In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde] betreffende de nalatenschap van [naam erflater]. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.G. van Twist, vorderde onder andere dat de effectenportefeuille van de erflater niet aan de gedaagde, die als executeur was benoemd, was gelegateerd, maar aan haar als enig erfgename. De gedaagde, bijgestaan door mr. C.L.M. Gommers, voerde verweer en stelde dat de eiseres niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat de executeur de bevoegde vertegenwoordiger van de erfgenamen is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de executeur, volgens artikel 4:145 lid 2 BW, de erfgenamen in en buiten rechte vertegenwoordigt. Dit betekent dat de benoeming van de executeur een privatieve werking heeft, waardoor de erfgenamen in beginsel niet zelfstandig in rechte kunnen optreden zolang het beheer van de executeur voortduurt. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat zij onvoldoende duidelijk had gemaakt in welke hoedanigheid zij procedeerde en omdat de executeur nog steeds bevoegd was om de nalatenschap te beheren.
De rechtbank heeft de eiseres veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.435,-. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rolrechter en ondertekend door mr. C. van Steenderen-Koornneef.