 2022).
Bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 juni 2019 is de verdachte ter zake van ‘smaadschrift’ veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 11 juli 2019 (en geëindigd op 11 juli 2021).
De bewezenverklaarde feiten zijn na het wijzen van voornoemd vonnis en arrest en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van die feiten heeft de verdachte de aan deze uitspraken verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd. Anders dan de officier van justitie en de verdediging wordt geoordeeld dat gelet op de omstandigheid dat het bij de veroordelingen gaat om een gelijksoortig feit (smaadschrift) waaraan de verdachte zich ook nu weer schuldig heeft gemaakt en waarvan zelfs dezelfde persoon het slachtoffer is geworden de tenuitvoerlegging van beide voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen in beginsel kan worden gelast. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte wordt evenwel aanleiding gezien om deze straffen om te zetten in een taakstraf voor de duur van 60 uur respectievelijk 14 uur.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 63, 225, 231, 231b, 261, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 12 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 135 dagen;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 120 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij GGZ Antes Toezicht Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling zal laten stellen voor zijn (verslavings)problematiek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Als de behandelende instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 1]te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 3]te betalen een bedrag
van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 3] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 4]te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 4] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 5]te betalen een bedrag van
€ 1.010,- (zegge: duizend en tien euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 5] te betalen
€ 1.010,-(hoofdsom,
zegge: duizend en tien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.010,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 7]te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 7] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 8]te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 8] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 10]te betalen een bedrag
van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 10] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 13]te betalen een bedrag van
€ 800,- (zegge: achthonderd euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 13] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 13] te betalen
€ 800,-(hoofdsom,
zegge: achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 800,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 15]te betalen een bedrag van
€ 775,- (zegge: zevenhonderd en vijfenzeventig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 15] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 15] te betalen
€ 775,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderd en vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 775,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 14]te betalen een bedrag van
€ 775,-(
zegge: zevenhonderd en vijfenzeventig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 14] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 14] te betalen
€ 775,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderd en vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 775,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 12]te betalen een bedrag van
€ 1.010,- (zegge: duizend en tien euro),bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 12] te betalen
€ 1.010,-(hoofdsom,
zegge: duizend en tien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.010,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 12 december 2017 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf (10/106624-17);
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van
20 april 2018 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf - aan de veroordeelde
een taakstraf op voor de duur van
60 (zestig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen (10/218331-17);
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van 26 juni 2019 van het gerechtshof Den Bosch aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf - aan de veroordeelde
een taakstraf op voor de duur van 14 (veertien) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen (20/002361-16).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging met parketnummer 10/224317-19
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en
met 16 september 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen althans eenmaal (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 1] en/of
- [naam slachtoffer 2] en/of
- [naam slachtoffer 3] en/of
- [naam slachtoffer 4] en/of
- [naam slachtoffer 5] en/of
- [naam slachtoffer 6] en/of
- [naam slachtoffer 7] en/of
- [naam slachtoffer 8] en/of
- [naam slachtoffer 9] en/of
- [naam slachtoffer 10]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen
van een inschuld, te weten (telkens) één of meer geldbedrag(en), door (telkens)
- een advertentie op Facebook te plaatsen waarin een of meer woning(en) aan de
[straatnaam 1] huisnummer(s) [A] en/of [B] , waartoe verdachte niet gerechtigd
is tot het verhuren van die woning(en), te huur worden aangeboden en/of
- ( telefonisch en/of mail-)contact te onderhouden met voornoemde slachtoffer(s)
en/of
- tegen voornoemde slachtoffer(s) (valselijk) te zeggen dat hij (tussen)bemiddelaar
is in de verhuur van voornoemde woning(en) en/of
- een rondleiding te geven in voornoemd(e) woning(en) aan voornoemde
slachtoffer(s) en/of
- aan voornoemd(e) slachtoffers en/of naasten van die slachtoffer(s) te verzoeken
om betaling van een borgsom en/of de (eerste) huursom en/of reserveringskosten,
althans één of meer geldbedrag(en) en/of
- ( vervolgens) voornoemde betalingen te ontvangen en/of
- voornoemde slachtoffer(s) en/of hun naasten een (vals) huurcontract te
overleggen en/of (mede) te laten ondertekenen en/of
- ( wederrechtelijk) gebruik te maken van het paspoort op naam van [naam slachtoffer 11] ,
namelijk door een kopie van dat paspoort aan voornoemde slachtoffer(s) te
overhandigen en/of daarbij (valselijk en/of leugenachtig) aan te geven dat die
[naam slachtoffer 11] de rechtmatige eigenaar is van voornoemde woning(en) en/of de
administratie doet ten behoeve van de verhuur van voornoemde woning(en) en/of
- één of meer (valse) sleutel(s) te overhandigen;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en
met 16 september 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk en
wederrechtelijk
gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en/of
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te
weten een Nederlands paspoort, op naam van [naam slachtoffer 11] met paspoortnummer:
[paspoortnummer] ,
door, zonder toestemming van die [naam slachtoffer 11] , een kopie van haar paspoort te
overleggen bij het sluiten van (valse) huurcontracten;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en
met 16 september 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander te weten [naam slachtoffer 11] heeft gebruikt
door
- zonder toestemming van die [naam slachtoffer 11] , een kopie van haar paspoort te misbruiken
bij het sluiten van (valse) huurcontract(en) en/of
- zonder toestemming van die [naam slachtoffer 11] , te zeggen dat [naam slachtoffer 11] de rechtmatige
eigenaar is van één of meer woning(en) aan de [straatnaam 1] (nummers [A]
en/of [C] en/of [B] ) en/of dat voornoemde [naam slachtoffer 11] de administratie doet ten
behoeve van de verhuur van voornoemde woning(en) en/of te zeggen dat hij met
toestemming van die [naam slachtoffer 11] de woning(en) verhuurt,
met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de
ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en
met 16 september 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een
huurcontract als ware het echt en onvervalst, door
- een advertentie op Facebook te plaatsen waarin een of meer woning(en) aan de
[straatnaam 1] huisnummer(s) [A] en/of [B] , waartoe verdachte niet gerechtigd
is tot het verhuren van die woning(en), te huur wordt aangeboden en/of
- tegen slachtoffers (valselijk) te zeggen dat hij (tussen)bemiddelaar is in de verhuur
van voornoemde woning(en) en/of
- slachtoffer(s) en/of hun naasten een vals huurcontract te overleggen en/of (mede)
te laten ondertekenen.
Tekst tenlastelegging met parketnummer 10/268284-19
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 10 oktober 2019 te
Hellevoetsluis en/of Schiedam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [naam slachtoffer 12] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld
of aangeslagen en/of
door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
door op Facebook een of meer berichten te plaatsen met de volgende inhoud: een
of meer schermafbeeldingen van het logo van de sportschool van die [naam slachtoffer 12] en/of een
of meer schermafbeeldingen van de website van de sportschool van die [naam slachtoffer 12] een of
meer schermafbeeldingen van een Facebook-advertentie van de sportschool van
die [naam slachtoffer 12] en/of (daarbij) de tekst "Volgens rechtspraak mocht deze instructeur Geen
les meer geven wegens een veroordeling sex met een minderjarige !!! #politie ?"
en/of "Naar aanleiding over een bericht over " trainer die les geeft aan kinderen die
veroordeeld is (...) mag ik me weer melden het is te gek voor woorden deze
maatschappij ! #landderviezerikken" en/of "hij mag geen jeugd les geven wegens
bewezen ontucht met minderjarige meisje".
Tekst tenlastelegging met parketnummer 10/291385-19
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 november 2019 te Schiedam
één of meer winkelgoederen (waaronder voedselwaren), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn (gevestigd
aan het [adres delict] ), heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Tekst tenlastelegging met parketnummer 10/139040-20
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 augustus 2019 tot
en met 18 augustus 2019 te Papendrecht, althans in Nederland,
meermalen althans eenmaal (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 13] en/of
- [naam slachtoffer 14] en/of
- [naam slachtoffer 15] en/of
- [naam slachtoffer 16] en/of
- [naam slachtoffer 17]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen
van een inschuld,
te weten (telkens) de afgifte van één of meer geldbedrag(en), door (telkens)
- een advertentie op Facebook te plaatsen waarin een woning aan de
[straatnaam 2] huisnummer [D] te Papendrecht te huur wordt aangeboden,
terwijl hij, verdachte, niet tot het verhuren van die woning gerechtigd
was/is en/of
- ( telefonisch en/of email- en/of Whatsapp-)contact te onderhouden met
voornoemd(e) slachtoffer(s) en/of
- tegen voornoemd(e) slachtoffer(s) (in strijd met de waarheid) te zeggen
dat hij, verdachte, tussenpersoon, althans bemiddelaar, was/is in de
verhuur van voornoemde woning en/of
- tegen voornoemd(e) slachtoffer(s) (in strijd met de waarheid) te zeggen
dat hij, verdachte, in dienst is, althans werkt voor, Woningstichting
Woonkracht 10 te Zwijndrecht en/of
- aan voornoemd(e) slachtoffer(s) een rondleiding te geven in voornoemde
woning en/of
- aan voornoemd(e) slachtoffers en/of naasten van die slachtoffer(s) te
verzoeken om (contante) betaling en/of het overmaken op zijn, verdachtes,
bankrekening van een borgsom en/of de (eerste) huursom en/of
overnamekosten (voor laminaat), althans één of meer geldbedrag(en) en/of
- ( vervolgens) voornoemde betalingen te ontvangen en/of
- voornoemde slachtoffer(s) en/of hun naasten een (vals) huurcontract te
overleggen en/of (mede) te laten ondertekenen en/of
- daarbij (valselijk en/of leugenachtig) aan te geven dat de in het
huurcontract genoemde [naam slachtoffer 18] de rechtmatige eigenaar is van
voornoemde woning en/of
- een (valse) sleutel(s) te overhandigen en/of
- ( valselijk en/of leugenachtig) een datum en/of een tijdstip met
voornoemd(e) slachtoffer(s) af te spreken voor de (officiële) overdracht
van de woning;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 augustus 2019 tot
en met 18 augustus 2019 te Papendrecht, althans in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een
huurcontract als ware het echt en onvervalst, door
- een advertentie op Facebook te plaatsen waarin een woning aan de
[straatnaam 2] huisnummer [D] te Papendrecht te huur wordt aangeboden,
terwijl hij, verdachte, niet tot het verhuren van die woning gerechtigd
was/is en/of
- tegen slachtoffer(s) (in strijd met de waarheid) te zeggen dat hij,
verdachte, tussenpersoon, althans bemiddelaar, was/is in de verhuur van
voornoemde woning en/of
- slachtoffer(s) en/of hun naasten een vals huurcontract te overleggen
en/of (mede) te laten ondertekenen.
Tekst tenlastelegging met parketnummer 96/091155-21
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Brielle terwijl hij wist of redelijkerwijs moest
weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van
motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander
rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of
categorieën was afgegeven, op de weg, turfkade, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Brielle, op de weg, turfkade, als bestuurder een
motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid
had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de
bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde
voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven.
Tekst tenlastelegging met parketnummer 96/103059-21
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2021 te Rotterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs
moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën
van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen
ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieën was afgegeven, op de weg, A15, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2021 te Rotterdam, op de weg, A15, als bestuurder
een motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid
had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de
bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde
voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven.