In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A] en Stichting Argos Zorggroep. [persoon A] vorderde schadevergoeding, stellende dat zij schade had geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden op 19 oktober 2019. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat deze stelling niet vaststaat en [persoon A] is toegelaten om bewijs te leveren. Na het horen van getuigen en het indienen van stukken, heeft de kantonrechter geconcludeerd dat [persoon A] niet heeft bewezen dat zij schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel [persoon A] kampt met ernstige psychische problematiek, niet is aangetoond dat deze problemen het gevolg zijn van het incident op 19 oktober 2019. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de psychische klachten van [persoon A] zijn veroorzaakt door het voorval, en dat de verklaringen van [persoon A] inconsistent zijn. De vorderingen van [persoon A] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.