ECLI:NL:RBROT:2022:6434

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
ROT 21/5409 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 23 februari 2022, waarin zijn verzoek om herziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had verzet ingesteld tegen deze uitspraak, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet niet inhoudelijk kon worden behandeld. De opposant had te laat verzet ingesteld, aangezien het verzetschrift pas op 11 april 2022 was ingediend, terwijl de termijn voor indiening op 8 april 2022 was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verschoonbare redenen waren voor deze termijnoverschrijding.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de opposant geen gronden van verzet heeft aangevoerd die de niet-ontvankelijkheid van zijn verzoek zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank heeft de argumenten van de opposant, waaronder beschuldigingen van ambtsmisdrijven en onrechtmatig handelen, niet als voldoende geacht om het verzet gegrond te verklaren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet niet-ontvankelijk is en dat de eerdere uitspraak van 23 februari 2022 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5409 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2022 op het verzet van

[naam opposant], te [woonplaats opposant], opposant.

Inleiding

Opposant heeft verzocht om herziening van een uitspraak van deze rechtbank van 29 maart 2021 (zaaknummer ROT 20/3831), als bedoeld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij uitspraak van 23 februari 2022 heeft de rechtbank dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 28 juli 2022 behandeld op zitting. Opposant is niet verschenen.

De uitspraak van 23 februari 2022 en het verzet van opposant

1. De rechtbank heeft in de herzieningszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb, dat in artikel 8:119 van de Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard, biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat opposant het griffierecht niet (op tijd) heeft voldaan.
2. Opposant voert tegen deze uitspraak aan dat de rechtbank met een brief van 14 april 2022 in strijd heeft gehandeld met artikel 6:14, eerste lid, van de Awb. De griffie, door opposant aangeduid als “VVD’66-vrouwenquotumgriffievertegenwoordigster”, heeft zich volgens hem schuldig gemaakt aan het plegen van ambtsmisdrijven zoals valsheid in geschrift. In deze brief is opposant tevens beroofd van zijn internationaal en rechtsstatelijk verworven medetitulatuur, drs. Opposant betoogt verder dat in strijd met artikel 8:37, derde lid, van de Awb is gehandeld omdat de verzenddatum niet in getallen is genoemd. Hierdoor is volgens opposant sprake van een “intrinsiek perfide versie van omkering van de bewijslastsmeerlapperij”. De rechtbank heeft volgens opposant meervoudig onrechtmatig gehandeld en verzoekt om (niet nader gespecificeerde) informatie toe te sturen.

Beoordeling door de verzetrechter

3.1.
De voor het verzet relevante wet- en regelgeving is te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het verzoek van opposant bij de uitspraak van 23 februari 2022 terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
3.3.
De verzetrechter overweegt dat het verzet om meerdere redenen niet inhoudelijk kan worden behandeld en daarmee niet-ontvankelijk is. Opposant heeft ten eerste te laat verzet ingesteld. Opposant had de mogelijkheid binnen zes weken na de verzending van de uitspraak (op 25 februari 2022) een verzetschrift in te dienen (dus tot en met 8 april 2022). Het verzetschrift van opposant is op 11 april 2022 en daarmee te laat bij de rechtbank ingekomen. Het is niet gebleken dat het verzetschrift tijdig op de post is gedaan. Aan opposant is op 14 april 2022 schriftelijk gevraagd waarom hij te laat verzet heeft ingesteld. In de geschriften die daarna zijn ingekomen heeft de verzetrechter geen argumenten gevonden waaruit blijkt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Ten tweede kan de verzetrechter uit de door opposant ingediende geschriften geen gronden van verzet afleiden. Opposant heeft geen gronden aangevoerd tegen het zonder zitting afdoen van zijn herzieningsverzoek. Bij brief van 14 april 2022 is opposant in de gelegenheid gesteld om alsnog gronden van verzet in te dienen. In de brieven die daarna zijn ingekomen, heeft de verzetrechter evenmin verzetgronden kunnen vinden. Omdat hiermee niet is voldaan aan de wettelijke minimumvereisten voor een verzetschrift, is het verzet ook om die reden niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzet is niet-ontvankelijk en kan daarom niet inhoudelijk worden behandeld. De buiten-zittinguitspraak van 23 februari 2022 blijft in stand.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2022.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor het verzet relevante wet- en regelgeving uit de Awb

Artikel 6:5

1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;
d. de gronden van het bezwaar of beroep.
(…)

Artikel 6:6

Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Artikel 6:7

De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.

Artikel 6:8

1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
(…)

Artikel 6:9

1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Artikel 8:55

1. Tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de bestuursrechter.
2. De artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 zijn van overeenkomstige toepassing.
(…)