ECLI:NL:RBROT:2022:6186

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
10/157431-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen, aanwezig hebben van hennep en hasjiesj, voorhanden hebben van munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte was betrokken bij een diefstal door twee of meer verenigde personen op 4 juni 2021, waarbij hij samen met anderen €150,00 heeft weggenomen van een slachtoffer. Daarnaast had de verdachte op 6 juli 2021 ongeveer 32 gram hasjiesj en 17,8 gram hennep in zijn bezit, alsook munitie in de vorm van drie kogelpatronen. De rechtbank heeft de verdachte voor de diefstal veroordeeld tot 52 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere ten laste gelegde feiten, waaronder een diefstal met geweld op 8 juni 2021, omdat het bewijs daarvoor niet wettig en overtuigend was. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de relevante feiten werd vrijgesproken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/157431-21
Datum uitspraak: 24 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de JJI Intermetzo te Lelystad,
raadsvrouw mr. D.A.J. Spierings, advocaat te Nijkerk.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 20 januari 2022 en 10 februari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 en onder 4 tot en met 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 52 dagen met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1: Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde diefstal met geweld op 8 juni 2021. De aangever is bedreigd met een vuurwapen en is gestoken met een mes. Zijn verklaring wordt bevestigd door getuigen. Op basis van de tapgesprekken die in het dossier zitten kan worden vastgesteld dat de verdachte bij deze beroving betrokken is geweest.
4.1.2.
Beoordeling
Op 8 juni 2021 heeft er een straatroof plaatsgevonden op de Limbrichthoek in Rotterdam, waarbij de aangever is bedreigd met een revolver en is gestoken met een mes. In het kader van het politieonderzoek Noordpool is onder meer een telefoonnummer dat in gebruik is bij de verdachte afgeluisterd. Het dossier bevat afgeluisterde gesprekken tussen de verdachte en een medeverdachte op de dag waarop de straatroof heeft plaatsgevonden, waarin wordt gesproken over het voorbereiden van een straatroof. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat het gaat om de voorbereiding van de ten laste gelegde diefstal met geweld. Dat dit telefoonnummer rondom het tijdstip van de straatroof verbinding maakt met een zendmast in de buurt van de plaats delict vormt eveneens onvoldoende bewijs dat de verdachte aldaar is geweest omdat de woning van de verdachte eveneens onder het bereik van deze zendmast valt. Op basis van het dossier is daarom niet vast te stellen dat de diefstal die in de tapgesprekken voorbereid wordt, de diefstal is die op 8 juni 2021 gepleegd is en ook niet dat de verdachte daarbij op enige wijze betrokken is.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 2: Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. De aangever heeft aangifte gedaan van een diefstal die om 14:00 uur heeft plaatsgevonden. In een afgeluisterd telefoongesprek dat tussen de verdachte en een medeverdachte zou zijn gevoerd, wordt het tijdstip 16:00 uur genoemd. Om 16:09 uur, twee uur na de diefstal om 14:00 uur, zou de verdachte in de buurt van de diefstal zijn geweest. De verdediging concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze diefstal in vereniging.
4.2.2.
Beoordeling
Op 4 juni 2021 heeft een diefstal in vereniging plaatsgevonden op de Groene Tuin in Rotterdam. De aangever had via Snapchat een afspraak gemaakt om een telefoon te kopen voor 150 euro van een jongen. De aangever komt zelf uit Lombardijen. Met de verkoper had hij afgesproken op de Groene Tuin. Dat was handig, omdat de verkoper aangaf dat hij uit Bolnes moest komen. De aangever heeft met één dader gesproken en de andere dader stond verderop. In het signalement dat de aangever geeft van de eerste dader, herkent de wijkagent de medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
Uit de verschillende telefoongesprekken van de verdachte, die de politie heeft afgeluisterd en de historische telefoongegevens van de verdachte blijkt het volgende. In de middag waarop de diefstal heeft plaatsgevonden, heeft de verdachte veel telefoongesprekken met de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Uit de gesprekken kan worden opgemaakt dat ze een plan aan het maken zijn om aan iemand een telefoon aan te bieden en hem dan te beroven. Er wordt onder meer besproken dat zij “ [bijnaam medeverdachte 1] ” laten gaan, waarmee medeverdachte [naam medeverdachte 1] zou worden bedoeld. De verdachte zegt daarnaast dat hij een tijd en plaats gaat afspreken. Daarnaast vertelt de verdachte aan de medeverdachte dat de ander uit “Lomba” komt, waarmee Lombardijen wordt bedoeld. De medeverdachte stelt voor om af te spreken bij Hagens, dat zou Grote Hagen zijn en dat is in de buurt van de Groene Tuin, alwaar de diefstal die middag heeft plaatsgevonden. Bovendien geeft de verdachte in een telefoongesprek met de medeverdachte aan dat hij gezegd heeft dat hij uit Bolnes moet komen. Uit hierop volgende telefoongesprekken volgt dat de afspraak om 16:00 uur staat, dat ze om 15:23 uur bijna bij de locatie zijn en om 15:31 uur heeft de verdachte gezegd dat “die boy er al is”. Verder wordt aan het eind van de middag (17:09 uur) tussen de verdachte en de medeverdachte over de telefoon gesproken over het verdelen van de buit, waarbij opvalt dat de verdachte aangeeft dat hij “75” moet krijgen. Het bedrag van 75 euro is precies de helft van het bedrag dat bij de aangever is weggenomen.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat hetgeen in de afgeluisterde telefoongesprekken wordt besproken, precies past binnen hetgeen de aangever heeft beschreven over (de aanloop van) de straatroof. Dit maakt dat het dossier veel aanwijzingen bevat die erop wijzen dat de diefstal rond 16:00 uur heeft plaatsgevonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het door de aangever genoemde tijdstip van 14:00 uur een kennelijke vergissing betreft.
Bovendien heeft de telefoon van de verdachte op 4 juni 2021 rond 16:00 uur verbinding gemaakt met de zendmast op de Groene Tuin, op 150 meter van de plaats waar de diefstal heeft plaatsgevonden. Twintig minuten later maakte de telefoon van de verdachte weer verbinding met de zendmast in de buurt van zijn huis.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Feit 3: Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.4.
Feiten 4, 5 & 6
Ten aanzien van het onder 4 en 6 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen, omdat artikel 11 lid 2 van de Opiumwet opzet vereist. Echter, ingevolge artikel 11 lid 1 van de Opiumwet is ook het niet opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 van de Opiumwet strafbaar gesteld. De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en verwijst daarbij naar de inhoud van de bewijsmiddelen. Gelet echter op de geringe ernst van dit feit, acht de rechtbank het niet opportuun om voor deze overtreding een afzonderlijke straf op te leggen. De rechtbank zal daarom ten aanzien van dit feit met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel opleggen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Feit 2
hij op 4 juni 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, €150,00 euro, die aan [naam slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4
hij op 6 juli 2021 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 32 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 5
hij op 6 juli 2021 te Rotterdam aanwezig heeft gehad ongeveer 17,8 gram, hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 6
hij op 6 juli 2021 te Rotterdam munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 3 kogelpatronen, kaliber 7.65x17mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen

4..

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

5..

handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod

6..

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Het onderzoek Noordpool is gestart naar aanleiding van een groot aantal incidenten in de wijk Beverwaard in Rotterdam-Zuid. Het ging om diefstallen met geweld, waarbij opviel dat de slachtoffers veelal jonge mensen waren die iets te verbergen hadden. Bij veel van deze diefstallen werden wapens gebruikt. In dit onderzoek is de verdachte aangemerkt als een van de verdachten van enkele van deze diefstallen. Hierboven is gebleken dat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een van de ten laste gelegde diefstallen, te weten een diefstal in vereniging op 4 juni 2021. De verdachte was toen 16 jaar oud.
Uit het dossier is gebleken dat er via snapchatberichten is afgesproken met de aangever, die een telefoon wilde kopen. Toen de aangever aan een van de daders het geld gaf en de telefoon wilde aannemen, gingen de daders ervandoor met de telefoon en het geld. Met zijn handelen heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. De rechtbank weegt in het nadeel van de verdachte mee dat de diefstal in vereniging plaatsvond op een openbare weg in Rotterdam op klaarlichte dag, hetgeen gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangever alsook in de samenleving kan veroorzaken.
Daarnaast bleek na zijn aanhouding dat de verdachte in zijn slaapkamer 32 gram hasj, 17,8 gram hennep en drie kogelpatronen voorhanden had.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Uit voormeld uittreksel blijkt eveneens dat er sprake is van een nieuwe verdenking van twee strafbare feiten, met pleegdatum 17 december 2021.
7.3.2.
Rapportages en de verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De
Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 januari 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdenking ziet op een HIC-feit, wat maakt dat verscherpt toezicht overwogen dient te worden. Er is echter al verplicht toezicht vanuit de jeugdreclassering ingezet en de verdachte heeft zich tot 17 december 2021 niet gehouden aan de schorsingsvoorwaarde (avondklok). Daarbij wordt de verdachte opnieuw verdacht van een ernstig strafbaar feit, waardoor hij in de JJI in Lelystad is geplaatst. De verdachte weigert mee te werken aan een Harde Kern Aanpak (hierna: HKA) traject en Elektronische Monitoring (hierna: EM). De verdachte lijkt door zijn houding en gedrag zelf de regie in handen te willen houden met betrekking tot een preventief traject.
Een belemmerende factor in het onderzoek is het gegeven dat de verdachte nauwelijks informatie wil geven over zijn leven en niet wil meewerken aan de preventieve interventiemogelijkheden. Hierdoor vond de Raad het lastig om een passend advies te formuleren. De Raad is echter van mening dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd dient te worden, waarbij het onvoorwaardelijk deel niet langer duurt dan de tijd die de verdachte heeft vastgezeten in de JJI. Het voorwaardelijk deel dient als stok achter de deur met de herinnering dat antisociaal gedrag niet wordt geaccepteerd in de maatschappij en dit signaal dient duidelijk aan de verdachte te worden overgebracht.
De Raad adviseert de rechtbank aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie, op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- meewerkt aan alle hulpverlening welke de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- meewerkt aan diagnostiek en de daaruit volgende behandeling;
- naar school gaat volgens rooster;
- een gestructureerde vrijetijdbesteding heeft;
- zich houdt aan een avondklok;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Rijnmond Rotterdam Jeugdreclassering te Rotterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De
gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: JBRR) heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 januari 2022, 17 januari 2022 en 19 januari 2022. Deze rapporten houden voor zover van belang het volgende in.
JBRR adviseert de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zijn medewerking verleent aan het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek;
- zijn medewerking verleent aan het volgen van een eventuele behandeling, voortkomend uit het persoonlijkheidsonderzoek;
- geen contact zal hebben met zijn medeverdachten;
- naar school gaat volgens lesrooster.
JBRR acht deze straf passend als stok achter de deur voor de verdachte om mee te werken aan de jeugdreclasseringsbegeleiding en bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft al een aantal weken in voorarrest gezeten. Om die reden wordt geadviseerd om geen onvoorwaardelijke straf meer op te leggen. Het verhelderen van de onderliggende oorzaken en daarop aansluitende behandeling dienen op de voorgrond te staan.
De rechtbank heeft acht geslagen op bovenstaande rapporten.
Namens JBRR heeft mw. [naam] ter terechtzitting aanvullend naar voren gebracht dat er zorgen zijn over de houding van de verdachte. Hoewel hij niet geholpen wil worden, is het belangrijk dat er toch een aanvullend onderzoek plaatsvindt. Eerder heeft Mentaal Beter een IQ-onderzoek afgenomen. Mentaal Beter heeft gelet op de ontwikkelingen geadviseerd om uitgebreid onderzoek te doen bij de verdachte, om tot een passend behandeladvies te komen. De verdachte heeft in het verleden het een en ander meegemaakt. Hij heeft een periode thuis gezeten en weinig sociale contacten gehad. Het is fijn voor de verdachte dat hij nu vrienden heeft gemaakt, maar volgens JBRR zijn dit juist jongens met wie hij niet moet omgaan. JBRR vermoedt dat het lastig is voor de verdachte om zich te onttrekken aan deze jongeren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Nu de rechtbank minder feiten bewezen verklaard acht dan de officier van justitie, zal de duur van de jeugddetentie korter zijn dan door de officier van justitie is gevorderd.
Hoewel de Raad en JBRR adviseren om bijzondere voorwaarden en jeugdreclasseringsbegeleiding op te leggen, zal de rechtbank -naast de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten- niet overgaan tot het opleggen van een voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte op geen enkele manier open staat voor begeleiding. Daarnaast verblijft hij ten tijde van de terechtzitting in de JJI vanwege een nieuwe verdenking.
Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 52 dagen passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
[naam slachtoffer 2]
Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft [naam slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.137,88 aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voor toewijzing vatbaar.
8.1.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat de vordering onvoldoende is onderbouwd voor wat betreft de materiële schade. Ten aanzien van de immateriële schade is de verdediging van mening dat het ten laste gelegde feit valt onder het “risico van het vak”, gelet op de aanwijzingen dat de aangever drugsdealer was, zodat een lager bedrag dient te worden toegewezen.
8.1.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van dit feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
[naam slachtoffer 3]
Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft [naam slachtoffer 3] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 540,20 aan materiële schade en een bedrag van € 600,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
8.2.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat de verdachte geen psychisch leed heeft toegebracht. Met betrekking tot de materiële schade dient rekening te worden gehouden met afschrijving.
8.2.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De benadeelde partijen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] worden niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9a, 77a, 77g, 77i, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 52 (tweeënvijftig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat deze vorderingen slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Loorbach en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Deelonderzoek Lapis
hij op of omstreeks 08 juni 2021 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Limbrichthoek, althans (een) openbare weg(en) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een id kaart en/of een rijbewijs en/of een fanny pack (merk: Iceberg) en/of sleutels en/of een iPhone oplader met iPad stekker en/of een geldbedrag en/of een boodschappentas met een of meer levensmiddelen en/of verzorgingsproducten, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam slachtoffer 2] bij zijn kraag te pakken en/of
- meermalen, althans eenmaal, (dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [naam slachtoffer 2] te tonen / voor te houden / te richten en/of
- aan die [naam slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen: “Ey mattie doe je kankertas af” en/of “ik schiet je dood”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( daarbij vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer 2] te drukken en/of te duwen en/of
- die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (met een vuurwapen, althans met een hard en/of ijzeren voorwerp) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of de rug en/of de zij, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [naam slachtoffer 2] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of zij, althans het lichaam, te steken en/of te snijden;
2.
Deelonderzoek Granaat
hij op of omstreeks 4 juni 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, €150,00 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
Deelonderzoek Septaire
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2021 tot en met 6 juli 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, een mobiele telefoon, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 32 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Rotterdam aanwezig heeft gehad ongeveer 17,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Rotterdam munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 3 kogelpatronen, kaliber 7.65x17mm voorhanden heeft gehad.