4.3.Beoordeling
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte als werkgever, opzettelijk, heeft nagelaten de in de tenlastelegging genoemde maatregelen te treffen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit), terwijl hierdoor – naar hij wist of redelijkerwijs moest weten – levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van zijn werknemers in het algemeen en [naam slachtoffer] in het bijzonder ontstond of te verwachten was.
In de Arbowet is verankerd dat werknemers hun werk op een gezonde en veilige manier moeten kunnen verrichten. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt primair bij de werkgever. De werkgever heeft de verplichting een deugdelijk arbobeleid te voeren, gericht op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers. Die zorgplicht houdt mede in dat de werkgever zijn werknemers moet beschermen tegen eigen fouten of onvoorzichtigheden.
Concreet stelt de rechtbank in deze zaak vast dat de plaats van het ongeval een arbeidsplaats was als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder g, van de Arbowet. Het slachtoffer was ten tijde van het ongeval aan [eenmanszaak verdachte] ter beschikking gesteld voor het verrichten van arbeid, zodat sprake was van een werkgever en een werknemer in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a en b, van de Arbowet.
Vooropgesteld wordt verder dat de verklaring van de verdachte dat hij uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij niet wilde dat [naam slachtoffer] en [naam persoon 1] roosters gingen monteren en zij ondersteunende werkzaamheden zouden verrichten op de grond geen steun vindt in het strafdossier. Daar komt bij dat [naam persoon 2] en [naam persoon 1] juist verklaren dat de werkzaamheden van [naam slachtoffer] en [naam persoon 1] bestonden uit het vastzetten van de roosters, wat gebeurde op ruim 5,5 meter hoogte. Dit verweer kan dan ook niet slagen.
Ten aanzien van de concreet in de tenlastelegging genoemde veiligheidsvoorschriften overweegt de rechtbank het volgende.
-
Artikel 3.16 van het Arbobesluit
In artikel 3.16 van het Arbobesluit is onder meer voorgeschreven dat bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat het gevaar wordt tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen. Indien deze voorzieningen niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht, worden voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze aangebracht of worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt.
De werknemers waren aan het werk op een roostervloer op ruim 5,5 meter hoogte waarbij niet alle platen van deze vloer vastzaten. Dat er valgevaar bestond bij het verrichten van de werkzaamheden is evident en geen onderwerp van discussie, en dit gevaar heeft zich ten aanzien van [naam slachtoffer] ook verwezenlijkt. De arbeidsinspectie concludeerde ook dat er valgevaar bestond en heeft vastgesteld dat er geen doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen aanwezig waren of vangnetten waren bevestigd. Tevens waren er geen andere voorzieningen of maatregelen ter voorkoming of beperking van valgevaar aanwezig, zoals doelmatige veiligheidsgordels of andere technische middelen.
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte niet voldaan aan de verplichting uit artikel 3.16 van het Arbobesluit.
-
Artikel 8 lid 4 van de Arbowet en artikel 8.3 lid 2 van het Arbobesluit
In artikel 8 lid 4 van de Arbowet en 8.3 lid 2 van het Arbobesluit is voorgeschreven dat de werkgever toeziet op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de risico’s bij de te verrichten werkzaamheden en op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
De verdachte heeft verklaard dat de montage van de roostervloeren plaats zou vinden vanuit de hoogwerker en dat in de hoogwerker valbeveiliging gedragen zou worden. De verdachte was zelf op de dag het ongeval echter niet aanwezig om op deze werkwijze toe te zien. Evenmin is gebleken dat hij op een andere wijze hierop toezag of liet zien. Zo verklaarde [naam persoon 3] dat er niemand was die toezicht hield als de verdachte niet aanwezig was en waren er zelfs geen voorschriften of instructies. Daar komt bij dat [naam persoon 2] heeft verklaard dat niet werd gewerkt met valgordels, omdat er geen aanlijnpunt was.
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte niet voldaan aan de verplichting uit artikel 8 lid 4 van de Arbowet en artikel 8.3 lid 2 van het Arbobesluit.
-
Artikel 3.2 van het Arbobesluit
In artikel 3.2 van het Arbobesluit is onder meer voorgeschreven dat arbeidsplaatsen veilig toegankelijk moeten zijn en veilig moeten kunnen worden verlaten.
De arbeidsinspectie heeft vastgesteld dat het monteren van de roostervloerelementen voor wat betreft het legfront van de roostervloer dat zich niet aan de vloerrand bevond onmogelijk vanuit de schaarhoogwerkers kon worden uitgevoerd. De roostervloer moest derhalve betreden worden om de delen die zich niet aan de vloerrand bevonden te monteren. Er is echter nagelaten om een veilige toegangsvoorziening te creëren om de roostervloer te betreden en te verlaten.
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte niet voldaan aan de verplichting uit artikel 3.2 van het Arbobesluit.
-
Artikel 5 van de Arbowet
In artikel 5 van de Arbowet is onder meer voorgeschreven dat in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vastgelegd wordt welke risico's de arbeid voor de werknemers met zich brengt, met daarbij een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico's.
De verdachte heeft toegegeven dat er geen inventarisatie en evaluatie heeft plaatsgevonden van de risico’s die de werkzaamheden met zich brachten en er geen plan van aanpak was.
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte niet voldaan aan de verplichting uit artikel 5 van de Arbowet.
-
Artikel 8 lid 1 en 2 van de Arbowet
In artikel 8 lid 1 en 2 van de Arbowet is onder meer voorgeschreven dat de werkgever ervoor zorgt dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken.
De verdachte was zelf niet aanwezig op de dag dat [naam slachtoffer] en [naam persoon 1] met hun werkzaamheden startten om hen doeltreffend voor te lichten over de te verrichten werkzaamheden, de daaraan verbonden risico’s en maatregelen. Hij heeft hen ook niet persoonlijk gesproken of schriftelijke instructie gegeven. [naam persoon 1] heeft ook verklaard dat hij geen instructies, voorlichting of onderricht heeft ontvangen over veilig werken op de arbeidsplaats en/of het werken op hoogte voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden.
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte niet voldaan aan de verplichting uit artikel 8 lid 1 en 2 van de Arbowet.
-
Artikel 2.35 van het Arbobesluit
In artikel 2.35 van het Arbobesluit, zoals ten laste gelegd, is onder meer voorgeschreven dat de werkgever verplicht is tot naleving van en medewerking aan het veiligheids- en gezondheidsplan, voor zover en op de wijze als daarin ten aanzien van de door hem te doen verrichten werkzaamheden is bepaald en daarbij rekening te houden met de aanwijzingen van de coördinator voor de uitvoeringsfase.
Er was in het geheel geen veiligheids- en gezondheidsplan opgesteld en geen coördinator aangesteld voor de uitvoeringsfase. De verdachte was hier echter niet verantwoordelijk voor. Uit de artikelen 2.28 en 2.29 van het Arbobesluit volgt dat die verantwoordelijkheid ligt bij de opdrachtgever. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het handelen in strijd met artikel 2.35 van het Arbobesluit.
4.3.1.Opzet
In het economisch strafrecht dient de term opzet in beginsel te worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht hoeft te zijn op de verweten gedraging, in dit geval het verrichten van de werkzaamheden bij [naam bedrijf 2] op hoogte waarbij het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen was nagelaten, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan. De verdachte wordt verondersteld bekend te zijn met de op hem rustende verplichting tot het naleven van de zorgplichten voortvloeiende uit de Arbowet en het Arbobesluit. Uit het bovenstaande volgt dat de verdachte heeft nagelaten de genoemde zorgplichten na te leven.
In deze zaak ligt in het nalaten van de verdachte de benodigde maatregelen te treffen en zodoende de op haar rustende zorgplicht na te leven, het opzet op de gedragingen besloten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
4.3.2.Levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid
De verdachte wist, althans moest redelijkerwijs weten, dat als gevolg van zijn nalaten levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van zijn werknemers kon ontstaan of te verwachten was. Het is immers evident dat wanneer maatregelen achterwege worden gelaten die gericht zijn op het voorkomen en ondervangen van gezondheids- en veiligheidsrisico’s bij het werken op ruim 5,5 meter hoogte, ongelukken kunnen gebeuren met ernstige gezondheidsschade en zelfs de dood tot gevolg.
4.3.3.Conclusie
Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.