Op 6 juli 2022 hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 13 juli 2022 bepaald. Tijdens de zitting is verweerster, Van ’t Hof Rijnland Vastgoedmanagement, niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Verzoekers hebben verklaard dat zij de huur voor de maanden april tot en met juli 2022 hebben voldaan, maar verweerster heeft gesteld dat er een huurachterstand is van € 10.908,12 en dat er geen zicht is op verbetering. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekers een vonnis tot ontruiming hebben ontvangen en verweerster heeft aangekondigd tot ontruiming over te gaan, concludeert de rechtbank dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in hun huurwoning willen blijven, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekers zwaarder wegen, vooral gezien hun recente betalingen en de inzet voor budgetbeheer. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met voorwaarden. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.