ECLI:NL:RBROT:2022:6086

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
640333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over meewerken aan verkoop van de voormalige echtelijke woning en schorsing van uitvoerbaar bij voorraad verklaring

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de man dat de vrouw zou meewerken aan de verkoop van hun voormalige echtelijke woning. De man had eerder een echtscheidingsbeschikking verkregen waarin was bepaald dat de woning aan hem zou worden toebedeeld. De vrouw had echter geweigerd om haar medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de woning. De rechtbank oordeelde dat de vrouw binnen 24 uur na betekening van het vonnis schriftelijk bereid moest zijn om mee te werken aan de levering van haar onverdeelde aandeel in de woning. Indien de vrouw hieraan geen gevolg gaf, zou het vonnis in de plaats treden van de noodzakelijke wilsverklaring van de vrouw, zodat de man de levering kon effectueren zonder haar medewerking.

Daarnaast was er een geschil in reconventie, waarbij de vrouw verzocht om schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de echtscheidingsbeschikking, met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, met name de auto en de daaraan gekoppelde lening. De rechtbank oordeelde dat de uitvoerbaarverklaring van de beschikking ten aanzien van de verdeling van de auto en de lening werd geschorst, in afwachting van de uitkomst van de hoger beroepsprocedure. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/640333 / KG ZA 22-535
Vonnis in kort geding van 21 juli 2022
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats man] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.E.R. van Herpen te Den Haag,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.N. Sardjoe te Den Haag.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juli 2022, met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 en 2;
  • de akte eiswijziging van de man tevens akte indiening nadere productie, met productie 10;
  • de mondelinge behandeling van 11 juli 2022;
  • de pleitaantekeningen van de man.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is één nog minderjarig kind geboren.
2.2.
Bij beschikking van 31 maart 2022 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. In de echtscheidingsbeschikking is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…) 2.10.6. Tussen partijen is niet in geschil dat de echtelijke woning aan de man dient te
worden toebedeeld. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat zij Intrahuis Makelaars Heerjansdam opdracht zullen geven tot taxatie van de woning.
Partijen delen de kosten van taxatie bij helfte. Verder zijn partijen overeengekomen dat de man de hypothecaire schuld voor zijn rekening neemt. De man draagt er zorg voor dat de bank de vrouw ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Tussen partijen is in geschil binnen welke termijn dit ontslag dient te geschieden. De rechtbank acht een termijn van drie maanden met ingang van heden redelijk, omdat er over de mogelijkheid tot financiering van de woning door de man gezien zijn inkomen geen problemen te verwachten zijn.
2.10.7.
Als de waarde van de woning hoger is dan de hypothecaire schuld is sprake van
overwaarde. De man moet de helft van de overwaarde aan de vrouw voldoen.
2.10.8.
Als de waarde van de woning lager is dan de hypothecaire schuld is sprake van
onderwaarde. De man moet de helft van de onderwaarde aan de vrouw voldoen.
(…)
2.10.16.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat de auto van
het merk Mini op de peildatum en conform de waardebepaling van de ANWB een waarde
van € 21.100,- vertegenwoordigt en word toebedeeld aan de vrouw, met verrekening van de
helft van deze waarde aan de man. Partijen zijn daarnaast overeengekomen dat de aan deze
auto gekoppelde lening bij Defam volledig door de vrouw wordt gedragen. Dit betekent niet
dat de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze schuld zal worden ontslagen,
maar op basis van zijn overeenkomst met de vrouw kan hij uit hoofde van de lening op hem
verhaalde bedragen terugvorderen bij de vrouw. De man heeft onbetwist gesteld dat hij
sinds de peildatum met een bedrag van € 347,- per maand op deze lening heeft afgelost. De
door de man betaalde termijnen, volgens de pleitnota van 25 januari 2022 begroot op een
totaalbedrag van € 4.858,-, komen voor de helft voor rekening van de vrouw. Daarom dient
de vrouw naast de helft van dc waarde van de auto een bedrag van € 2.429,- aan de man te
betalen, derhalve in totaal € 12.979,-. (…)”
2.3.
Bij herstelbeschikking van 24 mei 2022 is overweging 2.10.8. gewijzigd in:
“De vrouw moet de helft van de onderwaarde aan de man voldoen.”
2.4.
Het huwelijk van partijen is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand op 9 juni 2022.
2.5.
De vrouw heeft tegen de echtscheidingsbeschikking hoger beroep ingesteld.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert - na eiswijziging - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen gewezen
echtscheidingsbeschikking d.d. 31 maart 2022, in die zin haar te veroordelen om mee te werken, en binnen 24 uur na betekening van dit vonnis zich daartoe schriftelijk bereid te verklaren, aan de levering van haar onverdeelde aandeel in de voormalig echtelijke woning gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) Barendrecht aan de man, door ondertekening van een door een notaris opgestelde volmacht op een door notaris [naam notaris] (gevestigd te Barendrecht) dan wel een door de man aan te wijzen notaris voorgestelde datum en tijdstip,
dan wel door ondertekening van de door de notaris op te stellen definitieve
leveringsakte, op een door notaris [naam notaris] (gevestigd te Barendrecht) of
een andere door de man aan te wijzen notaris voorgestelde datum en tijdstip;
II. te bepalen dat, als de vrouw geen gevolg geeft aan de veroordeling onder I,
primaireen door de voorzieningenrechter gekozen dwangvertegenwoordiger in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW aan te wijzen, teneinde in plaats van de vrouw alle (rechts)handelingen te verrichten die nodig zijn om de levering van haar onverdeelde aandeel in de onroerende zaak, zijnde de woning gelegen aan de [adres] te [postcode] ) Barendrecht aan de man, te doen plaatsvinden, waarbij de kosten voor de vertegenwoordiger worden voldaan door de vrouw, en indien en voor zover deze aangewezen persoon niet (tijdig) bereid is als vertegenwoordiger op te treden, te bepalen dat het in deze te wijzen vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de (wils)verklaring en medewerking van de vrouw die vereist is voor de levering en overdracht van haar onverdeelde aandeel in de voornoemde woning, gelegen aan de [adres] te [postcode] ) Barendrecht, aan de man, en tevens te bepalen dat op grond van artikel 3:300 lid 1 BW aan dit vonnis dezelfde rechtskracht toe wordt gekend als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij de vrouw volmacht verleent aan de notaris om namens de vrouw de akte waarin haar onverdeelde aandeel in de voornoemde woning, gelegen aan de [adres] te [postcode] ) Barendrecht aan de man wordt overgedragen, te ondertekenen. Deze volmacht houdt tevens in dat de hiervoor benodigde stukken door de notaris mogen worden opgemaakt en getekend, woonplaats mag worden gekozen en dat de notaris verder al datgene mag verrichten dat hij raadzaam zal oordelen. Een en ander met de macht van de in-de-plaats-stelling om te bewerkstelligen dat haar onverdeelde aandeel in de voornoemde onroerende zaak goederenrechtelijk wordt geleverd aan de man;
Subsidiair, indien en voor zover de voorzieningenrechter geen
dwangvertegenwoordiger aanwijst, te bepalen dat het in deze te wijzen vonnis op
grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de (wils)verklaring en
medewerking van de vrouw die vereist is voor de levering en overdracht van haar
onverdeelde aandeel in de voornoemde woning, gelegen aan de [adres] te
[postcode] ) Barendrecht, aan de man, en tevens te bepalen dat op grond van artikel
3:300 lid 1 BW aan dit vonnis dezelfde rechtskracht toe wordt gekend als een in
wettige vorm opgemaakte akte waarbij de vrouw volmacht verleent aan de notaris om namens de vrouw de akte waarin haar onverdeelde aandeel in de voornoemde woning, gelegen aan de [adres] te [postcode] ) Barendrecht aan de man wordt overgedragen, te ondertekenen. Deze volmacht houdt tevens in dat de hiervoor benodigde stukken door de notaris mogen worden opgemaakt en getekend, woonplaats mag worden gekozen en dat de notaris verder al datgene mag verrichten dat hij raadzaam zal oordelen. Een en ander met de macht van de in-de-plaats-stelling om te bewerkstelligen dat haar onverdeelde aandeel in de voornoemde onroerende zaak goederenrechtelijk wordt geleverd aan de man;
III. de vrouw te veroordelen in
primairde daadwerkelijke proceskosten van het geding
welke nader gespecificeerd zullen worden, de wettelijke rente over deze kosten en de nakosten en
subsidiairin de proceskosten van het geding waarbij wordt uitgegaan van het liquidatietarief, de wettelijke rente over deze kosten en de nakosten, en zowel
primairals
subsidiairde vrouw te veroordelen opdracht te verstrekken aan de notaris voor verrekening van de proceskostenveroordeling met het aandeel van de vrouw in de overwaarde van de woning te Barendrecht.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
I. de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring van de beschikking van de rechtbank Rotterdam d.d. 31 maart 2022 in de zaak onder zaak/rekestnummer C/10/610207 / FA RK 20-9992 en C/10/614338 / FA RK 21-1745 ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de alimentatiebeslissingen, te schorsen, in afwachting van de hoger beroepsprocedure bij het hof, althans een beslissing te nemen welke de voorzieningenrechter redelijk acht;
II. de man te veroordelen in de kosten van het geding.
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
De man heeft gesteld dat dat de door hem in het kader van de financiering van de woning aangevraagde hypotheekofferte uiterlijk 12 augustus 2022 getekend dient te worden. Gelet op die vervaldatum en nu het, anders dan de vrouw heeft aangevoerd, een feit van algemene bekendheid is dat op dit moment sprake is van een (aanzienlijke) stijging van de hypotheekrente, is het voldoende aannemelijk dat de man bij het aanvragen van een eventuele nieuwe offerte geconfronteerd zal worden met een hogere hypotheekrente. Daarmee is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisende belang. Of de vorderingen op materiële gronden ook toewijsbaar zijn, wordt hierna beoordeeld.
5.2.
De man heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een (op schrift gestelde) wijziging van eis ingediend, in die zin dat nu bij het onder II gevorderde primair verzocht wordt een door de voorzieningenrechter gekozen dwangvertegenwoordiger in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW aan te wijzen, om in plaats van de vrouw alle (rechts)handelingen te verrichten die nodig zijn om de levering van haar onverdeelde aandeel in de voormalige echtelijke woning aan de man, te doen plaatsvinden. De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging van eis en heeft gesteld dat deze te laat is ingediend.
5.3.
In artikel 11.1 van het procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie is voorgeschreven dat een partij die een eis wenst te veranderen of vermeerderen, de inhoud van deze verandering of vermeerdering zo spoedig mogelijk en bij voorkeur vóór de terechtzitting schriftelijk meedeelt aan de wederpartij, aan de eventuele overige partijen en aan de voorzieningenrechter. Ook is voorgeschreven dat de eisverandering of
-vermeerdering op schrift wordt gesteld en ter terechtzitting wordt ingediend.
5.4.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de wijziging van eis door de man buiten beschouwing te laten, aangezien deze, gelet op het in artikel 11.1 van het voornoemde procesreglement bepaalde, naar het oordeel van de voorzieningenrechter tijdig, immers voorafgaand aan de mondelinge behandeling, is ingediend. Bovendien is gesteld noch gebleken dat de vrouw door de eiswijziging op enigerlei wijze onredelijk in haar belangen is geschaad.
5.5.
Ten aanzien van het onder I gevorderde wordt als volgt overwogen. Uit de echtscheidingsbeschikking van 31 maart 2022 volgt dat de echtelijke woning aan de man dient te worden toebedeeld, dat de man de hypothecaire schuld voor zijn rekening neemt en dat de helft van de overwaarde van de woning aan de vrouw toekomt. Uit de tijdens de zitting ingenomen standpunten is gebleken dat partijen het ook met elkaar eens zijn dat het aandeel van de vrouw in de voormalige echtelijke woning aan de man dient te worden overgedragen. Bovendien is gebleken dat de vrouw in het door haar tegen de echtscheidingsbeschikking ingestelde hoger beroep ook niet heeft bestreden dat op haar de verplichting rust haar aandeel in de woning aan de man over te dragen.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal de gevorderde veroordeling van de vrouw om mee te werken aan de levering van haar onverdeelde aandeel in de voormalige echtelijke woning aan de man worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat het voor de hand ligt dat die medewerking geschiedt door ondertekening door de vrouw van een volmacht bij de notaris dan wel door ondertekening door de vrouw van de door de notaris op te stellen definitieve leveringsakte.
5.7.
Voor het geval de vrouw geen gevolg geeft aan de veroordeling tot medewerking aan de levering van haar aandeel in de woning aan de man, heeft de man onder II primair gevorderd een door de voorzieningenrechter te kiezen dwangvertegenwoordiger in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW aan te wijzen, die in plaats van de vrouw alle (rechts)handelingen zal verrichten die nodig zijn voor de levering van haar aandeel in de woning aan de man. Subsidiair heeft de man gevorderd te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de levering en overdracht vereiste (wils)verklaring en medewerking van de vrouw en aan dit vonnis dezelfde rechtskracht wordt toegekend als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij de vrouw volmacht verleent aan de notaris om namens haar de leveringsakte te ondertekenen.
5.8.
De primair gevorderde aanwijzing van een door de voorzieningenrechter te kiezen dwangvertegenwoordiger zal worden afgewezen. Met het oog op de voortgang van de zaak acht de voorzieningenrechter het niet in het belang van partijen en ook praktisch niet wenselijk om eerst onderzoek te doen naar een geschikte dwangvertegenwoordiger, waarbij deze persoon zich bovendien ook nog bereid zal moeten verklaren in dit specifieke geval als zodanig te worden aangewezen.
5.9.
Het subsidiair onder II is daarentegen wel toewijsbaar. Gezien het feit dat de vrouw tot op heden geen feitelijke medewerking heeft verleend aan de daadwerkelijke overdracht en levering van haar aandeel in de woning aan de man, heeft de man er belang bij dat dit vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 1 BW zo nodig in de plaats treedt van de instemmende wilsverklaring en medewerking van de vrouw, in het geval de vrouw de veroordeling tot het meewerken aan de levering van haar aandeel in de woning aan de man - ook na het wijzen van dit vonnis - niet zal nakomen en heeft hij er eveneens voldoende belang bij dat aan dit vonnis dezelfde rechtskracht wordt toegekend als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij de vrouw volmacht verleent aan de notaris om namens haar de leveringsakte te ondertekenen.
5.10.
Ten aanzien van de proceskosten is het uitgangspunt dat in procedures tussen ex-echtelieden over de verdeling van de gemeenschap de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. Daar waar de man stelt dat de vrouw steeds heeft geweigerd haar medewerking te verlenen aan de overdracht en levering, voert de vrouw aan dat de man niet mee wilde werken aan haar pogingen om in overleg tot een oplossing te komen. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld wie het gelijk aan zijn of haar zijde heeft. Nu de proceskosten worden gecompenseerd, wordt vanzelfsprekend niet meer toegekomen aan de eveneens door de man gevorderde veroordeling van de vrouw om opdracht te verstrekken aan de notaris voor verrekening van de proceskostenveroordeling met het aandeel van de vrouw in de overwaarde.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing van de werking van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking, in aanmerking nemend dat in de onderhavige echtscheidingsbeschikking geen gemotiveerde beslissing over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is gegeven, de volgende maatstaven gelden (HR 20 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026):
i) uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende het hoger beroep, uitvoerbaar dient te zijn;
ii) afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan;
iii) bij de toepassing van de onder ii) genoemde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de voorzieningenrechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
6.2.
In tegenstelling tot hetgeen de vrouw heeft aangevoerd, heeft de man voldoende belang bij de executie van de echtscheidingsbeschikking. De man beschikt immers over een executoriale titel, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, op basis waarvan hij gerechtigd is tot tenuitvoerlegging over te gaan. De man hoeft geen verklaring of rechtvaardiging te geven waarom hij op dit moment tot executie wil overgaan. Dat executie van de beschikking voor wat betreft de verrekenvorderingen niet strikt noodzakelijk is voor het verkrijgen van een hypotheek in verband met de toedeling van de woning aan de man, maakt niet dat de man geen rechtens te respecteren belang heeft bij executie van de beschikking. Andere omstandigheden zijn in dit verband door de vrouw niet aangevoerd.
6.3.
Voor wat betreft de gevorderde schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de alimentatiebeslissingen is onvoldoende gebleken van een grond voor schorsing. Duidelijk is dat de vrouw het inhoudelijk op die punten niet eens is met de echtscheidingsbeschikking. De (inhoudelijke) discussie daarover en de beoordeling daarvan zal plaatsvinden in het hoger beroep. De vrouw heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die meebrengen dat haar belang bij behoud van de bestaande toestand in afwachting van dat hoger beroep zwaarder moet wegen dan het belang van de man om over te gaan tot executie. De gevorderde schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de alimentatiebeslissingen wordt om die redenen afgewezen.
6.4.
Ten aanzien van de gevorderde schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is tijdens de zitting gebleken dat op dit punt met name de kwestie met betrekking tot de auto en de daaraan gekoppelde lening voor de vrouw van groot belang is. De vrouw heeft gemotiveerd uiteengezet dat, hoewel de rechtbank in haar beschikking heeft bepaald dat de auto aan de vrouw wordt toebedeeld met verrekening van de helft van de waarde daarvan aan de man, de rechtbank een fout heeft gemaakt door de aan de auto gekoppelde lening vervolgens ten onrechte volledig aan de vrouw toe te bedelen zonder verdere verrekening met de man. Volgens de vrouw heeft de rechtbank ten onrechte aangenomen dat partijen deze verdeling waren overeengekomen. Uit de door de man tijdens de zitting ingenomen stellingen leidt de voorzieningenrechter af dat hij dit standpunt van de vrouw in wezen niet bestrijdt. Bij die stand van zaken heeft de man onvoldoende belang om de echtscheidingsbeschikking op dit specifieke punt, vooruitlopend op de beoordeling in hoger beroep, toch te executeren. Dat rechtvaardigt dat de beschikking voor wat betreft de verdeling van de auto en de lening onder de gegeven omstandigheden vooralsnog niet ten uitvoer mag worden gelegd.
6.5.
Voor de overige door de vrouw aangehaalde geschilpunten ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is in het kader van onderhavige procedure onvoldoende gebleken dat er op dit moment aanleiding is voor schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De stellingen van de vrouw op dit punt rechtvaardigen niet dat haar belang zwaarder zou moeten wegen dan het belang van de man om tot executie van de beschikking over te kunnen gaan.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt dan ook tot de conclusie dat de gevorderde schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van 31 maart 2022 wordt toegewezen, uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de verdeling van de auto en de daaraan gekoppelde lening, een en ander in afwachting van de uitkomst van de hoger beroepsprocedure bij het hof.
6.7.
De gevraagde tenuitvoerlegging op de minuut wordt afgewezen, omdat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter daartoe afgeschaft is per 1 januari 2002.
6.8.
Ook in reconventie zullen de proceskosten, gelet op de relatie tussen partijen, worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
veroordeelt de vrouw om mee te werken, en binnen 24 uur na betekening van dit vonnis zich daartoe schriftelijk bereid te verklaren, aan de levering van haar onverdeelde aandeel in de voormalige echtelijke woning aan de [adres] te Barendrecht aan de man;
7.2.
bepaalt dat, indien de vrouw niet aan de in 7.1. uitgesproken veroordeling voldoet, dit vonnis in de plaats treedt van de voor levering en overdracht van het onverdeelde aandeel in de woning van de vrouw aan de man noodzakelijke (wils)verklaring en medewerking van de vrouw in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW en bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte waarbij de vrouw volmacht verleent aan de notaris om namens haar de leveringsakte te ondertekenen;
7.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
7.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
7.6.
schorst de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 31 maart 2022 in de zaak met zaak-/rekestnummer C/10/610207 / FA RK 20-9992 en C/10/614338 / FA RK 21-1745 ten aanzien van de verdeling van de auto en de daaraan gekoppelde lening, in afwachting van de uitkomst van de hoger beroepsprocedure bij het hof;
7.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.8.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022.
3535/1980