In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van faillissementsfraude. De verdachte, handelend onder de naam van zijn eenmanszaak, werd ervan beschuldigd niet alle administratie aan de curator te hebben overhandigd en geld en een auto aan de failliete boedel te hebben onttrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 29 oktober 2019 tot en met 28 oktober 2020 opzettelijk niet de volledige administratie heeft verstrekt, wat de afhandeling van het faillissement bemoeilijkte. De verdachte heeft bekend dat hij een Mercedes Benz A170 en € 5.000,- aan de boedel heeft onttrokken, maar betwistte dat hij meer administratie had dan hij had verstrekt.
De officier van justitie eiste een werkstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 8 maanden, geheel voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de onttrekking van de Golf GTI, waarvan hij werd vrijgesproken. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de negatieve impact op de schuldeisers en het vertrouwen in het handelsverkeer.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht heeft toegepast. De verdachte werd als strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.