ECLI:NL:RBROT:2022:6188

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
10/122522-21, 10/238604-21 en 10/326679-20 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens gewapende straatroven, poging tot doodslag en diefstal in vereniging

Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die betrokken was bij meerdere gewapende straatroven en andere geweldsdelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie en de oplegging van de PIJ-maatregel. De zaak betreft drie gevoegde parketnummers: 10/122522-21, 10/238604-21 en 10/326679-20. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in een jeugdinrichting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op verschillende data gewapende berovingen heeft gepleegd, waarbij vuurwapens zijn gebruikt. De feiten zijn gepleegd in Rotterdam en Zwijndrecht, waarbij slachtoffers onder bedreiging van geweld hun bezittingen moesten afstaan. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de betrokkenheid bij andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gedragsproblemen en eerdere veroordelingen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de rapportages van deskundigen betrokken, die wezen op een ernstige normoverschrijdend gedragstoornis bij de verdachte. De PIJ-maatregel is opgelegd om de kans op recidive te verminderen en de ontwikkeling van de verdachte te bevorderen. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/122522-21, 10/238604-21 en 10/326679-20 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 24 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] 2004 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Rijks Justitiële Jeugdinrichting Den Hey-Acker te Breda,
raadsman W.J. Oomkes, advocaat te Vlaardingen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 25 januari 2022 en 10 februari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/122522-21 onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/238604-21 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/326679-20 onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van achttien maanden met aftrek van het voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Parketnummer 10/122522-21
4.1.1.
Feit 1: Vrijspraak
4.1.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde beroving op 5 april 2021. Hij baseert dit onder meer op een tapgesprek en de historische gegevens van de telefoons van de verdachten die in het dossier zitten.
4.1.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat op 5 april 2021 een lachgasbezorger door twee mannen is beroofd op de Houdringeweg in Rotterdam. Via Snapchat had de aangever een bezorgafspraak gemaakt met het Snapchataccount [gebruikersnaam] . Aangekomen op de afgesproken tijd en plaats, werd door een van de mannen een vuurwapen op de aangever gericht en werd hij beroofd van zijn spullen. Het Snapchataccount [gebruikersnaam] is aangetroffen op de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Uit een tapgesprek blijkt dat de verdachte tegen de medeverdachte heeft gezegd dat “ze je gaan aansmeren met die [naam 1] ”. Tot slot blijkt uit de historische gegevens van de telefoons van de verdachte en de medeverdachte dat deze telefoons rondom het tijdstip van de beroving aanstraalden bij zendmasten die in de omgeving van de Houdringeweg staan.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier volgt dat niet alleen de medeverdachte [naam medeverdachte 1] toegang had tot het Snapchataccount [gebruikersnaam] , maar dat ook andere medeverdachten hiertoe toegang hadden. Enkel het aantreffen van het account op de telefoon van de medeverdachte, maakt derhalve niet dat vastgesteld kan worden dat de medeverdachte hiervan gebruik maakte en de onderhavige beroving heeft gepland. Het feit dat de telefoons van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de buurt van de Houdringeweg waren rondom het tijdstip van de beroving, hoeft niet te betekenen dat zij ook verantwoordelijk zijn voor deze beroving. Dit temeer nu de verdachte in die buurt woonachtig is. Het dossier bevat daarmee onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij voormelde beroving.
4.1.1.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1.2.
Feit 2: Vrijspraak
4.1.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde beroving op 10 april 2021. Hij baseert dit onder meer op een tapgesprek dat in het dossier zit en de uitgelezen gegevens die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen alsmede de bij de verdachte aangetroffen lachgasflessen.
4.1.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat ook op 10 april 2021 een lachgasbezorger door twee mannen is beroofd op de Houdringeweg in Rotterdam. Ook deze bezorgafspraak is gemaakt via het Snapchataccount [gebruikersnaam] . De lachgasflessen en de tas die bij deze beroving van de aangever zijn weggenomen, zijn aangetroffen in de woning van de vader van de verdachte. De aangever heeft deze spullen herkend. Ook rondom het tijdstip van deze beroving waren de verdachte en de medeverdachte blijkens de historische gegevens van hun telefoons, in de buurt van de Houdringeweg. Daarnaast heeft de verdachte telefonisch contact gehad met medeverdachte [naam medeverdachte 1] rondom het tijdstip van de beroving.
Ook hier overweegt de rechtbank dat het feit dat de telefoons van de verdachte en de medeverdachte in de buurt waren rondom het tijdstip van de beroving, niet hoeft te betekenen dat zij deze beroving hebben gepleegd, daar de verdachte in die buurt woonachtig is. Het enkele feit dat de verdachte eveneens rond dat tijdstip telefonisch contact heeft gehad met medeverachte [naam medeverdachte 1] maakt dit niet anders. Weliswaar zijn de lachgasflessen en de tas, zoals bij de beroving weggenomen, bij de verdachte aangetroffen, maar dit maakt nog niet dat bewezen kan worden dat hij de beroving daadwerkelijk heeft gepleegd, nu niet kan worden uitgesloten dat deze op een later moment in zijn bezit zijn gekomen. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat de verdachte voormelde beroving heeft gepleegd.
4.1.2.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1.3.
Feit 3 : Bewijswaardering
4.1.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde beroving. Uit de tapgesprekken blijkt mogelijk dat de verdachte achteraf wist dat die dag een beroving heeft plaatsgevonden, maar hier blijkt niet uit dat hij de mededader is. De belastende uitspraken worden in die telefoongesprekken gedaan door de medeverdachte. Er zijn in het dossier duidelijke aanwijzingen dat een andere verdachte binnen het onderzoek Noordpool betrokken is geweest bij deze diefstal. Tegen deze verdachte wordt bijvoorbeeld gezegd dat hij er onderuit is gekomen. De jas die de aangever noemt is ook bij een andere verdachte aangetroffen. De aangever meent dat een van de daders dreadlocks had, maar dit is slechts een aanname. Dat de verdachte eenzelfde muts heeft als de dader en gouden ringen draagt, betekent ook niet dat de verdachte betrokken was bij de beroving, aangezien meer mensen deze muts en ringen dragen. De aanstraling van de telefoon van de verdachte in de buurt van de overval, kan ook het gevolg zijn van het feit dat de vader van de verdachte in die buurt woont. Ook het doorgeven van het adres hoeft niets te zeggen over de aanwezigheid of betrokkenheid bij de overval. De verdediging concludeert dat er geen wettig en overtuigend bewijs is, omdat niet valt uit te sluiten dat een ander dan de verdachte betrokken is geweest bij deze overval.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat met een vuurwapen is geschoten naar of in de richting van de aangever. De aangever heeft niet het idee dat er een patroon is afgeschoten en de politie heeft geen huls aangetroffen. Bij de medeverdachte zijn knalpatronen aangetroffen, die alleen een knal veroorzaken. De verdediging meent dat in dat geval niet kan worden gesproken van schieten, daar er enkel een knal wordt veroorzaakt waarbij er geen projectiel wordt verschoten.
4.1.3.2.
Beoordeling
Op 27 april 2021 vond een diefstal met geweld plaats, waarbij met een vuurwapen op de aangever is geschoten. De aangever heeft gereageerd op een bericht op Snapchat, waarin een scooter te koop werd aangeboden. Aangekomen op de afgesproken tijd en plaats, zag hij twee jongens, van wie hij de medeverdachte herkende als een jongen met wie hij op school had gezeten.
De politie heeft vervolgens de telefoongesprekken van de medeverdachte, die uiteindelijke zijn betrokkenheid bij deze diefstal met geweld heeft bekend, afgeluisterd. Hierin wordt onder meer gehoord dat de medeverdachte en de verdachte spreken over “de boy die we hebben geracet”. Verder wordt in de historische gegevens van de telefoons gezien dat de verdachte een dag vóór de beroving naar de medeverdachte via Snapchat een bericht stuurt met de tekst “ [adres] ”. Dit is de plaats waar met de aangever van deze beroving op 27 april 2021 is afgesproken. Op grond van deze omstandigheden kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die samen met de medeverdachte deze beroving heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt dat er weldegelijk sprake is geweest van schieten in de richting van de aangever. Dat mogelijk gebruik is gemaakt van knalpatronen, is hierbij niet relevant.
4.1.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.1.4.
Feit 4: Bewijswaardering
4.1.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 4 ten laste gelegde beroving. Hoewel het signalement van een van de daders past bij de verdachte, kan vastgesteld worden dat in ieder geval nog twee verdachten binnen het onderzoek Noordpool binnen dit signalement passen. Bovendien zijn na de aanhouding van de verdachte meerdere overvallen gepleegd in Beverwaard, waar de verdachte niet bij betrokken kan zijn. Het DNA van de verdachte dat is aangetroffen op de handschoen die op de vluchtroute van de daders is gevonden, kan al op de handschoen gezeten hebben. Binnen de groep worden immers goederen uitgewisseld en er is DNA van meerdere verdachten op dezelfde handschoen gevonden. Niet kan met zekerheid gezegd worden dat de verdachte een van de daders is.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat er met een vuurwapen naar of in de richting van de aangever is geschoten. De aangever heeft verklaard het idee te hebben dat er een knalpatroon is gebruikt en de politie heeft geen kogelinslagen gevonden in de auto. Bij een medeverdachte zijn knalpatronen aangetroffen, die alleen een knal veroorzaken. Daarom meent de verdediging dat niet kan worden bewezen dat in de richting van de aangever is geschoten.
4.1.4.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat op 9 mei 2021 een beroving heeft plaatsgevonden op de Houdringeweg in Rotterdam. De aangever heeft via Snapchat een afspraak gemaakt om schoenen te verkopen. Op de afgesproken plek kwamen twee verdachten naar hem toe, zij richtten hun vuurwapens op hem en namen zijn spullen mee. Nadat twee verdachten zijn weggerend, is de aangever hen met zijn auto achterna gereden. Een van de verdachten heeft vervolgens met zijn vuurwapen tweemaal op de auto van de aangever geschoten.
Kort na het tijdstip waarop de diefstal met geweld heeft plaatsgevonden zijn veel telefoongesprekken gevoerd tussen de verdachte, medeverdachte [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Deze telefoongesprekken zijn door de politie afgeluisterd en uitgeschreven in een proces-verbaal. Hieruit blijkt onder meer dat gevraagd wordt of de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] veilig zijn. Daarnaast wordt gesproken over het verdelen van de buit, over het vuurwapen van “ [naam 2] ” en over “stashen” (opbergen). Ook valt op dat in een gesprek is gezegd dat “hij iets van 9 heeft”. Hiermee wordt volgens de politie de 900 euro bedoeld, dit is gelijk aan het bedrag dat bij de beroving, die vlak daarvoor heeft plaatsgevonden is weggenomen. Bovendien is er DNA van de verdachte aangetroffen op een handschoen, die door een verbalisant is gevonden op de vluchtroute van de daders, en heeft de telefoon van de verdachte kort na de overval zendmasten in de omgeving aangestraald.
Gelet op al het voorgaande – in onderlinge samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat de verdachte verantwoordelijk is voor deze beroving.
De rechtbank is van oordeel dat ook in het geval een knalpatroon is afgevuurd, er sprake is geweest van schieten in de richting van de aangever.
4.1.4.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.1.5.
Feit 5
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met de aantekening dat het gedeelte “in vereniging” niet kan worden bewezen. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, met uitzondering van het ten laste gelegde “in vereniging”.
4.2.
Parketnummer 10/238604-21
4.2.1.
Feit 1
4.2.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging moord dan wel doodslag. De politie gaat ervan uit dat de verdachte “verdachte 1” is in het dossier. Aan de hand van de camerabeelden kan vastgesteld worden dat deze verdachte niet geschoten heeft. “Verdachte 1” wil op het moment dat “verdachte 3” schiet juist weggaan en te zien is dat hij schrikt van de knal uit het pistool van “verdachte 3”. Er is ook geen blijk van een plan of een onderlinge taakverdeling. Een nauwe en bewuste samenwerking kan daarom niet worden bewezen. Uit alles blijkt voorts dat “verdachte 1” weg wilde gaan toen er nog niet geschoten was, waardoor hij ook geen opzet heeft gehad op het schieten van de medeverdachte. Uit niets blijkt ook dat “verdachte 1” wist dat “verdachte 3” zou gaan schieten.
4.2.1.2.
Beoordeling
Op 28 februari 2021 heeft een schietpartij plaatsgevonden in een winkelcentrum in Zwijndrecht. Er zijn drie verdachten richting de aangever gelopen. Zij hebben hem getrapt en geslagen en hij is op de grond gevallen. Vervolgens zijn er vuurwapens op hem gericht en is er op hem geschoten. Er zijn camerabeelden veiliggesteld waarop het schietincident te zien is. Op de beelden is de verdachte herkend door een wijkagent. Dit zijn beelden waarop te zien is dat een donkergetinte schutter zijn vuurwapen pakt en hiermee op de aangever richt. Daarnaast is in een afgeluisterd telefoongesprek gehoord dat een medeverdachte tegen de verdachte zegt dat hij gezien is op de beelden van het televisie programma bureau Rijnmond en dat je daarop ziet dat hij zijn “ding” trekt en richt. Uit het bovenstaande volgt dat kan worden vastgesteld dat de verdachte in ieder geval aanwezig was bij de schietpartij. Daarmee kan ook worden vastgesteld dat hij niet degene is die op de aangever geschoten heeft, aangezien dit blijkens de beschreven camerabeelden een andere verdachte moet zijn geweest, maar dat hij wel een vuurwapen heeft getrokken.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is hoe het schieten in de buik van de aangever moet worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt dat met het op korte afstand schieten op het bovenlichaam minstgenomen sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat dit moet worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag, nu uit het dossier niet blijkt dat sprake is geweest van voorbedachten rade. Hoewel aan de schietpartij eerder die dag ruzie voorafgegaan is, kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een vooropgezet plan om het slachtoffer van het leven te beroven, waaraan vervolgens uitvoering is gegeven. Het verloop van het incident, zoals vastgelegd op de camerabeelden, biedt daarvoor ook geen aanknopingspunten.
Vervolgens is de vraag of de verdachte voor de schietpartij mede-verantwoordelijk kan worden gehouden, nu hij niet degene is die op het slachtoffer geschoten heeft. De rechtbank moet hiertoe beoordelen of er sprake is van medeplegen. Uit het dossier blijkt weliswaar niet dat van tevoren is afgesproken dat er geschoten zou worden, maar de verdachte is, om redenen die niet bekend zijn geworden, met een wapen op zak naar Zwijndrecht afgereisd met zijn medeverdachten. Gezien de ruzie die eerder heeft plaatsgevonden kan worden vastgesteld dat de verdachten doelbewust naar het winkelcentrum zijn gegaan om opnieuw de confrontatie aan te gaan. Door doelbewust, gewapend en met gewapende medeverdachten een confrontatie op te zoeken, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat een van de aanwezigen het vuurwapen ook daadwerkelijk zou gebruiken.
4.2.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.2.
Feit 2
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behoudens het gedachtestreepje ten aanzien van het in de buik schieten, daar er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Parketnummer 10/326679-20
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van zowel het primaire als het subsidiaire ten laste gelegde. De aanhouding van de verdachte is een vergissing geweest. De verbalisant heeft de drie verdachten op dezelfde scooter in een flits voorbij zien rijden. De verdachten hadden een mondkapje en een muts op. De verdediging vermoedt dat de verdachte toevallig in de straat liep en dat het signalement op papier daardoor onbewust is beïnvloed.
Subsidiair heeft de verdediging aangegeven dat op zijn hoogst het subsidiaire ten laste gelegde kan worden bewezen, omdat er onvoldoende bewijs is voor het verbreken van een slot en het wegnemen van de scooter. De getuige heeft slechts gezien dat er met een andere scooter is gesleept.
4.3.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de verbalisanten na de melding van een scooterdiefstal drie jongens op een scooter zagen, die wegrenden toen zij de politie zagen. Vervolgens hebben de verbalisanten de jongens gevolgd en zijn zij achter hen aan gerend. Nadat de verbalisanten de jongens even uit het oog verloren, zag een van hen de verdachte uit het struikgewas komen. De verbalisant herkende hem als een van de verdachten op de scooter. De verdachte bleek een contactslot van een scooter en een schroef in zijn zak te hebben. Dat de verdachte toevallig in de buurt was, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk geworden, zeker aangezien er geen andere reden is gegeven waarom de verdachte zich in het struikgewas bevond.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/122522-21 onder 3, 4 en 5, het onder parketnummer 10/238604-21 onder 1 primair en onder 2 en het onder parketnummer 10/326679-20 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/122522-21
Feit 3
hij op 27 april 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Persoonskade, tezamen en in vereniging met een ander,
een tas en ID-kaart en bankpas en 1000 euro en sleutels en een powerbank en een jas, die aan [naam slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
,gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( dreigend) een vuurwapen aan die [naam slachtoffer 1] te tonen / voor te houden en
- ( met kracht) te trekken aan een tas die voornoemde [naam slachtoffer 1] bij zich droeg /vasthield en
- te duwen tegen de autodeur, terwijl die [naam slachtoffer 1] vanaf/vanuit de (bestuurders)stoel van die auto trachtte uit te stappen en
- ( vervolgens) met voornoemd vuurwapen te schieten in de richting van die [naam slachtoffer 1] en
- ( daarbij) (dreigend) de woorden uit te spreken: "Geef je geld" en "Pak die tas af";
Feit 4
hij op 09 mei 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Houdringeweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een tas (merk: Louis Vuitton) en schoenen (merk: Nike) en 900 euro en sigaretten en een pas en een fietssleutel, die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam slachtoffer 2] (met kracht) op/tegen het hoofd te slaan/stompen en
- meerdere vuurwapens, op die [naam slachtoffer 2] te richten en
- met een of meer van voornoemde vuurwapens in de richting van die [naam slachtoffer 2] te schieten en
- aan die [naam slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen: "Alles hier voordat ik je kankermoeder doodschiet. Ik schiet ze dood. Geld, Geld, geld!";
Feit 5
hij op 12 mei 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Ekol Volga voorzien van het opschrift CZ,
kaliber 9MM PAK en (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 3 kogelpatronen, kaliber 9MM PAK voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10-238604-21
Feit 1 primair
hij op 28 februari 2021 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het voornemen om [naam slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen, op zeer korte afstand, één kogel heeft afgevuurd op die [naam slachtoffer 3] , terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
Feit 2
hij op 28 februari 2021 te Zwijndrecht op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de Burgemeester Jansenlaan Winkelcentrum Noord, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 3] welk geweld bestond uit het
- op die [naam slachtoffer 3] aflopen en
- tonen en/of voorhouden van meerdere vuurwapens en
- meermalen trappen en/of schoppen tegen het hoofd en benen van die [naam slachtoffer 3] , terwijl die [naam slachtoffer 3] op de grond lag en
- éénmaal met dit vuurwapen schieten in de buik van die [naam slachtoffer 3] ;
Parketnummer 10/326679-20
Feit 1 primair
hij op 27 december 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een scooter, te weten een Piaggio C38 kenteken [kentekennummer 1] , toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededaders, die
weg te nemen scooter onder hun bereik hadden gebracht door het vernielen/forceren van het contactslot.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/122522-21
3.
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4.
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

5..

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Parketnummer 10/238604-21
1. primair
medeplegen van een poging tot doodslag;
2.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Parketnummer 10/326679-20
primair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Het onderzoek Noordpool is gestart naar aanleiding van een groot aantal incidenten in de wijk Beverwaard in Rotterdam-Zuid. Het ging om diefstallen met geweld, waarbij opviel dat de slachtoffers veelal jonge mensen waren die iets te verbergen hadden. Bij veel van deze diefstallen werden wapens gebruikt. In dit onderzoek is de verdachte aangemerkt als een van de verdachten van enkele van deze diefstallen. Hierboven is gebleken dat bewezen kan worden dat de verdachte, op zestienjarige leeftijd, betrokken is geweest bij twee van de ten laste gelegde diefstallen.
De verdachte heeft zich allereerst samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende beroving op 27 april 2021. De mededader had een scooter te koop aangeboden op Snapchat, terwijl hij helemaal niet over een scooter beschikte. Het plan was om de potentiële koper van de scooter te beroven van zijn geld. Toen de verdachte en zijn mededader met de aangever in zijn auto zaten op de afgesproken plaats, heeft de verdachte een vuurwapen getrokken. Met het vuurwapen is gedreigd en toen de verdachten er met de buit vandoor gingen, is er zelfs geschoten in de richting van de aangever.
Op 9 mei 2021 vond een soortgelijke beroving plaats, waarbij via Snapchat een afspraak was gemaakt met iemand die schoenen verkocht. De daders hebben eerst gedreigd met het vuurwapen. Zij hebben vervolgens de spullen van de aangever weggenomen. Nadat zij de diefstal hadden gepleegd en de aangever achter hen aankwam, is er met het vuurwapen geschoten in de richting van de aangever.
Hiermee hebben de verdachten een voor de aangevers zeer bedreigende situatie gecreëerd. Zij hebben ernstige gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de aangevers. Daarbij is bij beide berovingen op straat met een vuurwapen geschoten. Dit zorgt voor gevoelens van onveiligheid binnen de samenleving. De rechtbank neemt het de verdachte en zijn medeverdachten zeer kwalijk dat zij alleen oog hebben gehad voor hun eigen financiële voordeel en niet voor de ernstige gevolgen voor het slachtoffer.
Daarnaast bleek na zijn aanhouding dat de verdachte een vuurwapen met munitie voorhanden had.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag en een openlijke geweldpleging op 28 februari 2021. Samen met zijn mededaders heeft de verdachte de aangever, die enkel opkwam voor zijn broertje, geschopt en geslagen. Daarna is de aangever door een mededader in zijn buik geschoten. Met zijn handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien vond de schietpartij plaats op klaarlichte dag in een winkelcentrum. Ook zulke feiten zorgen voor ernstige gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Daar komt bij dat op geen enkele manier is gebleken dat de verdachte op enigerlei wijze bij het conflict, dat zich in een andere plaats afspeelde dan de woonplaats van de verdachte, betrokken was. De verdachte heeft zich kennelijk in laten zetten om, gewapend, een confrontatie aan te gaan waar hij verder niets mee van doen had. Dat vindt de rechtbank zeer zorgelijk.
Daarnaast heeft de verdachte zich op vijftienjarige leeftijd samen met anderen schuldig
gemaakt aan diefstal van een scooter door het contactslot te vernielen. Dit is een hinderlijk feit waardoor schade voor de benadeelde is veroorzaakt. De verdachte heeft door zijn gedrag
laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Dr. [naam 3] ,
psychiaterheeft met medewerking van drs. [naam 4] , arts in opleiding tot psychiater, een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 november 2021.
Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte vertoont sinds het begin van de middelbare schoolperiode steeds ernstiger gedragsproblemen, zich uitend in pesten en bedreigen van anderen, wapenbezit, betrokkenheid bij vechtpartijen, spijbelen en gebruik van geweld. Dit alles past bij een norm
overschrijdend-gedragsstoornis, ernstig, met beperkt prosociale emoties.
Zijn gewetensontwikkeling is zorgwekkend verstoord. Hij laat een repetitief en persisterend gedragspatroon zien, waarbij hij de grondrechten van anderen en passende normen en regels schendt, met significante beperkingen in het functioneren op sociaal en schoolgebied. Zijn persoonlijkheidsontwikkeling is bedreigd, met overwegend antisociale trekken.
Vanwege de chroniciteit van bovengenoemde normoverschrijdend-gedragsstoornis en
bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling was deze ook aanwezig ten tijde van de verschillende tenlastegelegde feiten. De verdachte is een ontkennende verdachte en maakt overwegend gebruik van zijn zwijgrecht, waardoor onduidelijk is gebleven wat zijn innerlijke motivatie en emoties zijn geweest ten tijde van de ten laste gelegde.
De gedragingen bij de huidige delicten passen op fenomenologisch niveau weliswaar
duidelijk bij zijn normoverschrijdend-gedragsstoornis, maar het is voor rapporteurs niet mogelijk om aan te geven hoe (ernstig) de stoornis heeft doorgewerkt in zijn handelen ten
tijde van de tenlasteleggingen.
De noodzakelijk geachte intensieve en voldoende langdurige begeleiding en behandeling ter reductie van het recidiverisico kan naar de mening van de rapporteur alleen nog binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel tot stand worden gebracht.
Bij de verdachte is sprake van een zeer zorgelijke ontwikkeling en een hoog ingeschat
recidiverisico. Door zijn ernstige normoverschrijdend-gedragsstoornis, zijn disfunctioneren op meerdere terreinen en zijn geëscaleerde gewelddadige gedragingen is de verdachte (en de
maatschappij) gebaat bij een intensieve en langdurige klinische behandeling van zijn anti-
sociale gedrag en bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Binnen de veelheid van delicten,
met een duidelijk escalerende geweldscomponent, is er gevaar voor verdere criminele
ontsporing, waarbij het risico op (ernstig tot dodelijk) letsel bij anderen groot is. Binnen
het ambulant kader zijn de mogelijkheden inmiddels uitgeput, niet alleen vanuit zijn gebrekkige motivatie, maar ook omdat het noodzakelijk geachte toezicht de mogelijkheden van zijn betrokken ouders, zelfs in combinatie met elektronisch toezicht en begeleiding vanuit jeugdreclassering, overschrijdt. Vanwege het zeer gebrekkig probleeminzicht bij de verdachte zelf kan niet worden verwacht dat hij (duurzaam) medewerking en bereidwilligheid zal tonen zich binnen een voorwaardelijk kader te conformeren aan de voorgestelde behandeling. Derhalve is alleen een onvoorwaardelijke PIJ, bij bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, afdoende om het recidiverisico adequaat te verminderen en de ontwikkeling van de verdachte weer op het goede spoor te krijgen.
[naam 5] ,
GZ-psycholoogheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 november 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Gezien wordt dat de verdachte te maken heeft met verschillende soorten problematiek; hij heeft een gedragsstoornis, hij disfunctioneert op verschillende terreinen en loopt vast door zijn psychopathologie op meerdere terreinen. Behandeling is nodig om het antisociale gedrag te keren en ter beïnvloeding van persoonlijkheidsproblematiek.
Er is sprake van een veelheid aan delicten, waarbij er sprake is van een geweldscomponent. Er is gevaar voor crimineel ontsporen, met gevaar voor anderen. De verdachte maakt een zorgelijke ontwikkeling door en de hoge kans op recidive vraagt om een intensievere behandeling. Gezien de zorgen, de ernst van de ten laste gelegde feiten en toename van feiten wordt gedacht dat dit het moment is intensief in te grijpen.
Een forensische behandeling zal als doel hebben om de hoog ingeschatte kans op recidive te verminderen. Er worden in ambulant kader geen ontwikkelingsmogelijkheden gezien, ook wordt de leerbaarheid in ambulant kader als beperkt ingeschat en de motivatie ontoereikend en, hoewel hij staat ingeschreven op een school, is behoud van deze school geen prioriteit doordat zijn gedragsproblemen de schoolgang zullen bemoeilijken. Vanwege de verwachting dat de verdachte onvoldoende zal meewerken binnen een voorwaardelijk kader en er sprake is van een hoog recidiverisico voor geweld, ook met een ambulante behandeling, wordt een onvoorwaardelijke PIJ noodzakelijk geacht.
De
Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 januari 2022.
De Raad adviseert de verdachte een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen. De Raad heeft naar aanleiding van de informatie van de moeder en de jeugdreclassering contact opgenomen met de mogelijkheid voor het plaatsen van jongeren met een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel bij GGZ instelling –psychiatrisch ziekenhuis de Catamaran. Zij gaven het volgende te kennen:
De Catamaran heeft de mogelijkheid om evenals een Rijks Justitiële Jeugd Inrichting, PIJ-jongeren in behandeling te nemen. Dit is mogelijk doordat de Catamaran officieel een psychiatrisch ziekenhuis is. Een opname van een jongere met een PIJ-maatregel is echter met name gericht op psychisch zeer kwetsbare jongeren waarbij het soms verharde klimaat binnen een RJJI een contra-indicatie lijkt te zijn. Hierbij valt te denken aan jongeren die bijvoorbeeld psychotisch zijn of een ontwikkelingsstoornis hebben.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Ter terechtzitting van 24 januari 2022 heeft [naam 6] , zittingsvertegenwoordiger van de Raad, aangegeven dat de verdachte niet tot de doelgroep van de Catamaran behoort en opname in de Catamaran volgens de Raad niet passend zal zijn. Ook een behandeling binnen een ambulant kader of binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel, acht de Raad niet passend. De verdachte lijkt een berekenende proceshouding te hebben en wil geen openheid van zaken geven. Voor een behandeling binnen een civiel traject is hij te oud; de behandeling zou in dat geval te kort zijn om een gedragsverandering te bewerkstelligen. Eerder hebben er gesprekken plaatsgevonden met De Waag, maar omdat de intrinsieke motivatie ontbrak bij de verdachte en zijn vader, is de behandeling niet afgerond.
Namens
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna: de jeugdreclassering) heeft mw. [naam 7] ter zitting naar voren gebracht dat zij de verdachte sinds 2019 begeleidt. In het contact is de verdachte altijd beleefd en netjes, maar hij laat nooit het achterste van zijn tong zien. De jeugdreclasseerder heeft veel gesprekken met de ouders gehad. Zij kunnen niet plaatsen waar het gedrag van de verdachte vandaan komt. Behandeling ziet de verdachte als iets voor mensen die gek zijn.
7.4.
Strafmaat verweer verdediging
Door de verdediging is verzocht in de strafmaat rekening te houden met het feit dat de verdachte, na zijn aanhouding, op het programma Opsporing Verzocht te zien is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is hierbij onvoldoende onderbouwd dat de verdachte herkenbaar in beeld is geweest. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is hiermee niet komen vast te staan, waardoor de rechtbank niet zal overgaan tot matiging van de strafmaat.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen van de psychiater en de psycholoog, alsmede de rapportage van de Raad en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting, komt de rechtbank tot het oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De conclusies over de persoonlijkheid van de verdachte passen bij het beeld van de verdachte zoals dat uit het dossier naar voren komt. Te zien is dat de verdachte binnen de groep die met de delicten in het onderzoek in verband worden gebracht een leidinggevende rol heeft. Nergens blijkt uit dat de verdachte zich bij het innemen van deze rol en het plegen van de bewezenverklaarde feiten door een ander heeft laten beïnvloeden. De verdachte heeft er zelf voor gekozen om zich een criminele levensstijl aan te meten. Bij het najagen daarvan heeft hij weinig oog gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Dit, in combinatie met de conclusies over de persoonlijkheid van de verdachte maakt dat naar het oordeel van de rechtbank de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) eisen. Zonder langdurige pedagogische beïnvloeding binnen een JJI acht de rechtbank de kans op recidive onaanvaardbaar groot. Daarmee is deze maatregel ook in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden en de oplegging van een PIJ-maatregel passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

De rechtbank zal geen beslissing nemen over de in beslag genomen voorwerpen, daar het conservatoir beslag betreft.

9..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
[naam slachtoffer 5]
Ter zake van het onder parketnummer 10/122522-21 onder 2 ten laste gelegde feit heeft [naam slachtoffer 5] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 150,- aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar.
9.1.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat de vordering voor wat betreft de materiële schade een onevenredige belasting is van de zaak, daar er slechts een taxatie in de stukken zit en geen daadwerkelijk schaderapport van de auto. De immateriële schade dient sterk gematigd te worden, aangezien de bijgevoegde uitspraken geen vergelijking vormen met de onderhavige zaak.
9.1.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.2.
[naam slachtoffer 1]
Ter zake van het onder parketnummer 10/122522-21 onder 3 ten laste gelegde heeft [naam slachtoffer 1] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.514,16,- aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar.
9.2.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat de benadeelde partij alsnog niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor wat betreft de materiële schade, omdat de spullen en het geld bij de medeverdachte in beslag zijn genomen en dus terug moeten kunnen naar de benadeelde partij. De immateriële schade dient sterk gematigd te worden, daar niet kan worden bewezen dat er geschoten is in de richting van de aangever.
9.2.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/122522-21 onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Uit de toelichting van de raadsvrouw van de benadeelde partij blijkt dat de benadeelde partij de bij de beroving weggenomen goederen niet heeft teruggekregen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
9.3.
[naam slachtoffer 4]
Ter zake van het onder parketnummer 10/326679-20 ten laste gelegde feit heeft [naam slachtoffer 4] zich als benadeelde partij heeft in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.273,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij vraagt een hoger bedrag dan de waarde van de scooter.
9.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het dossier vormt. Er is geen schaderapport en geen foto of ander bewijsstuk van de staat van de scooter. Er is veel onduidelijk over de vordering en de aansprakelijkheid daarvoor.
9.3.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.4.
[naam slachtoffer 3]
Ter zake van de onder parketnummer 10/238604-21 ten laste gelegde feiten heeft [naam slachtoffer 3] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.670,57 aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar.
9.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, daar het letsel niet aan de verdachte is te wijten.
9.4.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, in vereniging gepleegd, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade genoegzaam is onderbouwd en zal deze dan ook toewijzen.
De rechtbank acht het voor de hand liggen dat de feiten gelet op de aard en de ernst daarvan hebben geleid tot een aantasting in de persoon van de benadeelde partij. De rechtbank acht daarom een vergoeding van de immateriële schade toewijsbaar. De bewezen verklaarde feiten vormen een dusdanig ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit dat dit als aantasting van de persoon op andere wijze wordt beschouwd. In de vordering is toegelicht welke gevolgen de feiten voor de benadeelde partij hebben gehad. De benadeelde partij kwam enkel op voor zijn broertje en is uit het niets, terwijl hij op de grond lag, in zijn buik geschoten.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 februari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.5.
Conclusie
De benadeelde partijen [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 4] zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 4.014,16, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van
€ 12.670,57, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 141, 289, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/122522-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/122522-21 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 10/238604-21 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 10/326679-20 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van twaalf maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan de duur van de opgelegde jeugddetentie;
onder parketnummer 10/122522-21
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 4.014,16 (zegge: vierduizendveertien euro en zestien eurocent), bestaande uit € 1.514,16 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 4.014,16 (zegge: vierduizendveertien euro en zestien eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
onder parketnummer 10/326679-20
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
onder parketnummer 10/238604-21
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 12.670,57 (zegge: twaalfduizendzeshonderdzeventig euro en zevenenvijftig eurocent), bestaande uit
€ 2.670,57 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] , zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] te betalen
€ 12.670,57 (zegge: twaalfduizendzeshonderdzeventig euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Loorbach en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2022.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/122522-21
1.
Onderzoek Noordpool deelonderzoek
hij op of omstreeks 5 april 2021 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Houdringeweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een iPhone en/of een oplader en/of 4 flessen lachgas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( dreigend) een of meer vuurwapen(s), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [naam slachtoffer 6] te tonen / voor te houden en/of te richten en/of
- ( daarbij) (dreigend) de woorden uit te spreken: "ik kom je racen” en/of “haal alles uit je zakken" en/of "moet ik je schieten?", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) achter die [naam slachtoffer 6] aan te rennen en/of (vervolgens daarbij) die [naam slachtoffer 6] te tackelen/laten struikelen ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer 6] op de grond is gevallen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, die [naam slachtoffer 6] (met kracht) met een vuurwapen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of te stompen en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen de benen en/of het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen;
2.
Onderzoek Noordpool deelonderzoek Hemaliet
hij op of omstreeks 10 april 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Houdringeweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk: Seat Ibiza, kenteken: [kentekennummer 2] ) en/of twee, althans een of meer, gasflessen en/of een tas, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( dreigend) een of meer vuurwapen(s), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [naam slachtoffer 5] te tonen / voor te houden en/of te richten en/of
- ( met kracht) te rukken/trekken aan de schoenen die voornoemde [naam slachtoffer 5] droeg en/of
- ( daarbij) (dreigend) de woorden uit te spreken: "alles uitdoen!" , althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, die [naam slachtoffer 5] (met kracht) (met een vuurwapen) op/tegen het hoofd te slaan/stompen;
3.
Onderzoek Noordpool deelonderzoek Rhyoliet
hij op of omstreeks 27 april 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Persoons
kade, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas en/of ID-kaart en/of bankpas en/of 1000 euro en/of sleutels en/of een powerbank en/of een jas, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- ( dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 1] te tonen / voor te houden en/of
- ( met kracht) te rukken/trekken aan een tas die voornoemde [naam slachtoffer 1] bij zich droeg / vasthield en/of
- ( met kracht) te duwen tegen de autodeur, terwijl die [naam slachtoffer 1] vanaf/vanuit de (bestuurders)stoel van die auto trachtte uit te stappen en/of
- ( vervolgens) met voornoemd vuurwapen te schieten naar / in de richting van die [naam slachtoffer 1] en/of
- ( daarbij) (dreigend) de woorden uit te spreken: "Geef je geld" en/of "Pak die tas af" , althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
Onderzoek Noordpool deelonderzoek Onyx
hij op of omstreeks 09 mei 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Houdringeweg, althans (een) openbare weg(en) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (merk: Louis Vuitton) en/of schoenen (merk: Nike) en/of 900 euro, althans een geldbedrag en/of sigaretten en/of een pas en/of een fietssleutel, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam slachtoffer 2] (met kracht) op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
- een of meer vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen aan/op die [naam slachtoffer 2] te tonen / voor te houden en/of te richten en/of
- met een of meer van voornoemde vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen naar / in de richting van die [naam slachtoffer 2] te schieten en/of
- aan die [naam slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen: "Alles hier voordat ik je kankernmoeder doodschiet. Ik schiet ze dood. Geld, Geld, geld!";
5.
hij op of omstreeks 12 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Ekol Volga voorzien van het opschrift CZ,
kaliber 9MM PAK en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 3 kogelpatronen, kaliber 9MM PAK voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10-238604-21
1.
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voornemen om [naam slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen, op zeer korte afstand, één of meer, kogel(s) heeft afgevuurd op die [naam slachtoffer 3] , terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Zwijndrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, althans (een) vuurwapen gelijkend voorwerp (op korte afstand), in de richting van en/of op die [naam slachtoffer 3] te richten en/of gericht te houden en/of te tonen en/of (vervolgens) één of meer kogels op die [naam slachtoffer 3] af te vuren;
2.
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Zwijndrecht op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de Burgemeester Jansenlaan Winkelcentrum Noord, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 3] welk geweld bestond uit het
- op die [naam slachtoffer 3] afrennen en/of aflopen en/of
- hierbij tonen en/of voorhouden van één of meer vuurwapens en/of
- één of meermalen trappen en/of schoppen tegen het hoofd en/of benen van die [naam slachtoffer 3] , terwijl die [naam slachtoffer 3] op de grond lag en/of
- één of meermalen met dit vuurwapen schieten in de buik, althans in/op het lichaam van die [naam slachtoffer 3] ;
Parketnummer 10-326679-20
hij op of omstreeks 27 december 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een scooter, te weten een Piaggio C38 kenteken [kentekennummer 1] , geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die
weg te nemen scooter onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door het vernielen/forceren van het contactslot;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2020te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter, te weten een Piaggio C 38 kenteken [kentekennummer 1] , althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;