In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. P.R. van de Water, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De vader is opgeroepen maar niet verschenen. De minderjarige heeft de gelegenheid gehad om zijn mening te uiten, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De feiten van de zaak zijn als volgt: het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders, maar hij woont bij de moeder. Op 24 juni 2022 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI en is er een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend. De Raad heeft nu verzocht om een verlenging van deze machtiging voor de duur van drie maanden, omdat de thuissituatie onveilig is en er zorgen zijn over het gedrag en middelengebruik van [voornaam minderjarige]. De moeder steunt het verzoek, maar voelt zich niet gehoord door de betrokken instanties.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. Hij vertoont problematisch gedrag, zoals weglopen van huis en middelengebruik, wat de draagkracht van de moeder overstijgt. Eerdere hulpverlening heeft niet geleid tot verbetering. De kinderrechter heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, zodat [voornaam minderjarige] kan worden geplaatst in een geschikte accommodatie zodra deze beschikbaar is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.