In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Centrale Zorgverzekeringen NZV N.V. en Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep U.A. als eiseressen, en een gedaagde die in detentie heeft gezeten. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst met CZ, maar heeft tijdens zijn detentie geen premie betaald, omdat de rechten en plichten uit de zorgverzekering gedurende die periode van rechtswege waren opgeschort. De eiseressen vorderden een bedrag van € 6.249,65 aan achterstallige premies, rente en buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde zijn verplichtingen uit de zorgverzekeringsovereenkomst niet was nagekomen.
De gedaagde voerde aan dat hij tijdens zijn detentie meerdere keren een detentieverklaring had ingediend en dat de zorgverzekering na zijn detentie niet correct was geactiveerd, wat leidde tot een betalingsachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde geen premie verschuldigd was voor de periode van detentie, maar dat hij wel verplicht was om de premies te betalen voor de periode na zijn detentie, omdat hij geen opzegging had gedaan en jaarlijks correspondentie van CZ had ontvangen. De kantonrechter wees de vordering van CZ toe, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en rente, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde € 6.249,65 moet betalen aan CZ, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, en dat hij de proceskosten van € 1.252,60 moet vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.