In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende een huurachterstand en de ontruiming van een woning. [gedaagde] huurt een woning van [eiser] en is in gebreke gebleven met de huurbetalingen, waardoor een achterstand van € 6.348,96 is ontstaan. [eiser] heeft [gedaagde] in rechte betrokken om betaling van de achterstand en ontruiming van de woning te vorderen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] erkend dat er een huurachterstand is, maar heeft zij aangevoerd dat zij in financiële problemen verkeert en inmiddels een andere woning heeft gevonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet is ontslagen van haar betalingsverplichtingen en dat er een spoedeisend belang is voor [eiser] om de ontruiming te vorderen. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand en de ontruiming van de woning toegewezen, met een ontruimingstermijn van drie dagen na betekening van het vonnis. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 869,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.