ECLI:NL:RBROT:2022:6175

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
10/034398-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en bewezenverklaring poging tot zware mishandeling na steekincident onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die onder invloed van alcohol een huisgenoot meerdere keren met een mes in zijn benen heeft gestoken. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze beschuldiging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De feiten wezen uit dat de verdachte in een opwelling handelde en niet de intentie had om het slachtoffer te doden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot zware mishandeling, aangezien hij willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door met een mes in zijn benen te steken.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder geweldsdelicten gepleegd, maar de reclassering schatte het herhalingsgevaar als laag in. De rechtbank vond het noodzakelijk om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar besloot een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/034398-22
Datum uitspraak: 3 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
verblijvende op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag)
4.1.1.
Feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen als vaststaand worden aangemerkt.
De verdachte huurde samen met zijn echtgenote een kamer in een (arbeiders)woning in Bleiswijk van het uitzendbureau waar zij voor werkten. Er was onenigheid ontstaan tussen hem en zijn echtgenote over één van hun huisgenoten, [naam slachtoffer] . In de avond van
8 februari 2022 kwam de verdachte onder invloed van alcohol aan bij de woning en hij hoorde dat zijn echtgenote in de kamer van [naam slachtoffer] was. De verdachte is boos geworden en naar de kamer van [naam slachtoffer] gelopen. Onderweg heeft hij een (keuken)mes van een kast gepakt en hij is met het mes de kamer van [naam slachtoffer] binnen gegaan. De verdachte heeft [naam slachtoffer] , die zich op zijn bed bevond, meerdere keren met het mes in zijn benen gestoken. [naam slachtoffer] is daarbij, toen hij probeerde te voorkomen dat hij met het mes gestoken zou worden, ook gewond geraakt aan zijn linkerhand.
[naam slachtoffer] is naar het ziekenhuis gebracht. Op de spoedeisende hulp werd onder andere geconstateerd dat hij meerdere steekwonden in de benen had en in een (levensbedreigende) shocktoestand was wegens veel bloedverlies. [naam slachtoffer] heeft bloed toegediend gekregen en de steekwonden in zijn benen en de wond aan zijn linkerhand zijn gehecht. Het dossier bevat geen informatie over de genezingsduur en of het slachtoffer letsel of andere gevolgen heeft overgehouden aan het incident.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft voorwaardelijk opzet gehad op de dood van het slachtoffer. Door met een mes meerdere keren en dichtbij de lies in de bovenbenen van het slachtoffer te steken, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit de dood tot gevolg zou hebben.
4.1.3.
Standpunt verdediging
De verdachte had geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van het slachtoffer. De verdachte heeft het mes in een opwelling gepakt. Hij wilde hiermee het slachtoffer afschrikken. Het slachtoffer schopte van zich af en in die schermutseling heeft de verdachte hem in zijn benen gestoken.
4.1.4.
Beoordeling
Een bewezenverklaring van een poging tot doodslag vereist dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [naam slachtoffer] .
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten dat de verdachte het oogmerk had om [naam slachtoffer] van het leven te beroven.
Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte door zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [naam slachtoffer] kon overlijden. Of dit het geval is, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Vooropgesteld wordt dat het steken met een mes in een bovenbeen potentieel dodelijk kan zijn en het slachtoffer in dit geval ook daadwerkelijk in levensgevaar heeft verkeerd. Het is echter de vraag of die kans in dit geval aanmerkelijk was zoals vereist. Uit onderhavig dossier blijkt dat als de politie ter plaatse komt, de echtgenote van de verdachte hen in het Pools en met handgebaren probeert duidelijk te maken dat sprake is van een slagaderlijke bloeding. Dat daadwerkelijk sprake was van een slagaderlijke bloeding wordt echter niet bevestigd door medische informatie (de FARR-verklaring). Uit het dossier blijkt ook niet waar in de benen van [naam slachtoffer] is gestoken, of dat met kracht is gebeurd en hoe diep de steekwonden waren. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat door het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans in het leven is geroepen dat [naam slachtoffer] zou komen te overlijden en evenmin dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.2.
Bewijswaardering impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging zware mishandeling)
Door [naam slachtoffer] meerdere malen met een mes in zijn benen te steken heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zich door het hele been bloedvaten, spieren en pezen bevinden die door het mes kunnen worden doorgesneden of beschadigd, wat zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben.
De rechtbank acht de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 februari 2022 te Bleiswijk, binnen de gemeente Lansingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes meermalen in de benen van die [naam slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
impliciet subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een huisgenoot terwijl hij onder invloed was van alcohol. Hij heeft het slachtoffer meerdere keren met een mes in zijn benen gestoken. Het slachtoffer heeft hierdoor veel bloed verloren, als gevolg waarvan hij in een levensbedreigende shocktoestand is terechtgekomen. Ook moesten de steekwonden worden gehecht.
De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffer. Daarbij komt dat de verdachte het slachtoffer in zijn eigen kamer heeft aangevallen, de plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Ook voor de medebewoners zal het een beangstigende situatie zijn geweest. De meeste van hen waren thuis en hebben het incident gezien of het hulpgeroep van het slachtoffer gehoord.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, in 2021, is veroordeeld voor twee geweldsdelicten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 mei 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
In het geval van een veroordeling wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft zich altijd goed gered op eigen kracht en heeft geen hulpvragen. Er zijn geen aanwijzingen voor zorgen wat betreft dagbesteding en financiën. Sinds 2007 is de verdachte afwisselend werkzaam in Nederland en Polen. Twee jaar geleden heeft hij samen met zijn echtgenote besloten dat zij zich volledig in Nederland wilden vestigen. Zij willen hun relatie voortzetten. Het herhalingsgevaar wordt ingeschat als laag. Er zijn geen aanwijzingen voor agressieproblemen. Hoewel de verdachte erkent dat het alcoholgebruik van invloed is geweest op zijn handelen doordat het hem heeft ontremd in de uiting van zijn boosheid, is er, zo leidt de rechtbank uit het rapport af, geen sprake van problematisch alcoholgebruik. Gezien het voorgaande ziet de reclassering geen indicatie voor het inzetten van interventies.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en op de terechtzitting spijt heeft betuigd, dat de rechtbank oprecht voorkomt.
Een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het impliciet subsidiair ten laste gelegde, komt zij tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken, niet naleeft;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en J. Montijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juni 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 8 februari 2022 te Bleiswijk, binnen de gemeente Lansingerland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de
richting van die [naam slachtoffer] en/of in de benen en/of in het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.