In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over huurachterstand van opslagruimten. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.F. Damen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van de gehuurde opslagruimten, alsook betaling van de huurachterstand en proceskosten. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S. Süzen, erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat hij door omstandigheden, waaronder het ontbreken van zijn paspoort, niet in staat was om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, aangezien de huurachterstand op het moment van dagvaarding meer dan vijf maanden bedroeg. De rechter wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomsten en de ontruiming van de opslagruimten binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, rente en proceskosten. De kantonrechter weigerde de gedaagde een termijn te geven om zijn schuld te voldoen, omdat hij niet beschikte over een eigen woning of alternatieve opslagruimte. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.