ECLI:NL:RBROT:2022:6187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
10/201366-21 / TUL VV: 10/700013-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende straatroof en wapenbezit door minderjarige

Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een gewapende straatroof en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de diefstal met geweld op 9 mei 2021, waarbij hij een vuurwapen aan de daders had geleverd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte opzet had op zijn bijdrage aan het misdrijf, onderbouwd door afgeluisterde gesprekken waarin hij werd genoemd. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een alarmpistool en een mes. De rechtbank legde een werkstraf op van 180 uur, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen. De rechtbank besloot geen jeugddetentie op te leggen, maar verlengde de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het relevante feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/201366-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10/700013-20
Datum uitspraak: 24 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 21 januari 2022 en 10 februari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 4 primair en het onder 5 tot en met 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van negen maanden, met aftrek van het voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met
parketnummer 10/700013-20.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten 1 tot en met 3: Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 4: Vrijspraak
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit, te weten het voorhanden hebben van een alarmpistool, wettig en overtuigend bewezen. Het alarmpistool is aangetroffen in de woning van de verdachte. Daarbij bevatten de tapgesprekken aanwijzingen dat de verdachte zich bezighoudt met vuurwapens.
4.2.2.
Beoordeling
Tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte is een alarmpistool aangetroffen. Het alarmpistool lag onder een matras in een slaapkamer waar ook een schoolpas van de verdachte is gevonden. Uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 11 november 2021 blijkt dat het aangetroffen alarmpistool geen wapen is zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, zoals ten laste gelegd, maar kan worden aangemerkt als een wapen uit categorie IV onder 7 van datzelfde artikel. Het primair ten laste gelegde kan zodoende niet worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat ook het subsidiair ten laste gelegde, te weten – kort gezegd – het leveren van een alarmpistool voor het plegen van een overval op 9 mei 2021, niet kan worden bewezen. Uit de aangifte en het onderzoek ter plaatse valt niet met zekerheid af te leiden welk type wapen bij de overval is gebruikt. Daarbij kan op basis van de afgeluisterde gesprekken van de medeverdachten eveneens niet worden vastgesteld welk type wapen de verdachte voor deze overval zou hebben geleverd. Dit maakt dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het in de tenlastelegging vermelde alarmpistool heeft geleverd voor de overval die op 9 mei 2021 heeft plaatsgevonden.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.
Feit 5: Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 5 ten laste gelegde feit. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de verdachte het voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet heeft gehad, dat wil zeggen opzet op zijn bijdrage aan de beroving van 9 mei 2021 alsmede opzet op het gepleegde misdrijf.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat op 9 mei 2021 een beroving heeft plaatsgevonden op de Houdringeweg in Rotterdam. De aangever heeft via Snapchat een afspraak gemaakt om schoenen te verkopen. Op de afgesproken plek kwamen twee verdachten naar hem toe, zij richtten hun vuurwapens op hem en namen zijn spullen mee. Nadat twee verdachten zijn weggerend, is de aangever hen met zijn auto achterna gereden. Een van de verdachten heeft vervolgens met zijn vuurwapen tweemaal op de auto van de aangever geschoten.
Kort na het tijdstip waarop de diefstal met geweld heeft plaatsgevonden, worden veel telefoongesprekken gevoerd tussen [naam medeverdachte 1] en de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] . Deze telefoongesprekken zijn door de politie afgeluisterd en uitgeschreven in een proces-verbaal. Hieruit blijkt onder meer dat er wordt gesproken over het verdelen van de buit en dat wordt gezegd “wat geven we aan [bijnaam verdachte] ” en “hij gaf ons gewoon zijn pomp”. Uit dit gesprek volgt dat “ [bijnaam verdachte] ” ook een deel van de buit moet krijgen omdat hij zijn “pomp”, hiermee wordt een vuurwapen bedoeld, heeft gegeven. Uit het dossier blijkt dat met “ [bijnaam verdachte] ” de verdachte wordt bedoeld. Bovendien blijkt uit die gesprekken ook dat de verdachte kort na de beroving in een kelderbox was met [naam medeverdachte 1] aangezien deze laatste tijdens een gesprek heeft gezegd “ [bijnaam verdachte] doe die deur dicht”. Uit het bovenstaande -in onderlinge samenhang bezien- blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte het vuurwapen dat bij de beroving is gebruikt aan de medeverdachten beschikbaar heeft gesteld.
Bovendien blijkt uit andere afgeluisterde telefoongesprekken in het politieonderzoek Noordpool dat de verdachte door de medeverdachten vaker gevraagd wordt om zijn vuurwapen uit te lenen als zij een vuurwapen nodig hebben. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat er geen enkele aanwijzing is dat de verdachte niet heeft kunnen weten waar zijn vuurwapen voor werd gebruikt. Dit maakt dat er sprake is van opzet van de verdachte op zijn bijdrage en op het gepleegde misdrijf.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Feit 6
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, nu op elk van de onder de gedachtestreepjes genoemde wapens DNA van de verdachte is aangetroffen en in tapgesprekken over een vuurwapen van de verdachte wordt gesproken.
4.4.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het onder het eerste gedachtestreepje genoemde wapen verwijst de rechtbank naar hetgeen hierboven met betrekking tot het onder 4 subsidiair ten laste gelegde is overwogen. Nu dit alarmpistool bovendien is aangetroffen in de woning van de verdachte, is er geen sprake van het aantreffen van dit wapen onder omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het voor geen ander doel dan dreigen is bestemd, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie IV onder 7 van de WWM. Met betrekking tot het onder het derde gedachtestreepje genoemde wapen overweegt de rechtbank dat uit het dossier enkel blijkt dat er DNA van de verdachte is aangetroffen op dit wapen. Weliswaar moet de verdachte het wapen hebben aangeraakt, maar dit betekent niet dat kan worden vastgesteld dat hij dit wapen voorhanden heeft gehad, zoals ten laste is gelegd.
Voor het overige heeft de verdediging zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige zal dit feit dan ook zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 6, eerste en derde gedachtestreepje, ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank acht het onder 6, tweede gedachtestreepje, ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Feit 7
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 7 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Feit 5
[naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 4] en/of een of meer verder onbekende mededaders op 9 mei 2021 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, te weten de Houdringeweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een tas (merk: Louis Vuitton) en schoenen (merk: Nike) en een geldbedrag (900 euro) en sigaretten en een pas en een fietssleutel, die aan [naam slachtoffer 1] , toebehoorden hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zich
zelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het hoofd te slaan/stompen en
- meerdere vuurwapens, op die [naam slachtoffer 1] te richten en
- met een of meer van voornoemde vuurwapens in de richting van die [naam slachtoffer 1] te schieten en
- aan die [naam slachtoffer 1] (dreigend) de woorden toe te voegen: "Alles hier voordat ik je kankermoeder doodschiet. Ik schiet ze dood. Geld, Geld, geld!"
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 9 mei 2021 te Rotterdam opzettelijk middelen heeft verschaft, door
- een vuurwapen beschikbaar te stellen en/of te geven aan die [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 4] en/of zijn mededader(s) (ten behoeve van het voorgenomen strafbare feit);
Feit 6
hij op of omstreeks 12 juni 2021 te Rotterdam , - een wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk onbekend kaliber .22, voorhanden heeft gehad en (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 4 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen;
Feit 7
hij op 25 augustus 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2, eerste lid
,categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

5..

medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezig van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

6.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
7.
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Het onderzoek Noordpool is gestart naar aanleiding van een groot aantal incidenten in de wijk Beverwaard in Rotterdam-Zuid. Het ging om diefstallen met geweld, waarbij opviel dat de slachtoffers veelal jonge mensen waren die iets te verbergen hadden. Bij veel van deze diefstallen werden wapens gebruikt. In dit onderzoek is de verdachte aangemerkt als een van de verdachten van enkele van deze diefstallen. Hierboven is gebleken dat bewezen kan worden dat de verdachte medeplichtig is geweest aan een van de ten laste gelegde diefstallen, te weten een diefstal met geweld op 9 mei 2021.
De verdachte heeft voor dit feit een vuurwapen aan de daders geleverd en dit vuurwapen is ook daadwerkelijk gebruikt. De daders hebben de aangever eerst bedreigd met het vuurwapen. Nadat zij de diefstal hadden gepleegd en de aangever achter hen aankwam, is er met het vuurwapen geschoten in de richting van de aangever. Daarnaast heeft de verdachte nog een vuurwapen voorhanden gehad. Dit vuurwapen is aangetroffen in een gestolen auto en is gebruikt bij een zeer ernstig feit, waarbij het slachtoffer urenlang op de achterbank en in de kofferbak van zijn auto zat, met tape over zijn ogen, armen en benen en onder dreiging van vuurwapens. Tot slot is de verdachte aangehouden met een mes op zak. De rechtbank neemt de verdachte deze feiten zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
Dr. [naam 1] ,
GZ-psycholoogheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 oktober 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een psychische stoornis. De persoonlijkheidsontwikkeling is bedreigd in de richting van antisociale trekken. Hier was ook sprake van ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Vanuit zijn ADHD ontwikkelde hij een gedragsstoornis, met een oppositioneel-opstandige mentaliteit. Daardoor wordt hij onder omstandigheden onvoldoende geremd door zijn morele functies om te komen tot normoverschrijdend gedrag, of kan hij zich daar zelfs toe aangetrokken (gaan) voelen. Hij heeft daarbij problemen met zijn agressieregulatie, wordt relatief snel boos en kan dan snel doorschieten in verbale en/of fysieke agressie.
De gedragsstoornis en ADHD gaan, versterkt door cannabisgebruik, bij de verdachte gepaard met een verhoogde prikkelbaarheid en een geringe frustratietolerantie. Hij lijkt zijn gedrag vooral te reguleren gericht op frustratievermijding en directe behoeftebevrediging.
De verdachte is verhoogd beïnvloedbaar. Bij het ten laste gelegde lijkt, indien bewezen, sprake van groepsgedrag. De straatcultuur uit zijn woonbuurt kan normoverschrijdend gedrag in de hand werken door dit te normaliseren of te idealiseren, waardoor de drempel tot crimineel gedrag wordt verlaagd. De verdachte is een ontkennende verdachte, daarom wordt geen advies gegeven ten aanzien van de mate van toerekening.
De verdachte heeft na de vorige veroordeling getoond dat hij eventuele verantwoordelijkheid zoveel mogelijk afhoudt, zich beperkt laat corrigeren en onvoldoende heeft geleerd van zijn eerdere problemen. Hij bagatelliseert zijn aandeel daarin. Indien dit niet gecorrigeerd of behandeld wordt, is de kans dan ook verhoogd, dat verdachte ook in de toekomst als de situatie daarnaar is, normoverschrijdende gedragskeuzes blijft maken. Teneinde het recidiverisico te beperken en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling, is van belang dat de verdachte een inhaalslag maakt op het gebied van o.a. zijn morele ontwikkeling, agressieregulatie en de keuzes die hij maakt. Verder is van belang dat hij in zijn vrije tijd functioneert binnen voldoende structuur en duidelijkheid om het recidiverisico te beperken en hem ervan te weerhouden terug te vallen op de sociale groep waarmee hij in de problemen kwam, indien bewezen.
De rapporteur geeft de rechtbank in overweging bij een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde te stellen dat de verdachte een Harde Kern Aanpak (HKA) wordt opgelegd, gevolgd door een verplicht (jeugd-)reclasseringscontact voor een langere periode, bijvoorbeeld twee jaar, zodat er na een intensieve start ook op langere termijn voldoende toezicht blijft op zijn verdere ontwikkeling. Daarbij dient de verdachte zich te houden aan de aanwijzingen van de (jeugd-) reclasseerder, ook als dat inhoudt het volgen van (aanvullende) training, begeleiding en/of behandeling gericht op bovengenoemde aandachtspunten, bijvoorbeeld bij De Waag te Rotterdam.
De
Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 januari 2022. De Raad adviseert de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan de avondklok, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- meewerkt aan dagbesteding in de vorm van onderwijs/werk;
- contactverbod met medeverdachten;
- meewerkt aan behandeling bij De Waag of een vergelijkbare instelling;
- meewerkt met andere hulpverlening wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht.
De Raad begrijpt dat vanuit het NIFP is geadviseerd om een HKA-traject in te zetten gezien de ernst en de hoeveelheid delicten. De HKA is echter niet haalbaar bevonden door de jeugdreclassering en de Raad kan de overwegingen hierin volgen. Tegenover de ernstige verdenkingen staat dat de verdachte al ruim zes maanden in een schorsing loopt en positief meewerkt met de begeleiding van de jeugdreclassering. Hij houdt zich aan de voorwaarden, zoals de avondklok. In dit stadium verzwaren (bijvoorbeeld met HKA) is ongebruikelijk en kan de motivatie bij een jongere ook juist doen afnemen in plaats van toenemen.
De Raad adviseert ten aanzien van de openstaande voorwaardelijke straf (30 dagen jeugddetentie) deze nu niet ten uitvoer te leggen en adviseert om de proeftijd te verlengen. Jeugddetentie levert op dit moment eerder meer risico’s op (contact met antisociale jongeren, beïnvloedbaarheid, stagneren van schoolgang en sport), dan dat het de kans op herhaling doet verlagen. Het belangrijkste is dat de verdachte gaat leren hoe hij in zijn dagelijks leven uit probleemsituaties blijft en leert hoe om te gaan met de groepsdruk vanuit zijn vrienden en vanuit de wijk waar hij woont. Dit kan hij niet leren binnen de muren van de jeugddetentie en dit dient hij te leren in de praktijk van het dagelijks leven, met goede begeleiding vanuit professionals.
De gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 januari 2022.
JBRR adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie die het voorarrest niet overschrijdt, een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur, met hieraan gekoppeld een proeftijd met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zal meewerken aan een behandeling van De Waag of een soortgelijke instelling;
- een zinvolle dagbesteding/school heeft;
- geen contact op zal nemen met medeverdachten.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Aanvullend heeft dhr. [naam 2] namens JBRR ter zitting naar voren gebracht dat er zorgen zijn over de daginvulling van de verdachte. Het is nog niet gelukt om een stageplek voor hem te vinden. Mogelijk zal de verdachte nu starten met een dagopleiding, in plaats van een combinatie van werken en leren. Een andere mogelijkheid is een traject via de organisatie Jonge Strijder, waarmee de verdachte intensiever aan de slag kan met school en een werkplek. De verdachte heeft een sporttraject en heeft twee keer per week training. Een jongerenwerker ondersteunt hem, maar deze komt niet verder. De verdachte werkt wel mee en heeft ook goed contact met de jeugdreclasseerder. Behandeling bij De Waag wordt nodig geacht om de verdachte te leren tot andere keuzes te komen en zijn gedrag beter in de hand te houden. De Raad en JBRR hebben de inzet van een HKA-traject beoordeeld, maar zien daar geen meerwaarde in.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen. Bij het bepalen van de duur van de werkstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de ernst van de feiten en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De door de officier van justitie gevorderde jeugddetentie wordt op dit moment niet passend geacht.
De rechtbank zal, anders dan geadviseerd, geen voorwaardelijk strafdeel opleggen. Aan de verdachte is reeds eerder een deels voorwaardelijke straf opgelegd, waarvan de proeftijd nog loopt. Deze waarschuwing heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zodat een nieuwe voorwaardelijke veroordeling niet in de rede ligt. De ook door de rechtbank noodzakelijk geachte bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering, zijn bovendien reeds bij de eerdere voorwaardelijke straf opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 180 uur passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft [naam slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.137,88 aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een vrijspraak voor het onder 3 ten laste gelegde feit en heeft daarom medegedeeld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van dit feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 18 mei 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte in de zaak met parketnummer 10/700013-20 ter zake van afpersing, een poging tot afpersing en het niet opvolgen ambtelijk bevel, veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 75 dagen; waarvan een gedeelte groot 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 2 juni 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling te verlengen en heeft daarbij verwezen naar de argumenten die de Raad hiervoor genoemd heeft.
9.4.
Beoordeling
Een deel van de hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 48, 49, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 5 tot en met 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
174 (honderdvierenzeventig) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 87 (zevenentachtig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie, bestaande uit 30 dagen jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 18 mei 2021
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 18 mei 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/70013-20, opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Loorbach en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zaaksdossier Heulandiet
hij op of omstreeks 12 april 2021 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Houdringeweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Iphone11 (kleur: wit) en/of een tas (merk: Eastpak) en/of een rekenmachine (merk: Casio) en/of een portemonnee en/of een geldbedrag (50 euro) en/of een laptop en/of schoolboeken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 3] en/of tegen [naam slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( dreigend) een of meer vuurwapen(s), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] te tonen / voor te houden / te richten en/of
- die [naam slachtoffer 3] en/of die [naam slachtoffer 4] , meermalen, althans eenmaal, (met een vuurwapen, althans een hard voorwerp) in/op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2021 tot en met 6 juli 2021 te Rotterdam, een tas (merk: Eastpak) en/of een rekenmachine (merk: Casio) en/of schoolboeken, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
zaaksdossier Healer
hij in of omstreeks de periode van 21 mei 2021 tot en met 22 mei 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Houdringeweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, en bril (merk: Cartier), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een (door of met een bivakmuts) bedekt gezicht een of meer vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, aan/op die [naam slachtoffer 5] te tonen / voor te houden / te richten en/of
- die [naam slachtoffer 5] , meermalen, althans eenmaal, (met een vuurwapen, althans een hard voorwerp) in/op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- ( daarbij) aan die [naam slachtoffer 5] (dreigend) de woorden toe te voegen: "Je spullen, je spullen!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [naam slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- aan de tas van die [naam slachtoffer 5] te trekken en/of
- die bril van het gezicht van die [naam slachtoffer 5] te trekken en/of te pakken en/of
- met een of meer van voornoemde vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen naar/in de lucht te schieten;
3.
zaaksdossier Lapis
hij op of omstreeks 08 juni 2021 te Rotterdam op of aan de openbare weg, de Limbrichthoek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een id kaart en/of een rijbewijs en/of een fanny pack (merk: Iceberg) en/of sleutels en/of een iPhone oplader met iPad stekker en/of een geldbedrag en/of een boodschappentas met een of meer levensmiddelen en/of verzorgingsproducten, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam slachtoffer 2] bij zijn kraag te pakken en/of
- meermalen, althans eenmaal, (dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [naam slachtoffer 2] te tonen / voor te houden / te richten en/of
- aan die [naam slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen: “Ey mattie doe je kankertas af” en/of “ik schiet je dood”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( daarbij vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer 2] te drukken en/of te duwen en/of
- die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (met een vuurwapen, althans met een hard en/of ijzeren voorwerp) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of de rug en/of de zij, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [naam slachtoffer 2] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of zij, althans het lichaam, te steken en/of te snijden;
4.
Zaaksdossier WWM MATHR06
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, voorhanden heeft gehad;
subsidiair voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling zou kunnen of mogen leiden:
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en munitie, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV, onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, merk/type Rohm RG3S, kaliber 6 mm, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen en/of heeft overgedragen aan een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt te weten aan
[naam medeverdachte 2] geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] 2004 en/of
[naam medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] 2003 en/of
[naam medeverdachte 3] geboren op [geboortedatum medeverdachte 3] 2006 en/of
[naam medeverdachte 4] geboren op [geboortedatum medeverdachte 4] 2004;
5.
Zaaksdossier Onyx
[naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 4] en/of een of meer verder onbekende mededaders op of omstreeks 9 mei 2021 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, te weten de Houdringeweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (merk: Louis Vuitton) en/of schoenen (merk: Nike) en/of een geldbedrag (900 euro) en/of sigaretten en/of een pas en/of een fietssleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan die [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 4] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
- een of meer vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen aan/op die [naam slachtoffer 1] te tonen / voor te houden en/of te richten en/of
- met een of meer van voornoemde vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen naar / in de richting van die [naam slachtoffer 1] te schieten en/of
- aan die [naam slachtoffer 1] (dreigend) de woorden toe te voegen: "Alles hier voordat ik je kankernmoeder doodschiet. Ik schiet ze dood. Geld, Geld, geld!"
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 9 mei 2021 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een of meer vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, beschikbaar te stellen en/of te geven aan die [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 4] en/of zijn mededader(s) (ten behoeve van het voorgenomen strafbare feit);
6.
hij in of omstreeks de periode van de maand februari 2021 tot 06 juli 2021 te Rotterdam en/of te Zwijndrecht en/of te Barendrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- ( een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en munitie, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV, onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, merk/type Rohm RG3S, kaliber 6 mm, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen en/of heeft overgedragen aan een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en/of
- ( een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk onbekend kaliber .22, voorhanden heeft gehad en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 4 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
- ( een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Ekol Volga voorzien van het opschrift CZ, kaliber 9MM PAK en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 3 kogelpatronen, kaliber 9MM PAK voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen te weten aan
[naam medeverdachte 2] geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] 2004 en/of
[naam medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] 2003 en/of
[naam medeverdachte 3] geboren op [geboortedatum medeverdachte 3] 2006 en/of
[naam medeverdachte 4] geboren op [geboortedatum medeverdachte 4] 2004;
7.
hij op of omstreeks 25 augustus 2021 te Rotterdam een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.