ECLI:NL:RBROT:2022:6463

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/637329 / KG ZA 22-339
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst in kort geding met betrekking tot de levering van onroerend goed

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, bestaande uit twee kinderen van de erflater, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, de echtgenote van de erflater. De eisers vorderen nakoming van een vaststellingsovereenkomst die op 29 juni 2021 is gesloten, waarin is afgesproken dat de gedaagde de eigendom van een woning aan hen zou overdragen. De gedaagde heeft echter nagelaten deze overdracht te effectueren, wat heeft geleid tot de huidige procedure.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de erflater is op 22 april 2020 overleden, en was gehuwd met de gedaagde. Uit een eerder huwelijk had hij zes kinderen, waaronder de eisers. In de vaststellingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de nalatenschap, waaronder de eigendom van de woning. De eisers hebben de gedaagde herhaaldelijk verzocht om mee te werken aan de levering van de woning, maar zonder resultaat. Dit heeft hen doen besluiten om een kort geding aan te spannen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de eisers de woning dringend nodig hebben voor onderhoud en het afsluiten van een hypotheek. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zich niet aan de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst heeft gehouden en heeft haar veroordeeld tot nakoming. De rechter heeft bepaald dat de gedaagde binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de woning aan de eisers moet leveren, en dat de kosten voor de uitvoering van deze machtiging voor rekening van de gedaagde komen. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/637329 / KG ZA 22-339
Vonnis in kort geding van 6 juli 2022
in de zaak van

1..[naam eiser 1],

wonende te [woonplaats eiser 1],
2.
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2],
eisers,
advocaat mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. B.D. Bos te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eisers] en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 mei 2022, met producties 1-25;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 22 juni 2022;
  • de spreekaantekeningen van mr. Boiten;
  • de pleitnota van mr. Bos.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Op 22 april 2020 is overleden [naam 1] (hierna: erflater).
2.2.
Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd in gemeenschap van goederen met [naam gedaagde].
2.3.
Erflater is eerder gehuwd geweest met [naam 2] (hierna: erflaatster). Dit huwelijk is ontbonden door het overlijden van erflaatster op 8 juli 1996.
2.4.
Uit het huwelijk tussen erflater en erflaatster zijn zes kinderen geboren:
- [naam 3];
- [naam eiser 1] (eiseres sub 1);
- [naam 4];
- [naam eiser 2] (eiser sub 2);
- [naam 5];
- [naam 6].
2.5.
De nalatenschap van erflater omvat de woning aan de [adres] (hierna: de woning), een vijftal onroerende zaken in Turkije en de helft van het saldo van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen erflater en [naam gedaagde].
2.6.
[eisers] heeft op 3 september 2020 een bodemprocedure aangespannen tegen [naam gedaagde] en onder meer gevorderd [naam gedaagde] te veroordelen tot het verlenen van onvoorwaardelijke medewerking aan de levering van 18,5% dan wel een percentage dat overeenkomt met de waarde van de erfrechtelijke aanspraken van [eisers] ten opzichte van de waarde van de woning.
2.7.
In de door [eisers] aangespannen bodemprocedure met zaak-/rolnummer C/10/604511 / HA ZA 20-900 heeft op 29 juni 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens deze mondelinge behandeling zijn partijen, ter beëindiging van het geschil, het volgende overeengekomen:
“1. De echtgenote [[naam gedaagde]] zal aan de zes kinderen van erflater zo snel mogelijk, doch uiterlijk op 1 september 2021, overdragen de eigendom van de appartementen aan de [adres]. De kosten worden verdeeld, in die zin dat de zes kinderen 6/7 deel daarvan dragen en de echtgenote 1/7 deel. Ter zake van overbedeling zullen de zes kinderen bij gelegenheid van de levering € 170.000,-- aan de echtgenote betalen.
2. Alle procedures in Turkije worden ingetrokken.
3. De eigendom van de drie appartementen ‘[appartementen]’ komt toe aan de echtgenote. De beslagen daarop zullen door de kinderen worden opgeheven.
Voor het overige doet de echtgenote afstand van haar rechten op het Turkse deel van de nalatenschap van erflater, ook voor zover dat betrekking heeft op goederen waarvan op dit moment onbekend is dat deze in de nalatenschap van erflater vallen.
De echtgenote verplicht zich om het aan haar toebedeelde deel van de appartementen en overige bestanddelen van het Turkse deel van de nalatenschap van erflater zo snel mogelijk, doch uiterlijk op 1 september 2021, te leveren aan de kinderen voor zoveel zij nog rechthebbende zijn.
4. Partijen zullen hun volledige medewerking verlenen aan de uitvoering van het bovenstaande. Daaronder wordt begrepen het instrueren van de advocaten in Turkije en de Nederlandse en Turkse notarissen om dienovereenkomstig te handelen.
5. De huurpenningen van de appartementen aan de [adres] komen tot de datum van overdracht toe aan de echtgenote. Vanaf de datum van overdracht komen die huurpenningen toe aan de zes kinderen.
6. De Opel Meriva die in het Nederlandse deel van de nalatenschap van erflater valt, staat op dit moment op naam van [naam 7] (zoon van [naam eiser 2]). De auto zal op naam van de echtgenote worden gezet. De eigendom van de auto komt aan de echtgenote toe.
7. De eigendom van de inboedel van de door de echtgenote bewoonde woning komt aan haar toe.
8. Ter zake van de bankrekeningen die in de nalatenschap van erflater vallen zal geen verrekening meer plaatsvinden.
9. Na voldoening van vorenstaande hebben partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen en verlenen zij elkaar over en weer finale kwijting.
10. Partijen dragen elk de eigen kosten van de procedure.
11. Partijen doen afstand van het recht om deze overeenkomst (buiten rechte of in rechte) te ontbinden of te vernietigen; slechts nakoming kan worden gevorderd.
12. Partijen vragen doorhaling van de procedure en zij komen overeen dat de zaak niet weer opgebracht kan worden.
13. Partijen gaan ervan uit dat deze overeenkomst ook in Turkije rechtsgeldig is. Mocht een Turkse autoriteit dat anders zien, dan blijft deze overeenkomst tussen de zes kinderen en de echtgenote van gelding.
14. De heer [naam eiser 2] staat ervoor in dat de vier andere kinderen van erflater instemmen met hetgeen hier is overeengekomen. Hij zal hun vragen om deze overeenkomst voor akkoord te ondertekenen en het door hen ondertekende exemplaar van deze overeenkomst via de advocaten aan de echtgenote toesturen.”
2.8.
Na [naam gedaagde] diverse malen te hebben aangeschreven met het verzoek mee te werken aan de levering van de woning, heeft notaris [naam notaris] (hierna: [naam notaris]) op 16 maart 2022 een conceptakte van verdeling toegezonden aan de betrokken partijen.

3..Het geschil

3.1.
[eisers] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam gedaagde] te veroordelen tot nakoming van hetgeen staat opgetekend in het proces-verbaal van schikking van de Rechtbank Rotterdam van 29 juni 2021, gegeven tussen [naam eiser 1] en [naam eiser 2] als eisers en [naam gedaagde] als gedaagde met zaaknummer ‘604511 HA ZA 20-900’ en mitsdien:
primair:
te bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de notariële akte bestemd tot de levering van de onroerende zaak, staande en gelegen te [adres], kadastraal bekend als gemeente Delfshaven, sectie [sectie], nummer [nummer], welke onroerende zaak krachtens het proces-verbaal van schikking van de Rechtbank Rotterdam van 29 juni 2021, gegeven tussen [naam eiser 1] en [naam eiser 2] als eisers en [naam gedaagde] als gedaagde met zaaknummer ‘604511 HA ZA 20-900’, door [naam gedaagde] aan de zes kinderen van erflater geleverd moet worden en te bepalen dat de in art. 3:301 lid 1 sub b BW bedoelde termijn op veertien dagen wordt bepaald alsmede te bepalen dat dit vonnis in de plaats van de akte treedt vanaf het moment dat de koopsom zich in handen van de door de rechter aangewezen derde, namelijk notaris [naam notaris] te Zwijndrecht bevindt;
subsidiair:
[naam gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de onroerende zaak, staande en gelegen te [adres], kadastraal bekend als gemeente Delfshaven, sectie [sectie], nummer [nummer], aan de kinderen (notarieel) te leveren en bepalen dat indien [naam gedaagde] hieraan niet voldoet, dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van haar instemmende wilsverklaring, medewerking en/of handtekening en te bepalen dat de kosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze machtiging ten laste van [naam gedaagde] komen;
meer subsidiair:
[naam gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de onroerende zaak, staande en gelegen te [adres], kadastraal bekend als gemeente Delfshaven, sectie [sectie], nummer [nummer], aan de kinderen (notarieel) te leveren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of dagdeel dat [naam gedaagde] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 170.000,-;
II. [naam gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Partijen zijn op 29 juni 2021 overeengekomen dat [naam gedaagde] op uiterlijk 1 september 2021 de eigendom van de woning zal overdragen. Vaststaat dat deze overdracht tot op heden niet heeft plaatsgevonden terwijl [eisers] zich, terwijl zij nog geen eigenaar is, genoodzaakt zag een lek dak en een lekkage in de badkamer te verhelpen omdat [naam gedaagde] dit als verhuurder naliet. Vanwege het achterstallig onderhoud wenst [eisers] spoedig over de woning te beschikken. [eisers] heeft verder toegelicht dat zij een hypotheek moet afsluiten om [naam gedaagde] het bedrag van € 170.000,00 te betalen en het nodige groot onderhoud aan de woning te verrichten. De hypotheekrente stijgt momenteel zodat [eisers] ook om die reden spoedig een hypotheek wenst af te sluiten. Gelet op voornoemde omstandigheden is het spoedeisend belang dat [eisers] bij haar vordering heeft, voldoende gegeven.
Nakoming
4.2.
[eisers] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [naam gedaagde] heeft zich blijkens het proces-verbaal van 29 juni 2021 verplicht haar volledige medewerking te verlenen aan de levering van de eigendom van de woning. [naam gedaagde] weigert echter ten onrechte haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van het proces-verbaal. Op grond van artikel 3:296 lid 1 BW dient [naam gedaagde] derhalve tot nakoming te worden veroordeeld.
4.3.
[naam gedaagde] heeft in de eerste plaats het volgende verweer gevoerd. Hoewel partijen op 29 juni 2021 een proces-verbaal hebben ondertekend waarin een schikking is opgenomen, is niet daadwerkelijk een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Op grond van artikel 3:33 BW vereist een rechtshandeling een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Omdat [naam gedaagde] niet de afspraken heeft willen maken die zijn vastgelegd in het proces-verbaal van 29 juni 2021, is aan voornoemde bepaling niet voldaan. Aan de voorwaarde van artikel 3:35 BW is evenmin voldaan. [naam gedaagde] is de Nederlandse taal niet machtig, zij kan niet lezen en schrijven en mist het opleidingsniveau om juridische materie snel te begrijpen. [naam gedaagde] heeft het proces-verbaal weliswaar ondertekend maar [eisers] mocht in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet begrijpen dat [naam gedaagde] de afspraken wilde maken die in de vaststellingsovereenkomst zijn vastgelegd. Onduidelijk is hoe het precies zit met de bezittingen in Turkije en of [eisers] niet welbewust informatie daarover hebben achtergehouden en niet betrokken heeft in de schikking. Zou blijken dat dit het geval is, dan is sprake van bedrog en zal op die grond de beweerdelijke vaststellingsovereenkomst worden vernietigd.
4.4.
Dit verweer van [naam gedaagde] slaagt niet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2021 is [naam gedaagde] bijgestaan door een advocaat. [naam gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat de kwalitatief zeer zwakke conclusie van antwoord laat zien dat zij geen deugdelijke juridische bijstand heeft gehad, maar [eisers] stelt dat [naam gedaagde] zich geen betere advocaat kon wensen omdat hij de Turkse taal machtig is. Dit verweer kan [naam gedaagde] zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – dan ook niet baten. Daarnaast was bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst een rechter en een tolk aanwezig. Dat de taak van de rechter bij een schikking zich beperkt tot het opstellen van het proces-verbaal kan op zichzelf juist zijn. [eisers] heeft echter gesteld dat zowel op de gang bij de onderhandelingen over de schikking als tijdens het opmaken van het proces-verbaal steeds stap voor stap is vertaald wat de schikking inhield en wat er in het proces-verbaal werd opgenomen zodat dat voor [naam gedaagde] duidelijk was.
4.4.2.
Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat, nadat het proces-verbaal tot stand is gekomen, door of namens [naam gedaagde] geen actie is ondernomen. Zij heeft de vaststellingsovereenkomst bijvoorbeeld niet vernietigd vanwege dwaling of bedrog. Zij heeft zelfs op geen enkele wijze kenbaar gemaakt het niet eens te zijn met de inhoud van het proces-verbaal van 29 juni 2021. Integendeel, per e-mail van 29 maart 2022 bericht de gemachtigde van [naam gedaagde], [naam 8] aan [naam notaris]:
“Vorige week heb ik [naam gedaagde] geadviseerd om zo snel mogelijk een afspraak te maken voor ondertekening. Gisteren is mij door de contactpersoon toegezegd dat deze afspraak vandaag gemaakt zou worden. Kunt u de ondertekening bevestigen?”Uit dit bericht volgt dat [naam gedaagde] tot in elk geval eind maart 2022 medewerking verleende aan de levering van de eigendom van de woning. Bovendien zijn partijen in randnummer 4 van de vaststellingsovereenkomst expliciet overeengekomen dat zij hun volledige medewerking zullen verlenen aan de uitvoering van onder meer de levering van de eigendom van de woning.
4.4.3.
[naam gedaagde] heeft, ter onderbouwing van haar verweer dat geen sprake is van wilsovereenstemming, tijdens de mondelinge behandeling voorts nog het volgende aangevoerd.
De afspraak tussen partijen dat de huur vanaf 1 september 2020 toekomt aan [eisers] en niet meer aan [naam gedaagde] wordt in de conceptakte van levering uitgelegd als het afstand doen door [naam gedaagde] van haar recht op vruchtgebruik. [eisers] heeft niet in redelijkheid mogen begrijpen dat [naam gedaagde] afstand zou doen van haar wettelijke recht ter waarde van € 30.000,00 per jaar tot aan haar overlijden. Voorts wordt in randnummer 3 van de vaststellingsovereenkomst gesproken over een drietal appartementen in Turkije die aan [naam gedaagde] toekomen. Op grond van artikel 4:13 lid 2 BW is zij echter al eigenaar van deze appartementen en bovendien is sprake van in totaal acht appartementen in plaats van vijf appartementen en daarvan is [eisers] op de hoogte. [eisers] mocht gelet op deze omstandigheden niet begrijpen dat [naam gedaagde] daadwerkelijk bedoelde afstand te doen van al haar rechten en bezittingen in Turkije, behoudens de drie appartementen met een zeer beperkte waarde.
Ook dit verweer kan [naam gedaagde] niet baten. Terecht heeft [eisers] tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat partijen op 29 juni 2021 een nieuwe overeenkomst hebben gesloten en dat daarop de bepalingen omtrent het erfrecht niet van toepassing zijn. Partijen hebben een onaantastbare vaststellingsovereenkomst gesloten. Partijen zijn immers overeengekomen dat zij afstand doen van het recht om de vaststellingsovereenkomst (buiten rechte of in rechte) te ontbinden of te vernietigen.
4.5.
[naam gedaagde] heeft voorts nog aangevoerd dat overdracht van de woning niet kan plaatsvinden omdat het de facto een verdeling betreft, zonder dat daarbij alle betrokkenen partij zijn. Ter onderbouwing van haar verweer heeft [naam gedaagde] het volgende aangevoerd. Bij een verdeling in overleg, zoals die op 29 juni 2021 heeft plaatsgevonden, geldt dat alleen wanneer alle deelgenoten in het geding zijn betrokken op verantwoorde wijze een oordeel kan worden gevormd over de omvang van de nalatenschap. Vier van de stiefkinderen van [naam gedaagde] waren echter niet betrokken en zijn ook geen cliënt van de advocaat van [eisers]. Uit niets blijkt dat de vier stiefkinderen zich op verantwoorde wijze een oordeel hebben gevormd over de omvang van de nalatenschap. Evenmin blijkt dat zij zich hebben gerealiseerd dat [naam gedaagde] haar wettelijke rechten prijsgeeft en in hoeverre zij deugdelijk op de hoogte zijn van de omvang van de bezittingen in Turkije. De echtheid van de handtekeningen onder het proces-verbaal wordt door [naam gedaagde] betwist. Ook de echtheid van de handtekeningen onder de machtiging die [eisers] als productie 24 in het geding heeft gebracht wordt betwist. De consequentie dient te zijn dat de feitelijke verdeling zoals vastgelegd in het proces-verbaal nietig is, net zoals een gerechtelijke verdeling nietig is indien niet alle deelgenoten in de betreffende procedure zijn betrokken.
4.6.
Dit verweer slaagt evenmin. [eisers] heeft tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat tijdens de schikkingsonderhandelingen op 29 juni 2021 is gebeld met de vier stiefkinderen die niet tijdens de zitting aanwezig waren. Volgens [eisers] waren [naam gedaagde] en haar tolk daarbij aanwezig en stemden alle kinderen in met de tussen [eisers] en [naam gedaagde] voorgestelde regeling, hetgeen evenmin door [naam gedaagde] is weersproken. Nadien hebben de vier kinderen een volmacht ondertekend bij [naam notaris]. Daarmee staat vast dat de vier stiefkinderen voldoende vertegenwoordigd waren in de procedure tussen [eisers] en [naam gedaagde]. Tevens zijn er onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de echtheid van de handtekeningen onder de volmacht die [eisers] als productie 24 in het geding heeft gebracht. Het enkele feit dat aan de volmacht geen kopieën van legitimatiebewijzen zijn gehecht, maakt dit niet anders.
4.7.
Aan het beroep van [naam gedaagde] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid gaat de voorzieningenrechter eveneens voorbij. [naam gedaagde] refereert in dat verband wederom aan de inhoud van de vaststellingsovereenkomst en voert aan dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij aan deze overeenkomst wordt gehouden. Hiervoor is echter reeds overwogen dat de verdeling niet meer aan de orde is maar dat slechts geoordeeld hoeft te worden over het al dan niet nakomen van de vaststellingsovereenkomst. Op wat [naam gedaagde] heeft aangevoerd omtrent de inhoud van de vaststellingsovereenkomst en welke consequenties dit voor haar heeft, wordt dan ook niet meer ingegaan. Het vormt evenmin aanleiding om op basis van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid anders te oordelen.
4.8.
Het beroep op opschorting baat [naam gedaagde] ook niet zodat de voorzieningenrechter daaraan eveneens voorbijgaat. Voor een beroep op opschorting is op grond van artikel 6:59 BW vereist dat [eisers] in verzuim is. [naam gedaagde] heeft hieromtrent niets gesteld, laat staan onderbouwd zodat haar alleen al om die reden geen beroep op opschorting toekomt. Volgens [naam gedaagde] kunnen de appartementen in Turkije die haar op grond van de vaststellingsovereenkomst toekomen, niet aan haar worden overgedragen. Naar Turks recht is de vaststellingsovereenkomst volgens haar geen rechtsgeldige titel voor overdracht van onroerend goed. Partijen hebben een en ander echter ondervangen door in de vaststellingsovereenkomst op te nemen dat partijen ervan uitgaan dat de overeenkomst ook in Turkije rechtsgeldig is en wanneer een Turkse autoriteit dat anders mocht zien, dan blijft de overeenkomst tussen de zes kinderen en [naam gedaagde] van gelding. Het verweer dat de beslagen niet zijn opgeheven zodat overdracht van de drie appartementen aan [naam gedaagde] achterwege zal blijven, snijdt evenmin hout. Dat in Turkije de titel van het proces-verbaal waarin de schikking is vervat mogelijk niet wordt erkend, staat los van de wil van [eisers] om het beslag op de appartementen op te heffen.
4.9.
De slotsom is dat de vordering van [eisers] om [naam gedaagde] te veroordelen tot nakoming van hetgeen staat opgetekend in het proces-verbaal van schikking van 29 juni 2021 wordt toegewezen. In plaats van de primaire vordering om te bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de notariële akte bestemd tot levering van de woning, zal de subsidiaire vordering om [naam gedaagde] te veroordelen de woning aan de kinderen (notarieel) te leveren worden toegewezen. Voor toewijzing van de primaire vordering is vereist dat sprake moet zijn van een ‘pasklare’ uitspraak die zonder meer kan worden ingeschreven in de openbare registers. In dit geval is weliswaar een concepttransportakte gereed maar niet valt te overzien of deze akte zonder wijzigingen wordt ingeschreven in de openbare registers.
Proceskosten
4.10.
[naam gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- betekening oproeping € 127,43
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.457,43

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde] tot nakoming van hetgeen staat opgetekend in het proces-verbaal van schikking van de Rechtbank Rotterdam van 29 juni 2021, gegeven tussen [naam eiser 1] en [naam eiser 2] als eisers en [naam gedaagde] als gedaagde met zaaknummer C/10/604511 / HA ZA 20-900,
5.2.
veroordeelt [naam gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de onroerende zaak, staande en gelegen te [adres], kadastraal bekend als gemeente Delfshaven, sectie [sectie], nummer [nummer], aan de kinderen (notarieel) te leveren en bepaalt dat indien [naam gedaagde] hieraan niet voldoet, dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van haar instemmende wilsverklaring, medewerking en/of handtekening en bepaalt dat de kosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze machtiging ten laste van [naam gedaagde] komen,
5.3.
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.457,43,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.
3078/1573