In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en twee huurders. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. E. Pimentel, eiste ontruiming van de woning vanwege huurachterstanden van beide huurders. De huurachterstand van huurder 1 bedroeg € 7.400,- en van huurder 2 € 3.700,-. De huurders waren in gebreke gebleven met hun betalingsverplichtingen, wat leidde tot de eis van de verhuurder om de woning te ontruimen en betaling van de achterstallige huur. Huurder 1 erkende de huurachterstand en deed een voorstel om een deel van de achterstand te betalen, terwijl huurder 2 niet op de zitting verscheen en geen verweer voerde.
De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder een spoedeisend belang had bij de gevorderde voorzieningen, gezien de aanzienlijke huurachterstand en het betalingsgedrag van de huurders. De rechter verleende verstek tegen huurder 2 en oordeelde dat de vordering van de verhuurder niet ongegrond of onrechtmatig was. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis. De rechter wees de gevorderde machtiging voor ontruiming door een deurwaarder af, aangezien dit al geregeld is in de wet. De huurders werden veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de lopende huur, en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.