ECLI:NL:RBROT:2022:6066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
9150539 / CV EXPL 21-13233
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens geluidsoverlast en ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de commanditaire vennootschap 11.10 ZVO C.V., eiseres, en een gedaagde die in een huurwoning woont. De procedure volgde na een eerdere mondelinge behandeling en een deskundigenonderzoek naar geluidsoverlast. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde ontoelaatbare en structurele geluidsoverlast heeft veroorzaakt, wat een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst met zich meebracht. De deskundige concludeerde dat de geluidsisolatie van de woning voldeed aan de normen, maar dat de gedaagde met zijn geluidsniveau de grenzen overschreed. De kantonrechter oordeelde dat de geluidsoverlast en de bedreigingen die de gedaagde richting de buren heeft geuit, voldoende grond vormden voor ontbinding van de huurovereenkomst. De gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, met een dwangsom van € 100,00 per dag bij niet-naleving. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huur tot de ontruiming en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de langdurige overlast.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9150539 / CV EXPL 21-13233
uitspraak: 8 juli 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
de commanditaire vennootschap
11.10 ZVO C.V.,
gevestigd in Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.W. Nederveen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.J.C.R. Romet te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘11.10 ZVO’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het tussenvonnis van 18 februari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • het proces-verbaal van de op 23 mei 2022 gehouden mondelinge behandeling ter plaatse van het gehuurde op het adres [adres] in Rotterdam;
  • de rolbeslissing van 3 juni 2022.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat dit vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2..De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter roept in herinnering dat in deze procedure moet worden beoordeeld of [gedaagde] overlast heeft veroorzaakt aan omwonenden en, zo ja, of deze overlast moet worden aangemerkt als een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst dat ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen is gerechtvaardigd.
Tekortkomingen?
2.2.
Om te kunnen beoordelen of [gedaagde] al dan niet geluidsoverlast heeft veroorzaakt, heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 18 februari 2022 een deskundige benoemd die tijdens een mondelinge behandeling ter plaatse - onder meer - moest beoordelen in hoeverre geluid vanuit de woning van [gedaagde] hoorbaar is in de woning van de familie [familienaam] en of daarbij sprake is van overdracht van geluiden buiten de daarvoor geldende normen.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling ter plaatse van het gehuurde heeft de kantonrechter geconstateerd dat in het gehuurde een surround-sound geluidsinstallatie staat, die - onder meer - bestaat uit twee hoge speakers die naast de televisie staan, een speaker die onder de televisie staat en een speaker die achter de bank aan de scheidingsmuur met de woning van de familie [familienaam] is gemonteerd. De kantonrechter heeft verder geconstateerd dat op het moment dat de geluidsinstallatie in het gehuurde op 65 dB(A) werd aangezet, de muziek in de woning van de familie [familienaam] bijna onhoorbaar en in ieder geval niet woordelijk verstaanbaar was. Op het moment dat de geluidsinstallatie in het gehuurde op 75 dB(A) werd aangezet, was de muziek in de woning van de familie [familienaam] goed hoorbaar én woordelijk verstaanbaar.
2.4.
De deskundige heeft tijdens de mondelinge behandeling ter plaatse van het gehuurde medegedeeld dat de scheidingsmuur tussen het gehuurde en de woning van de familie [familienaam] voldoet aan de volgens het Bouwbesluit geldende normen voor geluidsisolatie (zijnde 52 dB(A) lucht-geluidsisolatie). Van een oude en gehorige huurwoning, zoals [gedaagde] heeft gesteld, is derhalve geen sprake. De deskundige heeft verder medegedeeld dat 65 dB(A) het maximale “normale” geluidsniveau voor muziek is. Tot slot heeft de deskundige medegedeeld dat de geluidsfragmenten die door 11.10 ZVO in de procedure zijn overgelegd fragmenten bevatten waarop muziek van ongeveer 74 dB(A) is te horen, maar ook fragmenten waarop de muziek nog harder lijkt te staan. De deskundige kon hier verder geen uitspraken over doen, omdat de bron van de geluidsfragmenten niet bekend was.
2.5.
De eigen constateringen van de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling ter plaatse, de mededelingen van de deskundige tijdens de mondelinge behandeling ter plaatse, de grote hoeveelheid geluids- en beeldfragmenten van de familie [familienaam] die door 11.10 ZVO in het geding zijn gebracht en de omstandigheid dat [gedaagde] artikel 21 Rv heeft geschonden in aanmerking nemende, is de kantonrechter van oordeel dat in deze procedure is komen vast te staan dat [gedaagde] ontoelaatbare en structurele geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Van enkel leefgeluiden is - gelet op de omstandigheid dat de door [gedaagde] afgespeelde muziek het maximale “normale” geluidsniveau voor muziek ruim heeft overschreden - geen sprake. Daarnaast is in het tussenvonnis al geoordeeld dat [gedaagde] bedreigingen richting de familie [familienaam] heeft geuit. [gedaagde] is door beide gedragingen tekortgeschoten in de nakoming van artikel 13.6 van de algemene huurbepalingen en artikel 7:213 BW.
Ontbinding en ontruiming?
2.6.
Met de vaststelling dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de algemene huurbepalingen en de wet moet vervolgens de vraag worden beantwoord of de tekortkomingen van [gedaagde] al dan niet ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
2.7.
Vooropgesteld wordt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
2.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigt enkel de door [gedaagde] veroorzaakte geluidsoverlast al de ontbinding van de huurovereenkomst, laat staan als de door hem richting de familie [familienaam] geuite bedreigingen nog bovenop komen. Gezien de ernst en het structurele karakter van de geluidsoverlast kan - anders dan [gedaagde] heeft betoogd - van 11.10 ZVO niet worden verwacht dat zij hem eerst nog een allonge met gedragsaanwijzingen aanbiedt alvorens op ontbinding van de huurovereenkomst aan te sturen. Daarnaast maken de ernst en het structurele karakter van de geluidsoverlast dat het proportioneel is dat [gedaagde] hierdoor het gebruik van het gehuurde verliest. [gedaagde] heeft het geluidsniveau van zijn muziek immers volledig in eigen hand gehad, zodat het enkel aan hem is toe te rekenen dat hij daardoor nu zijn woning moet verlaten.
2.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt - anders dan 11.10 ZVO heeft gevorderd - gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis, zodat [gedaagde] voldoende tijd heeft om het gehuurde te ontruimen.
Dwangsom
2.10.
Aan de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde wordt, zoals gevorderd, een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] met ontruiming in gebreke blijft, gekoppeld, zodat [gedaagde] een prikkel heeft om aan de uitgesproken veroordeling te voldoen. De kantonrechter zal de eventueel door [gedaagde] te verbeuren dwangsommen maximeren op een bedrag van € 3.000,00.
Gebruiksvergoeding
2.11.
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij het gehuurde met al zijn spullen heeft verlaten. Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW immers een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
Proceskosten
2.12.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. Onder de proceskosten vallen ook de door 11.10 ZVO voorschoten kosten van de deskundige. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van 11.10 ZVO tot vandaag vast op € 106,01 aan dagvaardingskosten, € 126,00 aan griffierecht, € 748,00 aan salaris voor de gemachtigde (vier punten x € 187,00 tarief) en € 556,60 inclusief btw aan kosten voor de deskundige. Dit is in totaal € 1.536,61. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen.
2.13.
De kantonrechter zal de griffier opdracht geven om het bedrag van € 556,60 dat in depot staat aan de deskundige uit te betalen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek daartoe is namelijk op de wet gegrond en er zijn geen redenen om het verzoek niet in te willigen. Daarnaast is uitvoerbaar bij voorraad-verklaring geïndiceerd, nu de overlast al zeer lange tijd voortduurt.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] ( [postcode] ) in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van 11.10 ZVO te stellen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, met dien verstande dat [gedaagde] maximaal € 3.000,00 aan dwangsommen kan verbeuren;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] aan 11.10 ZVO te betalen € 520,53 per maand tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van 11.10 ZVO tot vandaag vastgesteld op € 1.536,61;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 93,50 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en in het openbaar uitgesproken.
38671