ECLI:NL:RBROT:2022:6323

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
9976974 VV EXPL 22-256
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens ernstige overlast door de huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.P. van den Bergh, vorderde de ontruiming van de woning van de gedaagde, die sinds 1 augustus 2017 huurde. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. A. Rhijnsburger, veroorzaakte ernstige overlast, waaronder geweldsincidenten, die de veiligheid van de buurtbewoners in gevaar brachten. De kantonrechter oordeelde dat de overlastmeldingen, die sinds medio 2020 waren geregistreerd, onbetwist waren en dat de situatie was geëscaleerd tot het punt dat de gedaagde niet meer veilig kon terugkeren naar de woning. De kantonrechter concludeerde dat er een spoedeisend belang was voor de eiseres om de ontruiming te vorderen, en dat de gedaagde zich niet als een goed huurder had gedragen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van drie dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die in totaal € 755,83 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Locatie: Rotterdam
Zaaknummer: 9976974 VV EXPL 22-256
Datum: 13 juli 2022
proces-verbaal van mondelinge uitspraak ex artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van

[eiseres] ,

vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.P. van den Bergh,
tegen

[gedaagde] ,

woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.
Aanwezig is mr. J.B. Smits, kantonrechter, bijgestaan door mr. S.M.C. van Papenrecht, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnt namens [eiseres] mevrouw [persoon A] (bedrijfsjurist) en de heer [persoon B] (hoofd afdeling wonen), bijgestaan door de gemachtigde van [eiseres] . Namens [gedaagde] is verschenen zijn gemachtigde. Als toehoorders waren onder andere aanwezig mevrouw [persoon C] (buurvrouw), de moeder van [gedaagde] en de vader van [gedaagde] .
De kantonrechter gaat over tot de mondelinge behandeling.
De zaak is met partijen besproken. Daarbij hebben partijen hun standpunten ten aanzien van de door de kantonrechter voorgelegde vragen nader toegelicht. De kantonrechter heeft de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de kantonrechter op de voet van artikel 30p RV in aanwezigheid van beide partijen mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

De gronden van de beslissing

1.1.
Vast staat dat [gedaagde] sinds 1 augustus 2017 de woning aan de [adres] in Hoogvliet-Rotterdam van [eiseres] huurt.
1.2.
Verder staan, als onderbouwd en onbetwist, de uit de bestuurlijke rapportage gebleken, door [gedaagde] veroorzaakte, overlastmeldingen vanaf medio 2020 tot heden vast. De situatie is, zoals blijkt uit de laatste meldingen op 1 juli 2022, steeds verder geëscaleerd. Zo heeft [gedaagde] op 1 juli 2022 meermaals geprobeerd de voordeur van nummer 168 in te trappen en, nadat de wijkagent hierover contact heeft opgenomen met de vader van [gedaagde] en de vader naar de woning is gegaan om [gedaagde] kalm te houden en ervoor te zorgen dat hij zijn medicatie zou innemen, zijn vader zwaar mishandeld. [gedaagde] is naar aanleiding van het door hem tegen zijn vader gepleegde geweld aangehouden en in bewaring gesteld op verdenking van poging tot doodslag op zijn vader.
1.3.
Gelet op alle incidenten en specifiek het laatste incident kan [gedaagde] volgens [eiseres] niet terugkeren naar de woning. Het is niet de vraag of er nog een gevaarlijk geweldsincident gaat plaatsvinden, maar wanneer. Om te voorkomen dat [gedaagde] terug kan keren naar de woning vordert [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen en te verlaten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
1.4.
De door [eiseres] aangehaalde incidenten zijn door de gemachtigde van [gedaagde] niet weersproken. Wel stelt de gemachtigde dat, gelet op de korte dagvaardingstermijn, het voor [gedaagde] onmogelijk was om aanwezig te zijn bij deze mondelinge behandeling. Daarnaast ontbreekt, gelet op de waarschijnlijke verlenging van de voorlopig hechtenis, het spoedeisend belang bij de vordering en wanneer [gedaagde] toch vrijkomt kan hij na gedwongen behandeling en het nemen van medicatie mogelijk wel terugkeren naar de woning. Is terugkeer toch uitgesloten kan [gedaagde] altijd nog zelf de huurovereenkomst beëindigen. De vordering die hier nu voorligt is volgens de gemachtigde paniekvoetbal.
1.5.
Volgens de kantonrechter is voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding - welke toewijzing vrijwel altijd een definitief karakter heeft - alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter tot eenzelfde oordeel komt en de uitkomst van de bodemprocedure, vanwege een spoedeisend belang aan de zijde van [eiseres] niet kan worden afgewacht.
1.6.
Het is de kantonrechter voldoende gebleken dat [eiseres] gelet op de aard van de zaak een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening, zodat zij in zoverre ontvankelijk is.
1.7.
Het verweer dat [gedaagde] een aanwezigheidsrecht heeft en dat deze procedure daarom op een later moment moet plaatsvinden, wordt afgewezen. De rechtbank heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling en voordat de gemachtigde van [gedaagde] zich had gesteld, bij de PI waar [gedaagde] verblijft geïnformeerd of [gedaagde] aanwezig wilde zijn. [gedaagde] heeft aangegeven niet aanwezig te willen zijn. Dat [gedaagde] niet aanwezig is, is dus het gevolg van zijn eigen wil en niet van enige omstandigheid (zoals bijvoorbeeld de korte dagvaardingstermijn of onmogelijkheid van transport) die maakt dat [gedaagde] alsnog in de gelegenheid zou moeten worden gesteld de zitting bij te wonen. Dat bij het ontbreken van de wil om bij de zitting aanwezig te zijn de actuele geestelijke toestand van [gedaagde] mogelijk een rol zou kunnen spelen doet daar niet aan af. Dit is een omstandigheid niet voor rekening en risico van [eiseres] kan komen. De kantonrechter gaat daarom over tot de inhoudelijke beoordeling van de vordering.
1.8.
Op grond van de wet en de algemene bepalingen is [gedaagde] verplicht zich als goed huurder te gedragen. Met de overgelegde stukken, waaronder begrepen de politie- rapportage waarin de overlastmeldingen in de periode augustus 2020 tot en met 1 juli 2022 zijn opgenomen en het beeldmateriaal van in ieder geval het incident van 1 juli 2022, heeft [eiseres] in samenhang met de toelichting daarop, voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] op zijn minst ernstige en structurele overlast veroorzaakt. Deze overlast vindt in en rondom de woning plaats. [gedaagde] heeft de overlast niet weersproken. Wel heeft zijn gemachtigde gesteld dat er door het instellen van deze vordering sprake zou zijn van paniekvoetbal. Bij die term sluit de kantonrechter aan. Iedere overlastmelding afzonderlijk zou misschien niet ernstig genoeg zijn om tot ontruiming over te gaan, maar alles bij elkaar genomen en gelet op de ernst van de incidenten is hier geen sprake van paniekvoetbal maar sprake van voetbal dat met grote snelheid wordt gespeeld en naar aanleiding van de paniek die [gedaagde] met zijn gewelddadige en bedreigende gedrag veroorzaakt. De incidenten hebben immers meermaals plaatsgevonden en de incidenten die hebben plaatsgevonden zijn onacceptabel. Met het door [gedaagde] getoonde gedrag heeft hij buurtbewoners in gevaar gebracht en daarmee het huurgenot van die buurtbewoners verstoord of zelfs onmogelijk gemaakt. Daarmee gedraagt [gedaagde] zich dan ook niet als goed huurder zoals hierboven aangegeven wel met hem is overeengekomen. De ernst van de incidenten maken dat vooruitlopend op een ontbinding van de huurovereenkomst, zoals in een bodemprocedure op grond van artikel 6:265 BW gevorderd kan worden, in deze procedure de ontruiming van de woning gerechtvaardigd is en wordt toegewezen. Een belangafweging maakt dit oordeel niet anders.
1.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat kantonrechter vooruitlopend op een bodemprocedure, de ontruiming van de woning toewijst. De ontruimingstermijn wordt, zoals gevorderd, op drie dagen na betekening van dit vonnis bepaald.
1.10.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 129,83 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 755,83. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen.
1.11.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2. De beslissing
De kantonrechter:
2.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] in Hoogvliet-Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van [eiseres] te stellen;
2.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 755,83;
2.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 124,00 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
2.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de kantonrechter is ondertekend.
44485