ECLI:NL:RBROT:2022:6268

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
641022 / HA RK 22-686
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in civiele procedure niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2022 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoeker, dat was ingediend tegen mr. E.I. Mentink, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op uitlatingen en gedragingen van de rechter tijdens een zitting op 2 juni 2022, waar verzoeker zelf aanwezig was. Het verzoek tot wraking werd echter pas op 26 juni 2022 ingediend, wat volgens de wrakingskamer te laat was. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker had moeten begrijpen dat hij het verzoek onmiddellijk na de zitting had moeten indienen, aangezien de feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gebaseerd, hem op dat moment al bekend waren.

De wrakingskamer concludeerde dat de termijn voor het indienen van het verzoek ruimschoots was overschreden en dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Daarnaast werd opgemerkt dat de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 2 juni 2022 geen aanwijzingen gaven voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter. De rechter had beide partijen kritisch ondervraagd en hen voldoende ruimte gegeven om hun standpunten toe te lichten. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 641022 / HA RK 22-686
Beslissing van 21 juli 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
tot wraking van:
mr. E.I. Mentink, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 2 juni 2022 heeft voor de rechter de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de civielrechtelijke zaak van [naam vennootschap] B.V. als eiseres tegen verzoeker als gedaagde. Die procedure draagt als kenmerk 9652790\ CV EXPL 22-2730.
Op 26 juni 2022 heeft verzoeker schriftelijk de wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer de aantekeningen van de griffier van de hiervoor bedoelde mondelinge behandeling bevinden.
Verzoeker en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 6 juli 2022.
Ter zitting van 18 juli 2022 waar het wrakingsverzoek is behandeld, is de verzoeker door middel van een video-verbinding verschenen en heeft hij zijn standpunt nader toegelicht. Tevens is verschenen mr. E.L.B. Hundscheidt namens [naam vennootschap] B.V., wederpartij in de hoofdzaak. De rechter is – met voorafgaand bericht – niet ter zitting verschenen.

2.De beoordeling

Ontvankelijkheid verzoek
2.1
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden – zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is, en overweegt daartoe het volgende. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking uitlatingen en gedragingen van de rechter op de zitting op 2 juni 2022 ten grondslag gelegd. Verzoeker was zelf op die zitting aanwezig en heeft toen die uitlatingen en gedragingen waargenomen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn geworden” betekent dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn naar het oordeel van de wrakingskamer ruimschoots overschreden. Het gaat immers om gedragingen en uitlatingen van de rechter die volgens verzoeker zijn gedaan ter zitting van 2 juni 2022, terwijl het verzoek tot wraking eerst is ingediend op 26 juni 2022.
2.3
Verzoeker heeft aangevoerd dat de hiervoor bedoelde termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat hij bedenktijd nodig had voor het indienen van het verzoek.
Naar het oordeel van de wrakingskamer had echter ook dan nog van verzoeker mogen worden verwacht dat hij het verzoek tot wraking uiterlijk binnen enkele dagen na de zitting van 2 juni 2022 zou doen. Het indienen van het verzoek na 24 dagen kan niet worden aangemerkt als geschied “zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden”.
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.
2.5
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 2 juni 2022 geen aanknopingspunten bieden voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter. Immers, uit die aantekeningen blijkt dat de rechter elk van beide partijen kritisch heeft ondervraagd, en dat beide partijen ruimte hebben gekregen om het woord te voeren en hun standpunt toe te lichten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van
mr. E.I. Mentink.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. E. Rabbie en
mr. drs. E. van Schouten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker [naam verzoeker]
- mr. E.I. Mentink
- gemachtigde mr. E.L.B. Hundscheidt van [naam vennootschap] B.V.