ECLI:NL:RBROT:2022:6348

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
9580242 \ CV EXPL 21-40709
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming opslagruimten wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over huurachterstand van opslagruimten. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.F. Damen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van de gehuurde opslagruimten, alsook betaling van de huurachterstand en proceskosten. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S. Süzen, erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat hij door omstandigheden, waaronder het ontbreken van zijn paspoort, niet in staat was om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, aangezien de huurachterstand op het moment van dagvaarding meer dan vijf maanden bedroeg. De rechter wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomsten en de ontruiming van de opslagruimten binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, rente en proceskosten. De kantonrechter weigerde de gedaagde een termijn te geven om zijn schuld te voldoen, omdat hij niet beschikte over een eigen woning of alternatieve opslagruimte. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9580242 \ CV EXPL 21-40709
datum uitspraak: 15 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.F. Damen,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Süzen.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 december 2021, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 28 januari 2022;
  • het antwoord, met een bijlage;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van [eiseres] , met bijlagen.
1.2.
Op 16 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 2 januari 2021 respectievelijk 20 mei 2021 een opslagruimte genummerd 1713 respectievelijk een opslagruimte genummerd 1010 (hierna gezamenlijk: het gehuurde) van [eiseres] . De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 209,10 respectievelijk € 148,62 (in totaal dus € 357,72 per maand) en moet bij vooruitbetaling worden voldaan.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de huurovereenkomsten te ontbinden;
  • [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te betalen € 2.913,20 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] een bedrag van € 357,72 per maand te betalen, vanaf 1 januari 2022 tot aan de ontruiming;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 2.674,08, wettelijke rente van € 13,48 (berekend tot en met 3 december 2021) en buitengerechtelijke incassokosten van € 225,64 (inclusief btw).
3.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende. [gedaagde] is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van de verschuldigde huurpenningen. De huurachterstand van [gedaagde] tot en met december 2021 bedraagt € 2.674,08. De hoogte van deze huurachterstand, die op het moment van dagvaarden meer dan drie maanden bedroeg, rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde] erkent dat sprake is van een huurachterstand. [gedaagde] kreeg van [eiseres] namelijk geen toegang tot het gehuurde, en kon daarom niet bij zijn paspoort. Door het ontbreken van zijn paspoort, is hij er niet in geslaagd een baan in loondienst te vinden. [gedaagde] heeft daarnaast nog geprobeerd een betalingsregeling te treffen met [eiseres] . Dit bleek echter niet meer mogelijk omdat de deurwaarder al was ingeschakeld. Voor zover ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd wordt geacht verzoekt [gedaagde] om hem een laatste termijn (terme de grâce) te verlenen om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen, voordat [eiseres] tot ontruiming van het gehuurde kan overgaan.

4..De beoordeling

huurachterstand
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van dagvaarding € 2.674,08 bedroeg. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] aangegeven dat ook de huur vanaf januari tot en met juni 2022 (voor een bedrag van € 2.146,32) niet is betaald. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij ook deze huur niet heeft betaald, zodat de kantonrechter zal uitgaan van een huurachterstand tot en met juni 2022. De gevorderde betaling van de huurachterstand tot en met juni 2022 (in totaal een bedrag van € 4.820,40) zal dan ook worden toegewezen.
betalingsregeling
4.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd een betalingsregeling vast te stellen zonder instemming van [eiseres] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft (de gemachtigde van) [eiseres] medegedeeld dat zij eerst een vonnis en inzicht in de inkomsten en uitgaven van [gedaagde] wenst te krijgen voordat zij de mogelijkheden van een betalingsregeling eventueel wil onderzoeken. De kantonrechter geeft [gedaagde] in overweging zich binnen korte termijn na ontvangst van dit vonnis (nogmaals) tot de gemachtigde van [eiseres] te wenden, teneinde een passende betalingsregeling te trachten overeen te komen.
ontbinding huurovereenkomst
4.3.
Ten aanzien van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Door een huurachterstand te laten ontstaan, is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting jegens [eiseres] . Ten tijde van de dagvaarding bestond er een huurachterstand van meer dan vijf maanden. Van een tekortkoming van geringe betekenis is daarom geen sprake. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de tekortkoming van bijzondere aard is. Dat [gedaagde] enige tijd geen beschikking had over zijn paspoort en daardoor geen baan in loondienst kon vinden, komt voor rekening en risico van [gedaagde] . Uit het door [eiseres] overgelegde e-mailbericht blijkt namelijk dat [gedaagde] wel degelijk de mogelijkheid had zijn paspoort op te halen, maar dat niemand zich tot op dat moment bij [eiseres] had gemeld. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Tijdens de mondelinge behandeling bleek bovendien dat [gedaagde] zijn paspoort inmiddels weer in zijn bezit heeft, en dat hij werk heeft gevonden.
4.4.
De door [gedaagde] aangevoerde financiële en persoonlijke omstandigheden komen, hoe vervelend ook, ook voor zijn rekening en risico en doen niet af aan de belangen van [eiseres] bij een huurder die (tijdig) aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt dan ook gerechtvaardigd geacht en toegewezen.
4.5.
Gezien de omstandigheid dat sprake is van een huurachterstand van in totaal € 4.820,40 (exclusief rente en kosten) en [gedaagde] heeft aangegeven deze huurachterstand in 4 tot maximaal 6 maanden te kunnen aflossen, ziet de kantonrechter geen aanleiding gebruik te maken van de wettelijke bevoegdheid om [gedaagde] een termijn van één maand toe te staan om zijn schuld aan [eiseres] met rente en kosten, naast de lopende huur, alsnog te betalen. Aan [gedaagde] zal daarom geen zogeheten terme de grâce worden verleend.
4.6.
Aangezien [gedaagde] onweersproken heeft aangevoerd dat hij niet beschikt over een eigen woning of alternatieve opslagruimte, acht de kantonrechter een ontruimingstermijn van drie dagen niet redelijk. De ontruimingstermijn wordt daarom gesteld op 14 dagen na betekening van dit vonnis.
buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moeten worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft op 18 augustus 2021 een aanmaning aan [gedaagde] verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. [gedaagde] heeft niet weersproken dat hij deze aanmaning heeft ontvangen, waardoor van de ontvangst van deze aanmaning door [gedaagde] wordt uitgegaan. Daarnaast staat vast dat [gedaagde] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot volledige betaling van de gevorderde hoofdsom is overgegaan. Het gevorderde bedrag aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 225,64 zal dan ook worden toegewezen.
rente
4.8.
De gevorderde rente, die berekend tot en met 3 december 2021 € 13,48 bedraagt, wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van [eiseres] volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] deze stellingen niet heeft betwist.
proceskosten
4.9.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten, waaronder de nakosten, betalen. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 121,39 aan dagvaardingskosten, € 507,00 aan griffierecht en € 436,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 218,00 tarief). Dit is in totaal € 1.064,39. De nakosten worden begroot op € 109,00 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, worden ook de explootkosten van deze betekening toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 5.059,52 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 2.674,08 vanaf 7 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomsten tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om de gehuurde opslagruimten, genummerd 1713 en 1010, gelegen in het Self Storage gebouw aan de [adres] te Rotterdam, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis met alle zich daarin bevindende goederen te ontruimen en te verlaten en onder overgave der sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen € 357,72 met ingang van de maand juli 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 1.064,39;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 109,00 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, in de explootkosten van deze betekening;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
54214