In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 een wrakingsverzoek toegewezen. Verzoekers, een besloten vennootschap en een natuurlijke persoon, hadden de wraking aangevraagd van mr. J.B. Smits, rechter in de rechtbank Rotterdam, vanwege de schijn van partijdigheid. De wrakingsgrond was gebaseerd op een opeenstapeling van omstandigheden die verzoekers de indruk gaven dat de rechter niet onpartijdig was. Dit werd versterkt door het feit dat de rechter en een contactpersoon van de wederpartij oud-kantoorgenoten waren, en door de manier waarop de rechter tijdens de zitting met verzoekers omging. De rechter had tijdens de zitting de mondelinge behandeling geschorst met de mededeling dat er een proces-verbaal zou worden opgemaakt, maar na de schorsing besloot hij geen proces-verbaal op te maken en terstond mondeling vonnis te wijzen. Dit leidde tot verwarring en onvrede bij verzoekers, die zich niet in de gelegenheid gesteld voelden om hun standpunt te verduidelijken. De wrakingskamer oordeelde dat de combinatie van de bijzondere omstandigheden, waaronder de stevige bejegening door de rechter en de gespannen sfeer, een zwaarwegende aanwijzing opleverde voor de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. De wraking werd daarom gegrond verklaard.