ECLI:NL:RBROT:2022:6125
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Bijstandsuitkering en duurzaam gescheiden leven van echtgenoten met niet-rechthebbende partner
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een bijstandsuitkering aan eiser, die gehuwd is met een niet-rechthebbende partner in het buitenland. Eiser ontving een bijstandsuitkering ter hoogte van 50% van de bijstandsnorm voor gehuwden, omdat hij niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser ten tijde van de bijstandsaanvraag niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Eiser had verwezen naar de Memorie van Toelichting bij de Wet werk en bijstand, maar de rechtbank oordeelde dat de situatie van eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor duurzaam gescheiden leven. De IND had al ingestemd met de overkomst van eisers echtgenote en dochter, wat betekende dat aan de belangrijkste voorwaarde voor hun overkomst was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de onzekerheid over de mogelijkheid van vliegen vanwege corona niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven.
Daarnaast heeft de rechtbank beoordeeld of er aanleiding was om af te wijken van de bijstandsnorm op basis van eisers financiële situatie. De rechtbank concludeerde dat eiser, na aftrek van zijn vaste lasten, voldoende middelen had voor zijn levensonderhoud. Er waren geen bijzondere omstandigheden die een verhoging van de bijstandsuitkering rechtvaardigden. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter A.P. Hameete, in aanwezigheid van griffier E. Huis-Grondman.