Op 20 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam. De officier van justitie, mr. N. Linnenbank, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 maart 2022 in Rotterdam een elektrische voetvijl heeft gestolen uit een winkel aan het Zuidplein Hoog. De verdachte heeft deze diefstal gepleegd met de intentie om het gestolen goed wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de diefstal zonder nadere motivering vastgesteld, aangezien de verdachte het feit heeft bekend. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en een rapport van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Dit rapport gaf aan dat de verdachte kampt met diverse problemen, waaronder dakloosheid en psychische problematiek, en dat eerdere interventies niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is om de samenleving te beschermen en om de recidive van de verdachte te beëindigen. De verdachte heeft eerder al een ISD-maatregel opgelegd gekregen, maar heeft zich niet aan de voorwaarden gehouden. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte voor de duur van twee jaren te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders. Tevens heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, gezien de opgelegde ISD-maatregel.