ECLI:NL:RBROT:2022:6264

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
ROT 22/2810
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen lasten onder dwangsommen opgelegd door de Autoriteit Consument & Markt wegens overtreding van de Warmtewet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2022, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van [naam verzoeksters] tegen een besluit van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) van 1 juni 2022. De ACM had lasten onder dwangsommen opgelegd aan [naam verzoeksters] wegens overtredingen van de Warmtewet, specifiek artikel 2, eerste lid, en artikel 8, tweede lid. Het verzoekstersteam, bestaande uit [naam verzoekster 1] en [naam verzoekster 2], vertegenwoordigt een aantal huur- en koopwoningen in de wijk Duindorp in Den Haag, waar zij via een Warmte Koude Opslag (WKO)-systeem warmte leveren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek deels toegewezen, waarbij hij oordeelt dat er een spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening, gezien de aanstaande begunstigingstermijnen van de opgelegde lasten. De voorzieningenrechter heeft de begunstigingstermijn voor een aantal lasten verlengd en bepaalde onderdelen van de last geschorst, waaronder de verplichting tot het plaatsen van individuele meters en de eisen voor een herstelplan. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een betrouwbare levering van warmte en de verantwoordelijkheden van de warmteleverancier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2810

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juli 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster 1] ( [naam verzoekster 1] ) en [naam verzoekster 2]

[naam verzoekster 2], uit [plaats 1] , tezamen
[naam verzoeksters], verzoeksters,
(gemachtigden: mr. J.L. Zijlma en mr. J.H. Timmerman),
en

Autoriteit Consument & Markt (de ACM), verweerster.

(gemachtigden: mr. B.S. Jansen en mr. C.N. Kokkelink)
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats 2] ( [naam derde-partij] ).
(gemachtigde: [naam gemachtigde] )

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op een verzoek om een voorlopige voorziening van [naam verzoeksters] tegen een besluit van de ACM van 1 juni 2022 (bestreden besluit).
Met het bestreden besluit heeft de ACM vanwege overtreding van de Warmtewet (Ww) lasten onder dwangsommen opgelegd aan [naam verzoeksters] . [naam verzoeksters] heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
[naam verzoeksters] vraagt - kort samengevat - om schorsing van het bestreden besluit en/of aanpassing van de (begunstigingstermijn van de) lasten onder dwangsommen voor zover deze zien op het op betrouwbare wijze leveren van warmte (artikel 2, eerste lid, van de Ww) en het plaatsen van individuele meters (artikel 8, tweede lid, van de Ww).
Bij brief van 23 juni 2022 heeft de ACM meegedeeld de lasten onder dwangsommen niet te zullen effectueren voor zover de begunstigingstermijnen verstrijken vóórdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van [naam verzoeksters] , bijgestaan door [persoon A] en
[persoon B] . Voor de ACM haar gemachtigden, bijgestaan door [persoon C] . Voor [naam derde-partij] is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [persoon D] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De relevante wetsartikelen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
2. [naam verzoeksters] heeft verzocht een voorlopige voorziening te treffen omdat de begunstigingstermijn van een aantal van de opgelegde lasten verstrijkt op 1 oktober 2022. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [naam verzoeksters] een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. De ACM heeft ter zitting dat belang betwist omdat de beslissing op bezwaar vóór 1 oktober 2022 genomen zou kunnen worden en eventuele aantoonbare beletselen om aan de last te kunnen voldoen in bezwaar mee kunnen worden genomen. De voorzieningenrechter acht de kans klein dat de beslissing op bezwaar daadwerkelijk vóór 1 oktober 2022 genomen zal zijn. Er moet immers nog een hoorzitting gepland en gehouden worden en zoals ter zitting aan de orde is gekomen zal die hoorzitting gelet op de zomerperiode waarschijnlijk half september gehouden worden. Los daarvan zal [naam verzoeksters] ook al voordat de beslissing op bezwaar is genomen voorbereidingen moeten treffen en kosten moeten maken om aan de lasten onder dwangsommen te kunnen voldoen.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek deels toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Warmte Koude Opslag (WKO)-systeem in Duindorp
4.1
In de wijk Duindorp in Den Haag leveren [naam verzoekster 1] en [naam verzoekster 2] via een WKO-systeem warmte aan circa 800 huur- en koopwoningen. De huurwoningen zijn eigendom van [naam verzoekster 1] . De koopwoningen zijn in het verleden door [naam verzoekster 1] ontwikkeld. [naam verzoekster 2] is (uitsluitend) warmteleverancier aan het blok woningen in de Zeezwaluwstraat, de Pluvierstraat, de Houtrustweg, de Gruttostraat en het Hof van Scheveningen (Zeemeeuw Fase II).
4.2
De eerste woningen in de wijk Duindorp die zijn aangesloten op het warmtenet dateren uit 2005. Destijds is daarvoor een uniek warmtesysteem ontwikkeld: de Zeewaterwarmtecentrale (ZWWC). In 2018 is besloten de ZWWC te vervangen door een traditioneel WKO-systeem (ZWKO) en dit systeem is in het najaar van 2020 in bedrijf genomen. De ZWKO is een WKO-systeem dat warmte en koude in de grond opslaat. Een leidingstelsel verbindt de koude en warme bronnen met een technische ruimte en vervolgens wordt de warmte via een distributienet naar de wijk Duindorp getransporteerd waar het via aansluitleidingen naar de woningen wordt gepompt op een temperatuur van gemiddeld 12 graden Celsius. De aangesloten huur- en koopwoningen zijn uitgerust met individuele warmtepompen die ervoor zorgen dat - door middel van de geleverde warmte uit het bronnet - warmte wordt geproduceerd die geschikt is voor ruimteverwarming en voor warm tapwater. [naam verzoekster 1] of [naam verzoekster 2] is eigenaar van de warmtepompen in de huurwoningen. Bij de koopwoningen is in bijna alle gevallen de eigenaar van de woning, de eigenaar van de individuele warmtepomp. In een paar gevallen huurt de eigenaar de warmtepomp van [naam verzoeksters] . De bewoners van de koopwoningen die de [naam derde-partij] vertegenwoordigt, zijn eigenaar van de individuele warmtepomp.
5. De ACM is van oordeel dat [naam verzoeksters] artikel 2, eerste lid en artikel 8, tweede lid, van de Warmtewet heeft overtreden en heeft [naam verzoeksters] daarvoor lasten onder dwangsommen opgelegd.
Overtreding en last met betrekking tot betrouwbare levering van warmte
6. Het dictum van het bestreden besluit luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
I. Stelt vast dat [naam verzoeksters] artikel 2 lid 1 van de Warmtewet overtreedt door niet te zorgen voor een goed functionerend warmtesysteem waardoor de filters verstopt raken en door te weigeren verantwoordelijkheid te nemen voor het schoonhouden van het filter als onderdeel van het warmtenet.
II. Gelast [naam verzoekster 1] en [naam verzoekster 2] uiterlijk 1 oktober 2022 de overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Warmtewet te beëindigen en beëindigd te houden door ervoor zorg te dragen dat het warmtesysteem zodanig functioneert dat sprake is van een betrouwbare levering van warmte. Dat betekent in ieder geval dat [naam verzoeksters] de verantwoordelijkheid voor het onderhoud, reiniging en vervanging van de filters van verbruikers (voor zover het gaat om een verbruiker die onder de reikwijdte van de Warmtewet valt) op het warmtenet in Den Haag op zich moet nemen en storingen in het warmtesysteem dient op te lossen. Gelast [naam verzoekster 1] en [naam verzoekster 2] in dit kader het volgende:
i. [naam verzoekster 1] (eventueel namens [naam verzoekster 2] ) informeert binnen vier weken
na bekendmaking van dit besluit elke verbruiker (voor zover het gaat om een
verbruiker die onder de reikwijdte van de Warmtewet valt) op het warmtesysteem
in Den Haag met een individuele warmtepomp per brief over, tenminste, het
volgende:
het door de ACM genomen besluit;
dat [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] verantwoordelijk is voor
het oplossen van de vervuiling, het onderhoud, de reiniging en vervanging
van het betreffende filter als onderdeel van het warmtenet;
de contactgegevens (waaronder een telefoonnummer en e-mailadres)
waar verbruikers klachten over storingen of mogelijke verstoppingen van
het filter of storingen kunnen doorgeven;
dat alle filters voor 1 oktober 2022 preventief zullen worden gecontroleerd
en gereinigd door [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] ;
de momenten waarop [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] de
filters periodiek gaat reinigen.
ii. [naam verzoekster 1] stuurt de ACM een geanonimiseerde versie van de brief die is
gestuurd naar elke verbruiker binnen vier weken na bekendmaking van dit
besluit.
iii. [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] dient uiterlijk 1 oktober 2022 alle
filters preventief te hebben gecontroleerd en gereinigd, en bij klachten over
nieuwe verstoppingen of storingen aantoonbaar adequaat te handelen (last filters).
iv. Ter aanvulling op het bovenstaande stuurt [naam verzoekster 1] uiterlijk 1 oktober
2022 aan de ACM een uitvoerbaar en gedegen herstelplan toe waarmee een goed
functionerend warmtesysteem en daarmee een betrouwbare levering van
warmte kan worden gerealiseerd. Het herstelplan dient schriftelijk aantoonbaar
door een onafhankelijke externe en ter zake deskundige partij te zijn getoetst of
gevalideerd. In het herstelplan zijn tenminste de volgende elementen
opgenomen:
welke (fysieke) structurele maatregelen [naam verzoekster 1] respectievelijk
[naam verzoekster 2] gaat nemen om verstoppingen van het filler en storingen
in het warmtesysteem structureel zoveel als mogelijk te voorkomen,
inclusief een realistische tijdsplanning per maatregel,
een overzicht van de benodigde vergunningen, inclusief het tijdstip van
het indienen van de aanvraag per vergunning,
de wijze waarop [naam verzoeksters] een representatieve groep van de bewoners heeft
betrokken, inclusief de zienswijzen van de bewoners, eventuele second
opinions.
(…)
III. Gelet op de uitsluitende zeggenschap van [naam verzoekster 1] gelast de ACM [naam verzoekster 1] de regie op zich te nemen.
IV. Gelast [naam verzoekster 1] en [naam verzoekster 2] om alle structurele herstelmaatregelen zoals
opgenomen in het gevalideerde herstelplan uiterlijk 1 oktober 2023 volledig te hebben
uitgevoerd en afgerond.
V. Als [naam verzoeksters] de last zoals voorgeschreven onder I-III niet uitvoert dan verbeurt [naam verzoekster 1] een dwangsom van € 100.000. Voor elke volledige maand daarna dat [naam verzoeksters] geen uitvoering heeft gegeven aan de last verbeurt zij een dwangsom van € 100.000 tot een maximum van € 300.000.
VI. Als [naam verzoeksters] de last zoals voorgeschreven onder III-IV niet uitvoert dan verbeurt [naam verzoekster 1] een dwangsom van € 100.000. Voor elke volledige maand daarna dat [naam verzoeksters] geen uitvoering heeft gegeven aan de last verbeurt zij een dwangsom van € 100.000 tot een maximum van €700.000.
7. [naam verzoeksters] ’s bezwaar en het verzoek richten zich tegen de door de ACM opgelegde lasten onder “II. iii (last filters) en onderdelen van II. iv (last herstelplan). [naam verzoeksters] betwist niet dat artikel 2, eerste lid, van de Ww is overtreden, maar voert aan in het bestreden besluit wordt miskend dat de ACM - behoudens ten aanzien van de verplichtingen uit artikel 8, 8a en 8b van de Ww - op grond van artikel 1a, eerste lid onder a, van de Ww niet bevoegd is om voor (in elk geval) overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Ww een last onder dwangsom op te leggen voor zover de last ziet op de eigen huurders van [naam verzoekster 1] .
Last filters (II onder iii)
8.1
[naam verzoeksters] voert aan dat zij zich volledig zal inspannen aan de last te voldoen, maar bij het uitvoeren van deze taak afhankelijk zal zijn van de medewerking van verbruikers zelf én van de installateurs/monteurs. Voor de medewerking van verbruikers geldt dat de ervaring is dat er altijd een percentage van de verbruikers niet reageert op verzoeken, ondanks herhalingen. Daarnaast is er - als al een afspraak is gemaakt - altijd een percentage no show: de monteur staat voor een dichte deur. Wat betreft de beschikbaarheid van personeel geldt dat gelet op de bouwvak /zomervakantie feitelijk alleen september beschikbaar is voor de uitvoering van de controles /reiniging en dat deze periode, zelfs personeelsgebrek weggedacht, te kort is voor een controle van circa 800 woningen. De last is daarom onuitvoerbaar en als al besloten dient te worden tot het opleggen van een last dient deze te zien op een inspanningsplicht omdat deze afhankelijk is van de medewerking van verbruikers én dient een ruimere termijn gegund te worden voor de uitvoering van de werkzaamheden.
8.2
[naam verzoeksters] verzoekt de voorzieningenrechter dan ook om deze last zodanig te schorsen dat deze uitgevoerd dient te zijn uiterlijk op 1 februari 2023 en deze last voorzover deze ziet op het bij klachten over nieuwe verstoppingen of storingen aantoonbaar adequaat te handelen te schorsen. Verder verzoekt [naam verzoeksters] te bepalen dat [naam verzoeksters] aan de last heeft voldaan als zij zich voldoende heeft ingespannen aangezien zij afhankelijk is van de medewerking van verbruikers.
9.1
De voorzieningenrechter overweegt dat door de zinsnede in onderdeel II. van het dictum “voor zover het gaat om een verbruiker die onder de reikwijdte van de Warmtewet valt” voldoende duidelijk is dat de last niet ziet op de eigen huurders van [naam verzoekster 1] , maar alleen op de koopwoningen. Dat de last ook zo is bedoeld, is ter zitting door de ACM bevestigd.
9.2
Ter zitting is duidelijk geworden dat het gaat om ongeveer 400 koopwoningen met warmtepompen waarvan [naam verzoeksters] vóór 1 oktober 2022 alle filters preventief zou dienen te controleren en reinigen. De voorzieningenrechter acht - gelet op wat door [naam verzoeksters] is gesteld over de beschikbaarheid van monteurs/installateurs in de zomerperiode en het tekort aan monteurs/installateurs in het algemeen - deze termijn niet haalbaar voor alle 400 woningen. Het feit dat het bestreden besluit is gebaseerd op een lang voortraject waarin [naam verzoeksters] op
1 april 2022 op een concept besluit heeft kunnen reageren, doet er niet aan af dat de begunstigingstermijn die bij het bestreden besluit is gesteld onvoldoende is om [naam verzoeksters] in staat te stellen de overtredingen zelf te beëindigen vóór 1 oktober 2022. Overigens was de last in het concept-besluit minder vergaand geformuleerd. Ter zitting is duidelijk geworden dat niet elke koopwoning evenveel last heeft van storingen. Een aanpak om vóór
1 oktober 2022 in elk geval in de ernstigste gevallen de filters preventief te hebben gecheckt en te hebben gereinigd is ter zitting verkend, maar bleek niet mogelijk omdat niet duidelijk is welke koopwoningen de meeste storingen hebben. Wat betreft de mogelijke ‘no shows’ geldt dat de ACM ter zitting al heeft aangegeven dat duidelijk is dat bij een ‘no show’ sprake is van overmacht en dat die gevallen niet meetellen bij beantwoording van de vraag of de dwangsom is verbeurd. De voorzieningenrechter ziet echter wel het belang van de verbruikers dat de preventieve check en reiniging niet op de (al te) lange baan geschoven dient te worden. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om de begunstigingstermijn van de last II onder iii voor 200 koopwoningen te verlengen tot
1 november 2022. Dit betekent dus dat [naam verzoeksters] voor 200 koopwoningen de filters vóór
1 oktober 2022 preventief dient te hebben gecontroleerd en gereinigd. Verder is last II onder iii. te onbepaald voor zover daarin aan [naam verzoeksters] is gelast “bij klachten over nieuwe verstoppingen of storingen aantoonbaar adequaat te handelen”. Niet duidelijk is wat onder ‘aantoonbaar adequaat handelen’ moet worden verstaan. Ook dat lastonderdeel zal daarom geschorst worden.
Last herstelplan (II onder iv)
10.1
[naam verzoeksters] meent dat een herstelplan in algemene zin niet noodzakelijk is. De klachten waarover de Stichting Duinoord bericht zien op de periode voordat de ZWKO was gerealiseerd en er een ander WKO-systeem (ZWWC) in werking was. Mede naar aanleiding van deze - en andere - klachten heeft [naam verzoeksters] circa € 10.000.000,- geïnvesteerd om de ZWKO te realiseren, wat heeft geleid tot een veel stabieler systeem zonder systeembrede storingen. Niet alle 800 aansluitingen zullen allemaal altijd volledig klachtenvrij functioneren, maar van grote of structurele problemen is geen sprake meer. Het beeld dat uit de monitoringsdata volgt is immers dat er sprake is van een stabiel functionerend WKO-systeem. Verder is het gegeven tijdspad tot 1 oktober 2022 veel te kort en biedt de Ww geen grondslag voor het [naam verzoeksters] verplichten een representatieve groep van de bewoners te betrekken, inclusief de zienswijzen van de bewoners, eventuele second opinions (inspraak).
10.2
[naam verzoeksters] verzoekt de voorzieningenrechter dan ook om deze last wat betreft het aanbieden van het herstelplan aan de ACM op te schorten tot 1 april 2023 en te schorsen voor zover deze ziet op de inspraak van bewoners. In het verlengde hiervan verzoekt [naam verzoeksters] de voorzieningenrechter de last onder IV op te schorten tot 1 april 2024.
11.1
De voorzieningenrechter overweegt dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat na de vervanging van het systeem door de ZWKO er nog klachten zijn en dat voor bepaalde huisadressen storingen kennelijk nog dermate vaak voor komen dat zij mogelijk structureel te noemen zijn. Er is dan ook onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de noodzaak van een herstelplan.
11.2
In de last eist de ACM dat het herstelplan schriftelijk aantoonbaar door een onafhankelijke externe en ter zake deskundige partij is getoetst of gevalideerd (externe validatie) en eist zij inspraak. Nu een wettelijke basis voor de eis van externe validatie door [naam verzoeksters] zelf en de eis van inspraak ontbreekt en ter zitting door [naam verzoeksters] is bevestigd dat een herstelplan als door de ACM beoogd zonder deze twee vereisten vóór 1 oktober 2022 aan de ACM kan worden gestuurd, ziet de voorzieningenrechter aanleiding deze last onder dwangsom te schorsen voorzover deze ziet op de vereisten van externe validatie en inspraak.
11.3
Nu [naam verzoeksters] zelf ook stelt dat voor de uitvoering van de acties uit het herstelplan in de regel een jaar zal volstaan, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om, zoals door [naam verzoeksters] verzocht, last IV op te schorten tot 1 april 2024.
Verzoek schorsing last VI wegens dubbele sanctionering
12. [naam verzoeksters] verzoekt de voorzieningenrechter om de last onder VI te schorsen voor zover deze ziet op onderdeel III. De last onder III wordt zowel gesanctioneerd in onderdeel V als in onderdeel VI. Indien de last onder III dus niet zou worden uitgevoerd, zijn hiervoor de dwangsommen van V én VI verschuldigd.
13. De voorzieningenrechter ziet - gelet op het betoog van de ACM ter zitting - geen aanleiding over te gaan tot de door [naam verzoeksters] gevraagde schorsing. Volgens de ACM wordt tot uitdrukking gebracht dat [naam verzoekster 1] de regie dient te nemen bij het voldoen aan de last onder II (waaronder het opstellen van het herstelplan) én bij het uitvoeren van het herstelplan (onderdeel IV). Door de hier gemaakte splitsing is er geen sprake van een dubbele sanctionering. Wel kan dit in de beslissing op bezwaar duidelijker worden geformuleerd.
Overtreding en last met betrekking tot het plaatsen van meters
14. Het dictum van het bestreden besluit luidt op dit punt en voor zover hier relevant als volgt:
XIV. Stelt vast dat [naam verzoeksters] artikel 8, tweede lid Warmtewet overtreedt door, ondanks communicatie daarover van bewoners, geen meters te plaatsen.
XV. Gelast [naam verzoeksters] het volgende:
i. [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] dient binnen zes maanden na bekendmaking van dit besluit individuele meters te plaatsen bij de verzoekers. Hierbij geldt dat [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] met de [naam derde-partij] of de verzoekers kan overleggen welke bewoners een meter willen waarbij de [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] de verzoekers wijst op meetkosten.
ii. [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] dient binnen twee maanden na bekendmaking van dit besluit de verbruikers op het warmtenet te informeren over de uitkomst van dit besluit en het feit dat [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] op verzoek meters kan plaatsen.
iii. [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] stuurt de ACM binnen twee maanden na bekendmaking van dit besluit een kopie van dat bericht en de bijhorende verzendlijst. [naam verzoekster 1] respectievelijk [naam verzoekster 2] dient de ACM uiterlijk zes maanden na bekendmaking van dit besluit te informeren, aan de hand van de verzendlijst, over het daadwerkelijke aantal meters dat zij heeft geplaatst, inclusief de (schriftelijke) verzoeken tot plaatsing, met daarbij een schriftelijke verklaring van bewoners die het plaatsen van de meter hebben geweigerd.
XVI. Als [naam verzoeksters] niet aan de bovenstaande last voldoet dan verbeurt [naam verzoekster 1] een dwangsom van € 15.000. Voor elke volledige week daarna, dat [naam verzoeksters] geen uitvoering heeft gegeven aan de last verbeurt [naam verzoekster 1] een dwangsom van € 15.000 met een maximum van € 250.000.
15.1
[naam verzoeksters] betwist dat er sprake is van een overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Ww. De aansluitingen in de woningen in de wijk Duindorp zijn van vóór 1 januari 2014, de datum van inwerkintreding van artikel 8 van de Ww. Voor deze aansluitingen geldt geen algemene verplichting om individuele meters aan de verbruikers ter beschikking te stellen. Enkel indien een verbruiker hierom verzoekt, zou er voor [naam verzoeksters] een verplichting kunnen zijn om een individuele meter ter beschikking te stellen. Dit is ook geen punt van geschil tussen [naam verzoeksters] en de ACM. Dat op de verplichting om een individuele meter te plaatsen een uitzondering bestaat, namelijk wanneer het plaatsen dan wel ter beschikking stellen technisch onmogelijk is of financieel niet redelijk is, is op zich ook geen punt van geschil tussen [naam verzoeksters] en de ACM.
15.2
[naam verzoeksters] stelt allereerst dat zij tot op heden van geen enkele individuele verbruiker het verzoek om plaatsing dan wel terbeschikkingstelling van een individuele meter heeft ontvangen. Ter zitting heeft de ACM erkend dat het dossier inderdaad geen schriftelijke verzoeken bevat, maar dat [naam verzoeksters] wel op de hoogte is van de wens van het plaatsen van individuele meters. Die wens is op directieniveau (in een gesprek met een voormalig directeur van [naam verzoeksters] ) aan de orde gekomen. Nu een verzoek om het plaatsen van een individuele meter vormvrij is, meent de ACM dat [naam verzoeksters] daar toch actie op zou moeten ondernemen.
16. De voorzieningenrechter ziet aanleiding het bestreden besluit voor zover dat ziet op artikel 8, tweede lid, van de Ww te schorsen omdat hij betwijfelt of [naam verzoeksters] dit artikel heeft overtreden. Niet vast staat immers dat door verbruikers om plaatsing van individuele meters is verzocht. Pas als die verzoeken zijn gedaan, dient [naam verzoeksters] op grond van artikel 8a van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen te beoordelen of het plaatsen van de individuele meters technisch haalbaar en kostenefficiënt is. Verder zal de ACM in de beslissing op bezwaar op de stelling van [naam verzoeksters] moeten ingaan dat het plaatsen van een meter geen toegevoegde waarde heeft voor verbruikers, omdat de hoogte van het door haar voor de warmtelevering in rekening gebrachte tarief constant is en wordt bepaald door het vermogen van de aansluiting en niet door de leveringsomvang. De ACM heeft die stelling vooralsnog niet betwist. Als die stelling juist is, kan worden betwijfeld of plaatsing van individuele meters kostenefficiënt is. Voor zover de ACM ter weerlegging van de onmogelijkheid meters te plaatsen heeft verwezen naar haar besluit in een vergelijkbare zaak (handhavingsbesluit van 23 oktober 2020 met kenmerk ACM/20/040256, zaak
De Sniep) heeft [naam verzoeksters] terecht aangevoerd dat in die zaak door de warmteleverancier niet is bestreden dat het technisch mogelijk was om een individuele meter te plaatsen bij woningen in De Sniep en dat de ACM op dit punt dan ook geen verder onderzoek heeft uitgevoerd. Daarnaast is in de zaak De Sniep door de ACM overwogen dat de door de warmteleverancier geschatte kosten relatief gezien niet zodanig hoog zijn dat plaatsing van een individuele meter financieel onredelijk is. Een dergelijke kosteninschatting heeft [naam verzoeksters] hier (nog) niet gegeven, temeer ook aangezien een dergelijk verzoek zich nog niet heeft voorgedaan.
Verzoek verlenging begunstigingstermijn last II onder i
17. Ter zitting heeft [naam verzoeksters] verzocht de begunstigingstermijn van de last II.i te verlengen tot 1 of 2 weken na de uitspraak. De ACM heeft ter zitting opgemerkt dat zij 1 week verlenging redelijk acht. De voorzieningenrechter zal het verzoek van [naam verzoeksters] honoreren in die zin dan hij de begunstigingstermijn van last II onder i. en - in het verlengde daarvan de begunstigingstermijn van de last II onder ii - verlengt tot 1 week na de uitspraak. Daarbij geldt dat de inhoud van de brief conform wat hiervoor in 9.2. is overwogen aangepast moet worden in die zin dat het filter bij 200 woningen voor 1 oktober 2022 preventief zal worden gecontroleerd en gereinigd en bij 200 woningen voor 1 november 2022.
Conclusie
18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek gedeeltelijk toe zoals hierna in de beslissing vermeld.
19. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt hij dat de ACM aan [naam verzoeksters] het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
20. De voorzieningenrechter veroordeelt de ACM in de door [naam verzoeksters] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.277,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1,5).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verlengt de begunstigingstermijn van last II onder iii voor 200 koopwoningen tot 1 november 2022 en schorst dit lastonderdeel voor zover daarin aan [naam verzoeksters] wordt gelast “bij klachten over nieuwe verstoppingen of storingen aantoonbaar adequaat te handelen”;
  • verlengt de begunstigingstermijn van last II onder i en II onder ii tot 1 week na verzending van deze uitspraak, waarbij in de brief vermeld moet worden dat het filter bij 200 woningen voor 1 oktober 2022 preventief zal worden gecontroleerd en gereinigd en bij 200 woningen voor 1 november 2022;
  • schorst last II onder iv voor zover deze ziet op de vereisten van externe toetsing of validatie en inspraak van bewoners;
  • schorst de last onder XIV., XV. en XVI.;
  • wijst het verzoek voor het overige af;
  • bepaalt dat de ACM aan [naam verzoeksters] het betaalde griffierecht van € 365,--, vergoedt;
  • veroordeelt de ACM in de proceskosten van [naam verzoeksters] tot een bedrag van € 2.277,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. M. Traousis-van Wingaarden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2022.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:81, eerste lid
Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Warmtewet
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- verbruiker: een persoon die warmte afneemt van een warmtenet of een inpandig leidingstelsel en:
i. een individuele aansluiting heeft van maximaal 100 kilowatt;
Artikel 1a
1. Deze wet is van toepassing op levering van warmte aan verbruikers, met uitzondering van levering van warmte door een leverancier die:
a. tevens optreedt als verhuurder voor de verbruiker aan wie hij warmte levert ten behoeve van de door hem aan de verbruiker verhuurde woon- of bedrijfsruimte.
Artikel 2, eerste lid
1. Een leverancier draagt zorg voor een betrouwbare levering van warmte tegen redelijke voorwaarden en met inachtneming van een goede kwaliteit van dienstverlening.
Artikel 8, tweede lid
2. Een leverancier heeft tot taak er zorg voor te dragen dat binnen een redelijke termijn aan een verbruiker een individuele meter ter beschikking wordt gesteld door middel van verhuur die het actuele warmteverbruik kan weergeven.