ECLI:NL:RBROT:2022:6265

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
639053 / HA RK 22-555
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wrakingsverzoek wegens objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid van de rechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 een wrakingsverzoek toegewezen. Verzoekers, een besloten vennootschap en een natuurlijke persoon, hadden de wraking aangevraagd van mr. J.B. Smits, rechter in de rechtbank Rotterdam, vanwege de schijn van partijdigheid. De wrakingsgrond was gebaseerd op een opeenstapeling van omstandigheden die verzoekers de indruk gaven dat de rechter niet onpartijdig was. Dit werd versterkt door het feit dat de rechter en een contactpersoon van de wederpartij oud-kantoorgenoten waren, en door de manier waarop de rechter tijdens de zitting met verzoekers omging. De rechter had tijdens de zitting de mondelinge behandeling geschorst met de mededeling dat er een proces-verbaal zou worden opgemaakt, maar na de schorsing besloot hij geen proces-verbaal op te maken en terstond mondeling vonnis te wijzen. Dit leidde tot verwarring en onvrede bij verzoekers, die zich niet in de gelegenheid gesteld voelden om hun standpunt te verduidelijken. De wrakingskamer oordeelde dat de combinatie van de bijzondere omstandigheden, waaronder de stevige bejegening door de rechter en de gespannen sfeer, een zwaarwegende aanwijzing opleverde voor de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. De wraking werd daarom gegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 639053 / HA RK 22-555
Beslissing van 15 juli 2022
op het verzoek van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennootschap] B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
en

2 [naam verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: verzoekers,
advocaat mr. Y. Ersoy te Amsterdam,
strekkende tot wraking van:
mr. J.B. Smits, rechter in de rechtbank Rotterdam, team handel en haven (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Bij dagvaarding van 7 september 2021 heeft [naam eiseres] B.V. (hierna: [naam eiseres] ) verzoekers gedagvaard ter zake van – kort samengevat – partiële ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst tot procesfinanciering, aanspraak op een boete, vergoeding van gemaakte kosten en veroordeling in de proceskosten.
1.2.
Bij vonnis van deze rechtbank van 27 oktober 2021 zijn de vorderingen van [naam eiseres] bij verstek toegewezen.
1.3.
Bij dagvaarding van 17 december 2021 zijn verzoekers bij deze rechtbank in verzet gekomen tegen genoemd vonnis, met vorderingen tot – kort samengevat – in conventie afwijzing van de oorspronkelijke vorderingen van [naam eiseres] en in reconventie verklaringen voor recht ten aanzien van de rechtmatigheid van de partiële ontbinding van de overeenkomst, alsmede veroordeling van [naam eiseres] tot betaling van een boete, telkens met veroordeling in de proceskosten.
Deze procedure heeft als kenmerk C/10/631948 / HA ZA 22-55.
1.4.
Bij brieven van de griffier van 10 februari 2022 zijn partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling ter zitting van 31 mei 2022 ten overstaan van de rechter.
1.5.
Bij brief van 16 maart 2022 heeft de advocaat van [naam eiseres] zich gewend tot de rechtbank, sector civiel, team handelszaken. Hierin staat het volgende:
“…….
Namens mijn cliënte [naam eiseres] B.V. vraag ik uw aandacht voor het volgende.
lnmiddels is er in de onderhavige kwestie een zitting gepland, welke op 31 mei 2022 ten overstaan van mr. J.B. Smits zal plaatsvinden.
Mijn contactpersoon bij cliënte is de heer [naam contactpersoon] . De heer [naam contactpersoon] zal mij ook ter gelegenheid van de zitting van 31 mei 2022 vergezellen.
De heer [naam contactpersoon] is echter een oud kantoorgenoot van mr. Smits uit de periode dat zij beiden
werkzaam waren bij [naam advocatenkantoor] te [plaats] .
Gelet op die omstandigheid lijkt het cliënte niet juist indien mr. Smits in deze de behandelend rechter is.
Namens cliënte verzoek ik u derhalve om in deze kwestie een andere rechter aan te wijzen.
…….”
1.6.
Op 22 maart 2022 is door de griffier per e-mail geantwoord aan de advocaat van [naam eiseres] – onder gelijktijdige toezending van het bericht aan de advocaat van verzoekers – als volgt:
“…….
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoek van 16 maart jl. van mr. Boomaars om in deze zaak een andere rechter aan te wijzen in plaats van mr. J.B. Smits.
De rechter is, zoals gebruikelijk, aangewezen conform de code zaakstoedeling. Voor zover vervanging van een eenmaal aangewezen rechter nadien überhaupt mogelijk is, is de enkele omstandigheid dat een contactpersoon van een procespartij en die rechter in het verleden (in dit geval ruim negen jaar geleden) op eenzelfde advocatenkantoor werkzaam zijn geweest, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen grond voor een dergelijke vervanging.
Voor zover het verzoek van mr. Boomaars aanleiding biedt om te worden begrepen als een verzoek aan mr. Smits persoonlijk om zich terug te trekken, c.q. te verschonen, geldt hetzelfde.
…….”
1.7.
Ter zitting van 31 mei 2022 heeft de advocaat van verzoekers wraking van de rechter verzocht. Per e-mailbericht en brief van diezelfde datum heeft de advocaat van verzoekers de gronden van het wrakingsverzoek nader toegelicht.
1.8.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
  • alle hiervoor genoemde processtukken;
  • het proces-verbaal wraking;
  • het proces-verbaal van de zitting van 31 mei 2022.
1.9.
Verzoekers en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld. Aan de advocaat van [naam eiseres] is een kennisgeving toegezonden met betrekking tot de zitting van de wrakingskamer.
1.10.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 1 juni 2022.
1.11.
Ter zitting van 1 juli 2022, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen:
  • verzoeker [naam verzoeker] ,
  • mr. Ersoy, advocaat van verzoekers,
  • de rechter,
  • mr. P.J.M. Boomaars, advocaat van [naam eiseres] , vergezeld door [naam contactpersoon] .
Verzoeker [naam verzoeker] , de advocaat van verzoekers en de rechter hebben ieder hun standpunt nader toegelicht, waarbij de advocaat van verzoekers het woord heeft gevoerd aan de hand van een pleitnota, die door hem is overgelegd.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1.
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1.
Verzoekers hebben door een opeenstapeling van omstandigheden en gebeurtenissen de sterke indruk gekregen dat de rechter – subjectief – niet onpartijdig is, dat hij jegens verzoekers vooringenomen is en dat aanname van de schijn van gebrek aan onpartijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is.
2.1.2.
Door de wederpartij van verzoekers is aangevoerd dat de rechter een oud kantoorgenoot is van de heer [naam contactpersoon] en het daarom niet juist lijkt dat de rechter de zaak behandelt. De rechtbank zag geen aanleiding de rechter te vervangen en evenmin om de brief van de wederpartij aan te merken als een verzoek aan de rechter om zich te verschonen. Verzoekers hebben daarop besloten de rechter het voordeel van de twijfel te geven in het vertrouwen dat de rechter de zitting op een evenwichtige en eerlijke wijze zou leiden.
2.1.3.
Ter zitting van 31 mei 2022 waren de communicatie, bewoordingen, toon(zetting) en houding van de rechter jegens verzoekers echter niet correct en niet respectvol.
Tijdens het betoog van de wederpartij van verzoekers is door de rechter geen enkele vraag aan de wederpartij gesteld en de advocaat is door de rechter niet onderbroken. Tijdens het betoog van de advocaat van verzoekers is de advocaat door de rechter vele malen onderbroken. Ook de toonzetting van deze vragen en de manier waarop de vragen werden gesteld waren zeer onprettig en wekten de schijn van vooringenomenheid van de rechter. De rechter heeft op een felle manier meegedeeld dat er maar één persoon de leiding heeft over de mondelinge behandeling en dat dat niet de advocaat van verzoekers is.
2.1.4.
De rechter kende het dossier niet en heeft aan [naam eiseres] niet de kritische vragen gesteld die bij een procedure als deze horen, met name over het biedboek, de ondertekende stukken, alsmede de kennis die bij [naam eiseres] aanwezig zou moeten zijn.
De rechter heeft de bedingen en e-mails uitsluitend in het voordeel van de wederpartij uitgelegd, zonder hierover maar een enkele vraag aan de wederpartij te stellen, maar wel door verzoekers zeer uitvoerig en kritisch hierover te ondervragen.
2.1.5.
De rechter heeft niet aan de wederpartij gevraagd waarom pas twee weken vóór de zitting voor het eerst in deze zaak concrete verwijten aan verzoekers zijn gemaakt. Dit terwijl verzoekers daarmee verrast waren en deze verwijten niet eerder (zo concreet) zijn gedaan door de wederpartij.
2.1.6.
Door dit alles was er van een evenwichtige behandeling en van een onpartijdige balans in de ondervraging van partijen geen sprake. Verzoekers hebben ervaren dat de wederpartij door de rechter continue uit de wind werd gehouden. Verzoekers hebben ook tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld, dat zij het gevoel hadden alsof zij niet tegen de wederpartij maar tegen de rechter aan het procederen waren. Het feit dat [naam contactpersoon] een oud-kantoorgenoot is van de rechter versterkte dit gevoel.
2.1.7.
De rechter heeft meegedeeld dat hij proces-verbaal ging opmaken en hij heeft daartoe de behandeling geschorst. Verzoekers wilden het proces-verbaal eerst lezen voordat ze zouden beslissen om een wrakingsverzoek te doen. Na de hervatting van de zitting werden verzoekers volkomen verrast door de mededeling van de rechter dat er toch geen proces-verbaal zou worden opgemaakt en dat er mondeling vonnis zou worden gewezen. Hierdoor veranderde de rechter opeens van koers. Verzoekers hadden dit niet verwacht. De rechter heeft verzoekers op het verkeerde been gezet. In de optiek van verzoekers hebben zij direct daarop gehandeld. Een complexe zaak als deze leent zich niet voor mondeling vonnis; daarmee wordt de inbreng van verzoekers miskend. Er is bewijs aangeboden en verzoekers hebben duidelijk gemaakt dat de stellingen van de wederpartij niet kloppen.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat verzoekers in het verzoek niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, althans dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1.
Het wrakingsverzoek is te laat gedaan omdat de behandeling of het onderzoek
ter zitting reeds door de rechter was gesloten en door te zeggen dat terstond mondeling uitspraak zou worden gedaan was met het doen van die uitspraak tegelijk ook een aanvang gemaakt. In het proces-verbaal van wraking staat weliswaar niet dat de rechter heeft gezegd dat hij het onderzoek sloot, maar dat is een omissie in het proces-verbaal.
Op het moment dat de rechter uitspreekt dat hij terstond mondeling uitspraak zal doen is het onderzoek van de zaak gesloten, is het proces van oordeelsvorming afgerond, heeft de rechter zijn beslissing genomen en de gronden daarvoor geformuleerd en staat dus de uitkomst van de procedure vast. Deze situatie moet worden gelijkgesteld met de situatie waarin de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak. Een verzoek tot wraking is dan niet meer mogelijk is.
Uit zowel het proces-verbaal van wraking als uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat na hervatting van de zitting er voldoende gelegenheid was om vóór de mededeling dat terstond mondeling uitspraak zou worden gedaan een wrakingsverzoek uit te spreken. Op de vraag van de rechter waarom het wrakingsverzoek niet eerder na hervatting was uitgesproken, heeft de advocaat van verzoekers geantwoord dat hij toen nog niet wist dat de rechter voornemens was mondeling vonnis te wijzen. Hieruit volgt ook dat de achtergrond van het verzoek feitelijk overwegend gezocht moet worden in de omstandigheid dat mondelinge uitspraak zou worden gedaan en de wens om dat te voorkomen. Ook om die reden is het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk.
2.2.2.
Om een zaak waarin een voormalig kantoorgenoot is betrokken te mogen doen, moet ten minste vijf jaar zijn verstreken. De rechter en [naam contactpersoon] zijn dertien jaar geleden kantoorgenoten geweest. Het verzoek om vervanging van de rechter kwam van de advocaat van [naam eiseres] . De rechter zag geen aanleiding om zich te verschonen. Verzoekers wisten dit ruim voor de zitting. Verzoekers hadden daar kennelijk toen gedachten bij en hadden toen actie moeten ondernemen. Dat moet niet na zo lange tijd nog eens naar boven komen.
2.2.3.
Voor een heel groot deel is het wrakingsverzoek een bejegeningsklacht. Dat kan niet worden gedaan bij de wrakingskamer. De rechter beschrijft zichzelf als een kritische en actieve rechter, hetgeen soms verkeerd wordt opgevat. Het is nooit zijn bedoeling iemand op zijn plek te zetten of onheus te bejegenen. Als dat toch is gebeurd of zo is ervaren, dan maakt hij daarvoor zijn excuses. De rechter heeft de advocaat van verzoekers er een aantal keren op moeten wijzen dat hij de rechter niet moest onderbreken. Dat gebeurde op momenten dat de rechter de advocaat onderbrak om een vraag te stellen. De rechter is niet alleen kritisch geweest naar verzoekers en hun advocaat. Hij heeft in ieder geval tweemaal tegen de advocaat van [naam eiseres] gezegd dat hij zich niet rechtstreeks tot de wederpartij moest wenden, maar op zijn beurt moest wachten en dat hij dat via de rechter moest doen.
2.2.4.
Dat de rechter het dossier niet zou kennen, is geen grond voor wraking en wordt door de rechter ontkend.
2.2.5.
De rechter heeft vrij veel vragen gesteld aan verzoekers. Er was ook meer te vragen aan verzoekers. Elke vraag is een kans: weghalen van onbegrip bij de rechter of uitleg geven aan de rechter over wat nog niet duidelijk is uitgelegd. Als een rechter kritische vragen stelt, wil dat niet zeggen dat de stellingen al per definitie ter zijde zijn geschoven. Daar gaan verzoekers kennelijk van uit. De rechter ontkent bovendien dat hij zou hebben mee geprocedeerd.
2.2.6.
De wrakingsgrond dat verzoekers onvoldoende gelegenheid hebben gekregen om hun standpunt te geven, valt niet te rijmen met het verwijt aan de rechter dat hij veel vragen heeft gesteld aan verzoekers. De rechter heeft zitting wel gemerkt dat de advocaat van verzoekers zich minder plezierig voelde, maar dat kwam volgens de rechter omdat hij hem meermalen heeft moeten vragen de rechter niet in de rede te vallen.
2.2.7.
De rechter heeft ter zitting aan partijen meegedeeld dat hij proces-verbaal zou opmaken en de behandeling geschorst. Tijdens de schorsing kwam hij tot het inzicht dat de zaak rijp was voor mondeling vonnis. De beslissing mondeling vonnis te wijzen is een processuele beslissing van de rechter; dat is geen grond voor wraking.
Toen partijen na de schorsing terugkeerden in de zittingszaal, heeft de rechter eerst gevraagd of partijen overleg hadden gevoerd over een mogelijke schikking. Daarop is met ‘nee’ geantwoord. Daarop heeft de rechter meegedeeld dat hij geen proces-verbaal ging opmaken, anders dan was aangekondigd. Daarna heeft de rechter gezegd dat hij mondeling vonnis ging wijzen en dat er geen rolverwijzing zou komen voor vonnis.
De rechter kan zich voorstellen dat verzoekers zich door deze mededeling overvallen voelden en dat zij vooringenomenheid voelden, maar zij werden bijgestaan door een professionele procesdeelnemer, een jurist. Het was niet de bedoeling van de rechter om op deze manier een wraking te voorkomen.

3.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

3.1.
Ter beoordeling is allereerst de vraag of het verzoek is ingediend zodra de feiten en omstandigheden waarop de wraking is gegrond aan verzoekers bekend zijn geworden, zoals artikel 37, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorschrijft.
Op grond van paragraaf 2, vijfde lid, van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam moet het wrakingsverzoek bovendien worden gedaan voordat in de hoofdzaak een aanvang is gemaakt met het doen van de einduitspraak.
De wrakingskamer overweegt hierover als volgt:
3.2.
De mededeling van de rechter ter zitting dat hij mondeling uitspraak zal doen vormt, anders dan de rechter meent, nog niet een daadwerkelijk begin van het doen van uitspraak, maar slechts een aankondiging van iets dat te gebeuren staat. De door de rechter in dit verband in zijn e-mail van 1 juni 2022 aangehaalde jurisprudentie kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat in de daarin beschreven gevallen het uitspreken van de beslissing door de rechter(s) daadwerkelijk was aangevangen. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat daarvan geen sprake is. Het wrakingsverzoek is gedaan voordat een aanvang is gemaakt met het uitspreken van het mondeling vonnis.
3.3.
Uit het proces-verbaal blijkt verder dat de rechter de mededelingen over het niet opmaken van het proces-verbaal, het sluiten van het onderzoek, het niet verwijzen naar de rol voor vonnis en het wijzen van mondeling vonnis aaneengesloten heeft gedaan, zodat van verzoekers en hun advocaat niet in redelijkheid kon worden verwacht dat zij onderscheid maakten in momenten waarop de mondelinge behandeling nog gaande was en waarop die behandeling kennelijk was gesloten. Er was dan ook voor verzoekers geen mogelijkheid om de wraking eerder kenbaar te maken dan nu is gedaan.
3.4.
Op grond van het vorenstaande zijn verzoekers ontvankelijk in het wrakingsverzoek.

4.Inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek

4.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
4.2.
Dat de rechter het dossier van de zaak van verzoekers niet kende, - hetgeen door de rechter gemotiveerd is betwist - blijkt niet uit hetgeen verzoekers daarover hebben gesteld en is evenmin op andere wijze aannemelijk geworden. In ieder geval kan die vermeende gebrekkige dossierkennis niet worden afgeleid uit het feit dat de rechter veel vragen heeft gesteld aan verzoekers, te meer niet nu verzoekers niet hebben gesteld dat alle dan wel veel vragen van de rechter overbodig waren omdat de antwoorden op de vragen te vinden waren in bepaalde processtukken. Deze vooronderstelling van verzoekers kan dan ook niet leiden tot de objectief gerechtvaardigde vrees dat de rechter partijdig is.
4.3.
Verzoekers vinden de rechter voorts vooringenomen omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen, te weten het – anders dan voor de schorsing van de behandeling door hem aangekondigd – beslissen tot het wijzen van een mondeling vonnis.
Uitgangspunt is dat de juistheid van een rechterlijke beslissing alleen kan worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking.
4.4.
De klachten van verzoekers betreffen verder de manier waarop zij door de rechter ter zitting zijn bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Verzoekers kunnen over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Of uit de over de bejegening gestelde concrete feiten en omstandigheden volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt dan wel of deze bejegening tot een dergelijk oordeel kan bijdragen, zal eveneens hierna worden beoordeeld.
4.5.
De omstandigheid dat de rechter en [naam contactpersoon] geruime tijd geleden kantoorgenoten zijn geweest, is aan verzoekers bekend geworden in maart 2022, terwijl het wrakingsverzoek is ingediend op 31 mei 2022. Als wrakingsgrond is deze omstandigheid dus te laat voorgedragen. Verzoekers hebben aangegeven dat zij na de kennisname van deze omstandigheid daar feitelijk niets meer mee konden doen en dat zij de rechter toen maar het voordeel van de twijfel hebben gegeven. Nog daargelaten de vraag of juist is dat verzoekers in maart 2022 niets meer konden ondernemen, is in het kader van het wrakingsverzoek wel van belang dat alle betrokkenen wisten dat de rechter en [naam contactpersoon] kantoorgenoten zijn geweest, hetgeen, al dan niet terecht, enige verontrusting bij partijen teweeg kon brengen en ook kennelijk daadwerkelijk heeft gebracht.
4.6.
Voldoende is komen vast te staan dat verzoekers en hun advocaat tijdens de zitting door de rechter op een als stevig te beschouwen wijze zijn ondervraagd. Nagenoeg alle vragen die de rechter ter zitting heeft gesteld, waren gericht aan verzoeker [naam verzoeker] en de advocaat van verzoekers. De rechter heeft het betoog van de advocaat van verzoekers – in tegenstelling tot dat van de advocaat van [naam eiseres] – meermalen met vragen onderbroken. Ook hetgeen verzoekers hebben aangevoerd over het door de rechter tot de orde roepen van hun advocaat en de wijze waarop dat is gebeurd, staat voldoende vast. Hetzelfde geldt voor het uitspreken ter zitting door verzoekers dat zij het gevoel hadden tegen de rechter te procederen in plaats van tegen [naam eiseres] . De rechter heeft meegedeeld wel te hebben bemerkt dat de sfeer op de zitting gespannen was en de advocaat van verzoekers zich minder plezierig voelde.
4.7.
Het is onder deze omstandigheden dat de rechter – overeenkomstig zijn eerder gedane aankondiging aan partijen – de behandeling ter zitting heeft geschorst om proces-verbaal op te maken. Verzoekers hebben verklaard dat zij toen al overwogen om een wrakingsverzoek te doen, maar eerst de gang van zaken tijdens zitting, zoals die door hen was ervaren, wilden controleren aan de hand van dat proces-verbaal. Niet is gesteld of gebleken dat de rechter partijen de opdracht of het advies heeft gegeven om de periode van schorsing te benutten voor het beproeven van een schikking. Het is daarom begrijpelijk dat verzoekers (en [naam eiseres] ) in de zittingszaal terugkeerden in de verwachting kennis te kunnen gaan nemen van het proces-verbaal van de zitting.
4.8.
In plaats daarvan werden zij geconfronteerd met mededelingen van de rechter dat hij in tegenstelling tot zijn eerdere aankondiging geen proces-verbaal zou opmaken, hij het onderzoek sloot, geen verwijzing naar de rol voor vonnis zou volgen en hij mondeling vonnis zou wijzen omdat hij de zaak daarvoor geschikt achtte. Deze mededelingen gaven een geheel nieuwe en niet verwachte wending aan het proces. Door die op elkaar aansluitende mededelingen werd voor verzoekers ook de mogelijkheid ontnomen om daarop nog enige reactie of visie te geven, wat wel gebruikelijk en geaccepteerd is als de rechter een processuele stap als deze overweegt.
4.9.
Daargelaten of deze processuele beslissing van de rechter de hiervoor onder 4.3. beschreven hoge drempel haalt, kwam deze voor verzoekers onverwachte processuele stap van de rechter in – zoals hiervoor is overwogen – een situatie die voor verzoekers reeds was bezwaard doordat de rechter en [naam contactpersoon] kantoorgenoten waren geweest, alsmede door de stevige bejegening door de rechter op die zitting en de gespannen sfeer tussen de rechter enerzijds en verzoekers en hun advocaat anderzijds. Al deze omstandigheden tezamen brengen de wrakingskamer tot het oordeel dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid van de rechter.
4.10.
De wraking is gegrond. Het verzoek wordt toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst toe het verzoek tot wraking van mr. J.B. Smits.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, mr. W.P.M. Jurgens en
mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken
op 15 juli 2022 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.