In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 maart 2022 in Rotterdam de benadeelde partij, [naam slachtoffer], heeft mishandeld door haar een knietje te geven. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou kunnen leiden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen feit kwalificeert als mishandeling en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar geëist, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de ISD-maatregel niet passend is, gezien de eerdere ervaringen met de verdachte en het gebrek aan motivatie voor rehabilitatie. In plaats daarvan heeft de rechtbank een gevangenisstraf van 94 dagen opgelegd, gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de schade die de benadeelde heeft geleden, naar haar oordeel voldoende is vergoed door de opgelegde straf.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en de rapportage van de reclassering. De rechtbank concludeert dat de verdachte een stelselmatige dader is, maar dat de kans op positieve resultaten van een ISD-maatregel zeer klein is, gezien zijn eerdere ervaringen en gebrek aan motivatie voor gedragsverandering.