ECLI:NL:RBROT:2022:6091

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
9759296
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst afgewezen wegens tekortkoming van onvoldoende gewicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een woning. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.L.B. Hundscheidt, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 3.401,-. De gedaagde, die zonder gemachtigde was, heeft de huurachterstand erkend, maar voerde aan dat zij een betalingsregeling wilde treffen en dat zij geen aanmaning had ontvangen voor de buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand op het moment van de uitspraak was teruggebracht tot € 527,-, wat minder dan een halve maand huur betreft. De rechter oordeelde dat deze tekortkoming van onvoldoende gewicht was om de gevorderde ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen. De vorderingen van de eiseres tot ontbinding en ontruiming zijn dan ook afgewezen.

Wel heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 527,- en de buitengerechtelijke kosten van € 421,81, evenals de proceskosten van in totaal € 1.114,47. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kantonrechter adviseerde de gedaagde om contact op te nemen met de eiseres voor een mogelijke betalingsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9759296 CV EXPL 22-9038
datum uitspraak: 22 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 maart 2022, met bijlagen;
  • de e-mail van [eiseres] van 28 maart 2022, met een vermindering van eis;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
  • de repliek, met bijlagen.
1.2.
[gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de repliek, maar zij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiseres] de woonruimte aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning). De huurprijs bedraagt op dit moment € 1.237,- per maand.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden;
  • [gedaagde] te veroordelen om de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 3.822,81 met rente en € 1.237, te vermeerderen met de wettelijk toegestane huurverhoging, per maand vanaf 1 april 2022 tot en met de maand van ontruiming;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft berekend tot en met 1 april 2022 een huurachterstand van € 3.401,- laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Daarnaast dient [gedaagde] te worden veroordeeld tot betaling van deze huurachterstand, de wettelijke rente daarover, de buitengerechtelijke kosten van € 421,81 en een bedrag gelijk aan de huurprijs per maand tot aan de ontruiming.
3.3.
Voorafgaand aan de eerste zitting heeft [eiseres] gemeld dat [gedaagde] nog twee betalingen van respectievelijk € 1.237,- en € 637,- heeft verricht, en dat die conform artikel 6:44 BW op de vordering in mindering kunnen worden gebracht.
3.4.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. In aanvulling op de twee betalingen (3.3) heeft zij nog een bedrag van € 1.000,- betaald op 25 maart 2022. De rest van de vordering klopt. [gedaagde] is de buitengerechtelijke kosten niet verschuldigd, omdat zij geen aanmaning heeft ontvangen. [gedaagde] wenst ten slotte een betalingsregeling te treffen met [eiseres] .

4..De beoordeling

Huurachterstand
4.1.
Bij repliek heeft [eiseres] aangevoerd dat de huurachterstand berekend tot en met april 2022 € 527,- bedraagt. De betaling van € 1.000,- die [gedaagde] in haar antwoord heeft aangevoerd, is in dit bedrag verwerkt, blijkens de als productie 1 bij repliek overgelegde specificatie. [gedaagde] heeft niet meer gereageerd op de repliek en heeft de hoogte van deze achterstand daarom niet betwist, zodat het bestaan daarvan komt vast te staan. [gedaagde] wordt dan ook veroordeeld tot betaling van € 527,- aan huurachterstand.
4.2.
Volledigheidshalve overweegt de kantonrechter het volgende. [eiseres] heeft in haar e-mail van 28 maart 2022 gemeld dat de twee betalingen (3.3) conform artikel 6:44 BW in mindering gebracht kunnen worden. Echter blijkt uit de repliek (inclusief de specificatie) dat zij deze betalingen rechtstreeks in mindering laat strekken op de huurachterstand en dus niet eerst op de kosten en rente. Aan het verzoek om de betalingen op een andere wijze in mindering te laten strekken wordt daarom in lijn hiermee voorbijgegaan.
Ontbinding en ontruiming
4.3.
[eiseres] vordert ontbinding van de huurovereenkomst. Uit artikel 6:265 BW volgt dat ontbinding slechts gerechtvaardigd is als er sprake is van een tekortkoming van voldoende gewicht (ECLI:NL:HR:2018:1810). Daarvan is in dit geval naar oordeel van de kantonrechter geen sprake. Bij dagvaarding was sprake van een huurachterstand van minder dan drie maanden. Voor de eerste rolzitting was deze achterstand al teruggebracht tot € 527,-. Dat betreft een huurachterstand van minder dan een halve maand. Dat betreft een tekortkoming van onvoldoende gewicht om de gevorderde ontbinding en ontruiming, met haar ingrijpende gevolgen, te rechtvaardigen. Deze vorderingen worden daarom afgewezen, evenals de daarmee samenhangende vordering tot betaling van een bedrag gelijk aan de huurprijs per maand, tot aan de ontruiming.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.4.
[eiseres] vordert verder een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft in dat kader een aanmaning van 25 oktober 2021 overgelegd. [gedaagde] heeft betwist dat zij die aanmaning heeft ontvangen. Vervolgens heeft [eiseres] bij repliek gesteld dat [gedaagde] naar aanleiding van die aanmaning telefonisch contact met [eiseres] heeft opgenomen. Aangezien [gedaagde] niet meer heeft gereageerd op de repliek, heeft zij dat niet betwist en heeft zij ook geen andere reden gegeven voor dat telefoongesprek. Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat daarom vast dat [gedaagde] de aanmaning heeft ontvangen. Deze aanmaning voldoet aan de wettelijke eisen. De gevorderde vergoeding van € 421,81 (inclusief btw) wordt daarom toegewezen.
Rente
4.5.
De onbetwiste vordering tot betaling van rente volgt uit de wet en wordt, gezien de betalingen die inmiddels hebben plaatsgevonden, toegewezen op de manier zoals in de beslissing is vermeld.
Proceskosten
4.6.
[gedaagde] is terecht in deze procedure betrokken en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 129,47 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 249,- tarief). Dit is totaal € 1.114,47.
Betalingsregeling
4.7.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij een betalingsregeling wil treffen met [eiseres] . De kantonrechter kan [eiseres] niet verplichten om daaraan mee te werken. Zij adviseert [gedaagde] daarom om zo spoedig mogelijk na dit vonnis hierover contact op te nemen met [eiseres] , of haar gemachtigde.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 948,81, aan huurachterstand berekend tot en met april 2022 en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over het saldo dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, vanaf 15 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 1.114,47;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
33394