In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde, die zonder gemachtigde was. De zaak betreft een vordering van Woonbron tot betaling van huurachterstand en servicekosten, waarbij de kantonrechter eerder een bewijsopdracht had gegeven aan Woonbron om aan te tonen dat de gedaagde in 2018 het aantal eenheden aan warmte heeft verbruikt dat aan hem in rekening is gebracht. Woonbron heeft bewijs geleverd door meterstanden en een werkbon van een servicemonteur over te leggen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de meterstanden een normaal verbruik vertonen en dat de verwarmingsmeters goed functioneerden. Het verweer van de gedaagde dat de wijze van meten niet deugde, werd als tardief afgewezen omdat dit niet tijdig was aangevoerd. De kantonrechter concludeert dat Woonbron het bewijs heeft geleverd en dat de gedaagde de huurachterstand van € 392,14 en de servicekosten van € 25,15 moet betalen, wat samen € 417,29 bedraagt. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten toegewezen, die in totaal € 987,22 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.