ECLI:NL:RBROT:2022:6435

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
ROT 21/5699 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de opposant beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) van 5 oktober 2021. De rechtbank had eerder, op 1 april 2022, het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit van 13 januari 2021. De opposant heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, wat op 28 juli 2022 op zitting is behandeld. Tijdens deze zitting heeft de opposant telefonisch deelgenomen.

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De opposant voerde aan dat hij geen bezwaar kon maken omdat zijn gezondheid destijds redelijk was, maar dat hij nu fysiek en mentaal ziek is. Hij stelde dat verweerder had aangegeven dat bezwaar maken niet nodig was, maar dit werd niet onderbouwd met bewijs.

De verzetrechter heeft beoordeeld of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was. De rechter concludeerde dat de argumenten van de opposant niet leidden tot twijfel over de buiten-zittinguitspraak van 1 april 2022. De rechtbank oordeelde dat de opposant op het moment van het primaire besluit in redelijke gezondheid verkeerde en dat de stelling dat verweerder had gezegd dat bezwaar maken niet nodig was, niet was onderbouwd. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5699 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2022 op het verzet van

[naam opposant], te [woonplaats opposant], opposant.

Inleiding

Opposant heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) van 5 oktober 2021.
Bij uitspraak van 1 april 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 28 juli 2022 op zitting behandeld. Opposant heeft telefonisch deelgenomen aan de zitting.

De uitspraak van 1 april 2022 en het verzet van opposant

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht omdat opposant niet eerst bezwaar heeft gemaakt voordat hij beroep heeft ingesteld.
2. Opposant voert tegen deze uitspraak aan dat hij geen bezwaar kon maken omdat zijn fysieke en mentale gezondheid redelijk was toen het primaire besluit op 13 januari 2021 werd genomen. Momenteel is opposant fysiek en mentaal ziek en hij gebruikt meer medicijnen dan voorheen. Opposant heeft verder aangevoerd dat hij contact heeft gehad met verweerder en dat die heeft gezegd dat het maken van bezwaar niet nodig was.

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposant bij de uitspraak van 1 april 2022 terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. De verzetrechter overweegt het volgende. Op 13 januari 2021 heeft verweerder het primaire besluit genomen dat opposant volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Hiertegen heeft de ex-werkgever van opposant bezwaar gemaakt waarna het besluit van 5 oktober 2021 volgde. Hierin staat dat het bezwaar van de ex-werkgever ongegrond is en dat opposant nog steeds volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
Wat door opposant in deze verzetprocedure is aangevoerd leidt niet tot twijfel over de buiten-zittinguitspraak van 1 april 2022. Dat opposant op het moment dat hij bezwaar kon indienen tegen het primaire besluit in redelijke gezondheid verkeerde, zodat er op dat moment – zo begrijpt de rechtbank – voor hem geen reden bestond om een bezwaarschrift in te dienen, kan niet leiden tot een ander oordeel. Dat door verweerder zou zijn gezegd dat bezwaar maken niet nodig was, is door opposant niet met enig bewijsstuk onderbouwd. Ter zitting is opposant erop gewezen dat hij in het geval van een veranderde gezondheidssituatie bij verweerder om een herkeuring kan verzoeken.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2022.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.