In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de afwijzing van haar WIA-uitkering. Eiseres, die eerder een WIA-uitkering ontving op basis van 68,78% arbeidsongeschiktheid, werd door het UWV herbeoordeeld en vastgesteld op 30,17% arbeidsongeschiktheid. Dit leidde tot de stopzetting van haar uitkering per 27 juni 2021. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het onderzoek door het UWV onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de beslissing om geen spreekuurcontact te hebben met eiseres onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen niet aan de vereiste zorgvuldigheidseisen voldeden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiseres opnieuw onderzocht dient te worden door een geregistreerde verzekeringsarts. Tevens is bepaald dat het UWV het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.