ECLI:NL:RBROT:2022:6210

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
9423845
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de totstandkoming en inhoud van een overeenkomst tot levering van zakelijke software

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2022, is in geschil of er tussen de partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en wat de inhoud daarvan is. Eiseres, vertegenwoordigd door Flanderijn Gerechtsdeurwaarders, vordert betaling van een bedrag van € 4.372,20 van gedaagde, die stelt dat er geen overeenkomst is. De procedure omvat diverse processtukken, waaronder dagvaardingen en mondelinge verhandelingen. Tijdens een bespreking op 22 januari 2019 hebben partijen gesproken over de aan te schaffen software, waarbij gedaagde heeft aangegeven een abonnement te willen afnemen. Eiseres stelt dat gedaagde akkoord is gegaan met de voorwaarden, maar gedaagde betwist dit en heeft de facturen gestorneerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk een overeenkomst tot stand is gekomen, gebaseerd op de gedragingen van gedaagde en de communicatie tussen partijen. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde gehouden is tot betaling van de facturen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering van eiseres is toegewezen, en gedaagde is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9423845 \ CV EXPL 21-29159
datum uitspraak: 22 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [persoon A] , indirect statutair bestuurder.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 augustus 2021, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondeling verweer namens [gedaagde] op de rolzitting van 7 september 2021;
  • de akte uitlaten schikkingsonderhandelingen van [eiseres] ;
  • de aantekeningen van het mondeling verweer namens [gedaagde] op de rolzitting van 11 november 2021, met het schriftelijke verweer;
  • de akte uitlaten schikkingsonderhandelingen tevens houdende verzoek om voortzetting van [eiseres] ;
  • de aantekeningen van het mondeling verweer namens [gedaagde] op de rolzitting van 6 januari 2022;
  • de schriftelijke aanvulling op het verweer van [gedaagde] , met bijlagen.
  • het vonnis van 21 februari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van 10 mei 2022 van [eiseres] , met bijlagen.
1.2.
Op 20 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Namens [eiseres] zijn de heer [persoon B] (Sales Executive) en de heer [persoon C] (Support Director) verschenen, bijgestaan door mr. D. de Waard namens de gemachtigde. Namens [gedaagde] is de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ) verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.

2..De feiten

2.1.
Op 22 januari 2019 om 10.00 uur heeft een fysieke bespreking tussen partijen plaatsgevonden. Daarbij waren de heren [persoon B] en [persoon D] namens [eiseres] en [persoon A] en de heer [persoon E] namens [gedaagde] aanwezig.
2.2.
[eiseres] heeft diezelfde dag om 11.20 een e-mail gestuurd aan [gedaagde] . Die e-mail luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Abonnementsbevestiging
Beste [voornaam persoon A] , (
opm. ktr: [persoon A])
Bedankt dat je [naam product] hebt aangeschaft.
[naam product] stuurt jouw facturen naar de digitale brievenbus in je [naam product] -administratie.
We gebruiken de volgende gegevens voor de automatische incasso:
Klantnaam [gedaagde]
Betaalfrequentie Maandelijks
Incassobedrag (excl. btw) EUR 229.00”
2.3.
[eiseres] heeft aan [gedaagde] de volgende facturen gestuurd:
Datum Omschrijving Bedrag
22-01-2019 19146917 € 277,09
15-02-2019 19177061 € 185,99
22-03-2019 19254126 € 277,09
23-04-2019 19312084 € 785,29
22-05-2019 19365786 € 785,29
22-06-2019 19418879 € 273,46
23-07-2019 19473506 € 273,46
22-08-2019 19512382 € 273,46
22-09-2019 19560536 € 273,46
2.4.
De drie facturen in de periode 22 januari 2019 tot en met 22 maart 2019 zijn elk als volgt gespecificeerd:

Omschrijving (…) Aantal Prijs Totaalbedrag
[naam product] voor Accountancy Professional (…) 1 € 199,00 € 199,00
Correctie: [naam product] – Actie Korting (…) -1 € 420,00 € - 420,00
[naam product] Financiële administratie (…) 120 € 3,50 € 420,00
[naam product] Kantoor gebruiker (…) 3 € 10,00 € 30,00”
2.5.
Op de twee facturen van 23 april 2019 en 22 mei 2019 is de korting van € 420,00 komen te vervallen.
2.6.
[gedaagde] heeft op 17 mei 2019 online ingelogd op haar account bij [eiseres] en het aantal administraties teruggebracht van 120 naar twee. In de vier facturen over de periode van 22 juni 2019 tot en met 22 september 2019 is deze wijziging doorgevoerd.
2.7.
Iedere hiervoor genoemde factuur vermeldt een vervaldatum van een week na de factuurdatum. De facturen zijn automatisch afgeschreven van de rekening van [gedaagde] . [gedaagde] heeft de automatische incasso’s telkens gestorneerd.
2.8.
Per e-mail van 22 juli 2019 heeft [gedaagde] het volgende geschreven aan [eiseres] :
“Mijn partner, dhr. [persoon E] , betwist dat er sprake is van een overeenkomst.
Graag ontvangen wij credit-nota's van de ontvangen facturen.”

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 4.372,20, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over € 3.404,59 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag dat alles is betaald;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat [eiseres] eist, bestaat uit de hoofdsom van € 3.404,59, rente van € 502,15 (berekend tot 30 augustus 2021) en buitengerechtelijke kosten van € 465,46.
3.2.
[eiseres] baseert haar eis op het volgende. Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [eiseres] zakelijke software heeft geleverd aan [gedaagde] . [eiseres] heeft daarvoor de overeengekomen prijs in rekening gebracht bij [gedaagde] door middel van de facturen genoemd onder 2.3. Deze facturen heeft [gedaagde] , ondanks aanmaning en sommatie, onbetaald gelaten. In totaal gaat het om een bedrag van € 3.404,59 inclusief btw. [eiseres] maakt ook aanspraak op de wettelijke (handels)rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Er is geen sprake van een overeenkomst tussen partijen en [gedaagde] heeft ook nooit gebruik gemaakt van het product van [eiseres] . Het is onredelijk dat [eiseres] het abonnement pas per oktober 2019 heeft beëindigd, omdat [gedaagde] meerdere keren heeft gecommuniceerd dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. [gedaagde] verkeert bovendien niet in verzuim, omdat er nooit een ingebrekestelling is gestuurd. Daarnaast bestaat er een vergelijkbaar geschil tussen een dochteronderneming van [eiseres] , [naam bedrijf 1] , en [naam bedrijf 2] , een eenmanszaak van [persoon A] . [gedaagde] verzoekt vanwege de verknochtheid om voeging van beide zaken.

4..De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. [gedaagde] is in haar verweer uitgebreid ingegaan op een volgens haar vergelijkbaar geschil tussen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] en heeft daartoe een aantal verzoeken geformuleerd. Echter, [naam bedrijf 1] . en [naam bedrijf 2] zijn geen partij in deze procedure. Weliswaar heeft [gedaagde] om voeging van beide zaken verzocht, maar gebleken is dat er geen gerechtelijke procedure aanhangig is tussen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . Voeging van de zaken is alleen al om die reden niet mogelijk. Het geschil tussen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] laat de kantonrechter dan ook verder buiten beschouwing, te meer nu niet is gesteld of gebleken dat dit geschil van enige invloed is voor de beoordeling van onderhavig geschil.
4.2.
In geschil is of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en zo ja, wat de inhoud van die overeenkomst is en welke betalingsverplichting voor [gedaagde] uit hoofde van die overeenkomst bestaat.
totstandkoming van de overeenkomst
4.2.1.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat een overeenkomst tot stand is gekomen, heeft [eiseres] het volgende gesteld. Op de afspraak van 22 januari 2019 is tussen partijen gesproken over de aan te schaffen software en heeft [gedaagde] aangegeven het abonnement [naam product] Professionals met 120 administraties te willen afnemen van [eiseres] . [gedaagde] heeft, in de persoon van [persoon A] , haar (bank)gegevens ingevuld op de website van [eiseres] en akkoord gegeven. Op deze wijze is het abonnement tot stand gekomen per 22 januari 2019. Na de bespreking van 22 januari 2019 heeft [gedaagde] op 4 februari 2019 telefonisch contact opgenomen met [eiseres] om de ingangsdatum te verplaatsen naar 1 februari 2019, waarmee [eiseres] akkoord is gegaan. Zij heeft vervolgens een creditfactuur voor die periode opgesteld. [eiseres] heeft haar stellingen onder andere onderbouwd door screenshots van haar administratie over te leggen, waaronder de e-mail aan [gedaagde] waarin het abonnement wordt bevestigd (zie 2.2).
4.2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [persoon A] verklaard dat hij niet meer precies durft te zeggen hoe het precies is gegaan, maar dat hij tijdens de bespreking op 22 januari 2019 wel ergens op heeft geklikt op de computer van [eiseres] .
4.2.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW). Aanbod en aanvaarding hoeven niet per se schriftelijk plaats te vinden, maar kunnen in elke vorm geschieden en in een of meer gedragingen besloten liggen (artikel 3:37 BW). [gedaagde] heeft de gang van zaken op 22 januari 2019 - zoals hiervoor geschetst – niet, althans niet voldoende concreet, betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter staat daarmee vast dat [gedaagde] het aanbod van [eiseres] heeft aanvaard en dat aldus tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het abonnement [eiseres] Online Professionals. Dat blijkt ook uit de onbetwiste stelling van [eiseres] dat [gedaagde] op eigen initiatief heeft gevraagd om de ingangsdatum te verplaatsen naar 1 februari 2019.
inhoud van de overeenkomst
4.3.
Partijen twisten voorts over de exacte inhoud van die overeenkomst. In geschil is of tussen partijen is overeengekomen dat bij aanvang van het door [gedaagde] afgesloten abonnement [naam product] Professionals ook 120 administraties behoorden, zoals door [eiseres] is gesteld en door [gedaagde] betwist.
4.3.1.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stelling het volgende aangevoerd. Op verzoek van [gedaagde] zijn partijen op 22 januari 2019 overeengekomen dat [gedaagde] de eerste drie maanden aanspraak kon maken op een korting van € 420,00 per maand. De korting is gegeven omdat [gedaagde] toen nog niet wist hoe lang het zou duren voordat alle gegevens konden worden ingevoerd voor 120 administraties. Dit blijkt onder meer uit de specificaties van de facturen (zoals vermeld onder 2.4), waarop te zien is dat de korting van € 420,00 overeenkomt met het in rekening gebrachte bedrag voor 120 administraties (€ 3,50 x 120). Toen de korting na drie maanden verviel, heeft [persoon A] contact opgenomen met [eiseres] en aangegeven dat hij nog niet klaar was met de invoer van de 120 administraties. [gedaagde] heeft toen in de online omgeving van haar account het aantal administraties zelf teruggezet naar twee administraties, aldus [eiseres] . Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [eiseres] onder andere interne gespreksnotities overgelegd, waaruit de hiervoor geschetste gang van zaken volgens [eiseres] volgt.
4.3.2.
Volgens [gedaagde] zijn partijen geen 120 administraties overeengekomen, althans heeft zij daar geen actieve herinnering aan.
4.3.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Tegen de achtergrond van de onderbouwde stellingen van [eiseres] over wat er precies is afgesproken ten aanzien van de korting in verband met de 120 administraties en de onbetwiste stelling van [eiseres] dat [gedaagde] zelf de administraties op 17 mei 2019 heeft teruggebracht van 120 naar 2, is de (blote) betwisting van [gedaagde] onvoldoende. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om aan te geven hoeveel administraties zij dan wel bij aanvang met [eiseres] was overeengekomen, maar dat heeft zij nagelaten. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat daarmee vast dat de overeenkomst tussen partijen tot en met mei 2019 bestond uit het abonnement [eiseres] Online Professionals met 120 administraties en nadien met twee administraties, zoals door [eiseres] is gesteld.
hoogte van de facturen
4.4.
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat de facturen ten onrechte omhoog zijn gegaan in april 2019, terwijl [gedaagde] geen opdracht heeft gegeven voor een aanvullende bestelling. [eiseres] heeft echter onweersproken toegelicht dat de verhoging van de facturen het gevolg was van het vervallen van de korting die partijen voor de duur van drie maanden waren overeengekomen. Ook dit verweer kan [gedaagde] daarom niet baten.
einde van de overeenkomst
4.5.
[eiseres] heeft verklaard dat zij zelf besloten heeft om de overeenkomst per 22 oktober 2019 te beëindigen, gelet op de ontstane discussie en het uitblijven van betalingen. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van [gedaagde] dat zij aanvoert dat zij de overeenkomst eerder dan per oktober 2019 heeft beëindigd. Uit de overgelegde stukken kan de kantonrechter echter niet afleiden dat [gedaagde] de overeenkomst heeft opgezegd. In elk geval blijkt dit niet uit de e-mail van 22 juli 2019 (zie 2.8), waar [gedaagde] in dit verband naar heeft verwezen. Indien en voor zover [gedaagde] bedoeld heeft aan te voeren dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dat [eiseres] niet eerder tot beëindiging van de overeenkomst is overgegaan, geldt dat [gedaagde] daarvoor onvoldoende heeft gesteld.
conclusie
4.6.
De conclusie van al het voorgaande is dat [gedaagde] uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst gehouden is tot betaling van de door [eiseres] in rekening gebrachte bedragen. De kantonrechter wijst daarom de gevorderde hoofdsom van € 3.404,59 toe.
rente
4.7.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij nooit een ingebrekestelling heeft ontvangen en dus niet in verzuim is komen te verkeren. In dat verband heeft [gedaagde] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [eiseres] betwist, omdat in die voorwaarden is opgenomen dat door de niet tijdige nakoming van de betalingsverplichtingen een afnemer zonder nadere ingebrekestelling in verzuim komt te verkeren. Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het midden blijven of de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. Immers, niet in geschil is dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW en vast staat dat de facturen een betalingstermijn vermelden van een week na de factuurdatum. Op grond van artikel 6:119a lid 1 BW is [gedaagde] daarom vanaf de dag na afloop van deze betaaltermijn in verzuim komen te verkeren en in het verlengde daarvan vanaf die dag de wettelijke handelsrente verschuldigd aan [eiseres] . Een (nadere) ingebrekestelling is daarvoor niet vereist.
4.8.
[gedaagde] heeft de hoogte van de door [eiseres] berekende verschenen rente tot de dag van de dagvaarding niet betwist. De kantonrechter wijst daarom het ter zake gevorderde bedrag van € 502,15 toe.
buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
[eiseres] vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij kosten heeft moeten maken ter verkrijging van haar vordering buiten rechte anders dan ter voorbereiding van de dagvaarding en instructie van de zaak. Dat betekent dat [gedaagde] de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 465,46 – welk bedrag in overeenstemming is met de volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geldende tarieven – aan [eiseres] dient te vergoeden. De kantonrechter zal dit bedrag dan ook toewijzen.
proceskosten
4.10.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 103,38 aan dagvaardingskosten, € 507,00 aan griffierecht en € 622,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punt x € 249,00 tarief). Dit is totaal € 1.232,88.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 4.372,20, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 3.404,59 vanaf 30 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 1.232,88;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
49039