Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 juli 2022 in de zaak tussen
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaats] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam, verweerder
Staat der Nederlanden(namens deze de minister van Justitie en Veiligheid, hierna: de Staat).
[naam bedrijf]te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster
Procesverloop
De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2022 op zitting behandeld. Namens eisers is verschenen [naam eiser 1] , bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [persoon A] . Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, [persoon B] en [persoon C] .
Overwegingen
“1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e:
2. (…)
“Het bodemrisico van de in de aanvraag beschreven bodembedreigende activiteit moet door het treffen van een combinatie van maatregelen en voorzieningen voldoen aan een verwaarloosbaar bodemrisico zoals gedefinieerd in de NRB.”
“Er mag geen gebruikt frituurvet in een straatkolk terecht komen. Mocht er (bijvoorbeeld door lekkage van een vat) toch gebruikt frituurvet worden gemorst op de stelconplaten en/of de straatklinkers, dan dient het gebruikt frituurvet direct te worden opgeruimd.”
Geluid
“De inrichtinghouder is verplicht de volgende aankomst- en vertrekprocedure te implementeren en te handhaven:
- Na aankomst worden de vrachtwagens zo snel als mogelijk geparkeerd op de opstelplaatsen aan de noordwestzijde van het terrein, met de neus richting de uitrit;
- Voor vertrek staan de vrachtwagens klaar op de opstelplaatsen aan de noordwestzijde van het terrein, met de neus richting de uitrit;
- De chauffeur sluit het autoportier zonder deze onnodig hard dicht te slaan;
- Er wordt langzaam weggereden met een snelheid van circa 5 km/uur (stapvoets) of minder;
- Onnodig veel gas geven en onnodig remmen moet zo veel als mogelijk worden voorkomen;
- De vrachtwagens rijden op een afstand van circa 15 meter of meer tot de zuidoostelijke inrichtingsgrens.
- De vrachtwagens mogen in de avond- en nachtperiode niet binnen een afstand van 15 meter van de zuidoostelijke inrichtingsgrens aanwezig zijn.”
“Voor de nachtperiode kunnen maximale geluidsniveaus (Lmax) tot 65 dB(A) worden vergund, bijvoorbeeld indien:
- er sprake is van een feitelijk bestaande, reeds vergunde en noodzakelijke activiteit en alle redelijkerwijs mogelijke technische en organisatorische maatregelen zijn getroffen (ALARA voorwaarde) en
- de bedrijfssituatie waarin de maximale geluidsniveaus (Lmax) tot 65 dB(A) voorkomen in de vergunning zijn beschreven en
- aan alle omwonenden moet (zo nodig) een pakket van geluidwerende voorzieningen zijn aangeboden (en door de omwonenden zijn geaccepteerd), gericht op het beperken van de maximale geluidsniveaus (Lmax) binnen de in die periode relevante geluidgevoelige ruimten van woningen tot 45 dB(A) voor de nachtperiode en
- op het moment van vergunningverlening duidelijk is dat het maximale geluidsniveau (Lmax) aan de ontheffingswaarde kan voldoen.”
De maximale geluidniveaus in de nachtperiode voor [adres 2] en 118BC zijn volgens het akoestisch onderzoek 65 dB(A) of lager. Eisers hebben de juistheid van het akoestisch onderzoek op dit punt niet bestreden. De maximale geluidniveaus in de nachtperiode passen daarom binnen de ontheffingsmogelijkheid die in de Handreiking is opgenomen. De rechtbank laat daarbij in het midden of [adres 3] , gelet op de planologische status van dat gebouw, moet worden aangemerkt als geluidgevoelig object. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de bescherming van het milieu zich in zoverre niet tegen de verlening van de omgevingsvergunning verzet.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van € 1000,- aan schadevergoeding aan eisers;
- draagt de Staat der Nederlanden op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 379,50.