ECLI:NL:RBROT:2022:6057

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/10/638490 / JE RK 22-1169
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van kinderen na zorgelijke opvoedsituatie en onvoldoende hulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 een beschikking gegeven over de uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderen, die onder toezicht staan, wonen bij hun moeder, die wordt geconfronteerd met ernstige opvoedproblemen en beperkte leerbaarheid. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) heeft een machtiging tot uithuisplaatsing aangevraagd, omdat eerdere hulpverlening niet heeft geleid tot verbetering van de situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende in staat is om de opvoedbehoeften van de kinderen te vervullen, ondanks de inzet van verschillende hulpverleners zoals Pameijer en Humanitas. De rechtbank heeft de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die ook blootgesteld zijn aan agressief gedrag van de vader, als ernstig beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de kinderen alleen maar meer schade zullen oplopen als zij bij de moeder blijven wonen. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend tot 16 december 2022, met de mogelijkheid voor de kinderen om samen geplaatst te worden in een gezinshuis waar ook hun oudere broers en zus verblijven. De rechtbank heeft het verzoek om een contra-expertise afgewezen, omdat het onderzoek van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) als volledig en onafhankelijk werd beschouwd. De rechtbank benadrukt het belang van contact tussen de kinderen en de moeder, en verwacht van de GI dat zij dit zorgvuldig vormgeeft.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
zaakgegevens: C/10/638490 / JE RK 22-1169
datum uitspraak: 15 juli 2022

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2018 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2019 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2],

[naam kind 3],

geboren op [geboortedatum kind 3] 2021 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen [naam kind 3].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, zonder woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank merkt als informanten aan:

het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek,

hierna te noemen het KSCD, gevestigd te Rotterdam,

de Stichting Pameijer,

hierna te noemen Pameijer, gevestigd te Rotterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak wordt in de procedure betrokken:

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 9 juni 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief van het KSCD van 15 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 16 juni 2022;
- de brief met bijlagen van de GI van 16 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 22 juni 2022;
- het verweerschrift met bijlagen van de advocaat van de moeder van 27 juni 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het e-mailbericht met bijlage van de advocaat van de moeder van 28 juni 2022.
Op 28 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.S. Krol,
- een tweetal vertegenwoordigers van de Raad, [naam 1] en [naam 2],
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 3] en [naam 4],
bijgestaan door de advocaat mr. E.C. Boon,
- namens het KSCD, [naam 5], [naam 6] en [naam 7],
- namens Pameijer, [naam 8] en [naam 9].
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 10], werkzaam bij Lourdes Solutions.
Nu de vader geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, is hij opgeroepen middels plaatsing van de oproep in de Staatscourant. De daarvoor voorgeschreven termijn is niet in acht genomen. Gezien het standpunt dat de vader aan de GI kenbaar heeft gemaakt, en de omstandigheid dat hij ook eerder niet ter zitting is verschenen, heeft de rechtbank de zaak ondanks zijn afwezigheid toch behandeld.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 9 december 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengd tot 16 december 2022.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van een jaar. De behandeling van dit verzoek is op 9 juni 2022 aangehouden en voor verdere behandeling en beslissing verwezen naar de meervoudige kamer.

De standpunten

De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Het is te prijzen dat de moeder op eigen initiatief informatie heeft ingewonnen bij Lourdes Solutions, maar het zorgaanbod van Lourdes Solutions is niet anders dan wat in het verleden al aan hulpverlening is ingezet en daarom niet toereikend. De GI heeft nog altijd enorme zorgen over de ontwikkeling van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder. De hulpverlening heeft niet kunnen bewerkstelligen dat de bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen is afgenomen. De ontwikkelingsproblematiek van de kinderen is dermate groot dat deze veel van een opvoeder vraagt en de opvoedvaardigheden van de moeder zijn niet toereikend.
De GI heeft gekeken naar alternatieven voor een uithuisplaatsing, maar de zelfreflectie van de moeder is beperkt. Zij heeft geen hulpvragen. Zij ziet zelf geen problemen. Uit het KSCD-rapport blijkt dat zij de problematiek van haar kinderen bagatelliseert. De moeder is ook niet eerlijk naar de GI toe over wat er thuis speelt. De GI concludeert dat het niet meer mogelijk is de kinderen thuis te laten wonen, nu alle hulpverlening die sinds begin 2019 is ingezet (van Enver, Humanitas en Pameijer) nog altijd niet tot een structurele verandering heeft geleid.
Namens en door de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. Het KSCD heeft aangegeven dat er 24 uur per dag iemand zou moeten meekijken met de moeder. De noodzakelijke hulpverlening zou blijvend en structureel moeten worden ingezet. Pameijer heeft aangegeven dat dit niet mogelijk is, maar Lourdes Solutions ziet wel mogelijkheden om de moeder de benodigde hulp te bieden. Daarnaast is de moeder van mening dat een uithuisplaatsing voor de kinderen, gelet op hun hechtingsproblematiek, schadelijker is. Er zou ingezet moeten worden op passende hulpverlening voor de moeder. Een half jaar geleden werd nog aangegeven dat de moeder leerbaar zou zijn. Er is onvoldoende geprobeerd om hulpverlening in te zetten die aansluit bij (de problematiek van) de moeder. De advocaat van de moeder heeft verzocht om op grond van artikel 810a, tweede lid, Rv. een contra-expertise te gelasten, aangezien het KSCD zelf ook heeft aangegeven dat nader onderzoek naar wat de kinderen nodig hebben van belang kan zijn.
De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat er sprake is van een langdurige hulpverleningsgeschiedenis. Het gezin is al lang in beeld en er is intensieve hulp ingezet. Pameijer is betrokken en de hulpverlening van Pameijer is niet toereikend gebleken.
Bij de moeder zijn forse beperkingen geconstateerd, waardoor zij niet voldoende kan aanvoelen wat haar kinderen nodig hebben. Daarom is de verwachting dat de kinderen gedragsproblemen zullen ontwikkelen en beschadigd zullen raken, wanneer zij bij de moeder opgroeien.
Pameijer heeft ter zitting aangegeven te zien dat de moeder haar best doet, maar dat het haar niet lukt om blijvend tips en adviezen toe te passen en op te volgen. Wanneer de gezinsondersteuners in de woning zijn, doet de moeder haar best om haar opvoedersrol op een goede manier op te pakken. Pameijer heeft echter de indruk dat de moeder dit niet volhoudt wanneer de gezinsondersteuners er niet bij zijn. Aan het gedrag van de kinderen is te zien dat de moeder niet consequent is in haar handelen. Hierdoor is de moeder onvoorspelbaar voor de kinderen.
Het KSCD heeft ter zitting verklaard dat de moeder door haar problematiek moeite heeft om dingen te leren. Ze kan het geleerde niet vasthouden. En hoe moeilijker de situatie is, des te moeilijker is het om die te overzien. De moeder kan in kleine stapjes misschien dingen aanleren, maar in een dynamisch proces als opvoeden is dat lastig, omdat kinderen steeds veranderen.
Het KSCD verwacht niet dat de moeder binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn in staat zal zijn om haar opvoedvaardigheden te vergroten. Hiervoor ziet het KSCD onvoldoende fundament bij de moeder. De moeder is onvoorspelbaar in haar gedrag en laat daarmee schadelijk oudergedrag zien. Er is weliswaar geen sprake van een acuut dreigend fysiek gevaar voor de kinderen, maar hoe langer de huidige situatie zal voortduren, hoe meer schade er zal ontstaan bij de kinderen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er al langere tijd ernstige zorgen zijn, niet alleen over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], maar ook ten aanzien van hun oudere broers en zus [naam 11], [naam 12] en [naam 13]. De zorgen hebben betrekking op de ontwikkeling en de opvoedsituatie van de kinderen. De kinderen zijn onder meer blootgesteld aan agressief gedrag van de vader.
Al sinds begin 2019 is er hulpverlening in de vorm van opvoedondersteuning. Humanitas, Pameijer en Enver hebben deze hulpverlening geboden. Pameijer biedt thans nog steeds gezinsondersteuning en woonbegeleiding
In december 2020 zijn de kinderen onder toezicht gesteld en is de GI betrokken geraakt. De oudste drie kinderen van de ouders zijn op 21 april 2021 met spoed uit huis geplaatst vanwege de zorgelijke opvoedsituatie bij de ouders thuis en de gedragsproblemen die deze kinderen vertoonden. Vervolgens is er meer hulpverlening in de thuissituatie ingezet om een uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], die op dat moment nog geen ernstige gedragsproblemen lieten zien, te kunnen voorkomen. Enver (Families First) is opnieuw betrokken geweest en Pameijer heeft de hulpverlening geïntensiveerd. Pameijer biedt vier keer per week gezinsondersteuning en eenmaal per week woonbegeleiding. Al deze hulpverlening heeft echter niet tot een structurele verbetering geleid. Hoewel de vader inmiddels al enige tijd op Bonaire verblijft en niet meer betrokken lijkt te zijn bij het gezin, zijn er nog steeds grote zorgen over de jongste drie kinderen. De zorgen zien met name op de (sociaal emotionele) ontwikkeling van de kinderen.
Uit het rapport van het KSCD-onderzoek komt naar voren dat [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] achterlopen in hun ontwikkeling en dat zij onvoldoende worden gestimuleerd door de moeder, die op dit moment alleen de zorg voor de kinderen draagt. Bij de moeder is sprake van zeer beperkte cognitieve vaardigheden en, daarmee samenhangend, gering zelfinzicht, beperkt probleembesef, onvoldoende mogelijkheden om zich in de belevingswereld van de kinderen te verplaatsen en een wantrouwende houding ten aanzien van hulpverlening.
Uit het rapport komt voorts naar voren dat de moeder onvoldoende leerbaar is. Mede als gevolg van haar licht verstandelijke beperking is zij niet in staat om zich de noodzakelijke opvoedvaardigheden eigen te maken.
Dat moeder onvoldoende leerbaar is, wordt ook door Pameijer ondersteund. Volgens Pameijer doet de moeder haar best om de tips en adviezen die zij krijgt toe te passen en op te volgen zolang de gezinsondersteuners aanwezig zijn. Gelet op het gedrag van de kinderen heeft Pameijer echter sterk de indruk dat de moeder dit niet doet als er geen andere volwassenen aanwezig zijn. De vooruitgang die de moeder na drie jaar hulpverlening laat zien is gering.
De rechtbank twijfelt niet aan de goede intenties van de moeder en haar liefde voor [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. Gezien de beperkte leerbaarheid van de moeder en het ontbreken van inzicht in de behoeftes van de kinderen heeft de moeder echter zowel volgens het KSCD als Pameijer dag en nacht (24/7) professionele ondersteuning nodig bij de opvoeding. Omdat met het ouder worden van de kinderen ook hun behoeftes zullen veranderen, zal die ondersteuning er ook in de toekomst moeten zijn. Er zou dus permanent iemand naast de moeder moeten staan bij de opvoeding van de kinderen, mogelijk zelfs tot de kinderen volwassen zijn. Een dergelijk intensieve vorm van hulpverlening is niet voorhanden. Voortzetting van het verblijf van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] bij de moeder is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet op een voldoende veilige en verantwoorde wijze mogelijk.
Voor zover de moeder heeft aangevoerd dat Lourdes Solutions de intensieve hulpverlening kan bieden die noodzakelijk is, overweegt de rechtbank dat uit de toelichting van Lourdes Solutions ter zitting niet is gebleken dat deze partij de hiervoor weergegeven intensieve hulp kan bieden.
Alle deskundigen (te weten de GI, de Raad, het KSCD en Pameijer) zijn het er unaniem over eens dat [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] alleen maar meer beschadigd zullen raken als de huidige situatie waarin zij bij de moeder thuis wonen langer blijft voortduren. De rechtbank ziet in hetgeen door en namens de moeder is aangevoerd geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen en is daarom van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium van artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal dan ook in het belang van de kinderen het verzoek van de GI om de kinderen uit huis te plaatsen toewijzen. Het is daarbij positief te noemen dat [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] samen geplaatst kunnen worden in het gezinshuis waar ook hun zus [naam 12] en broer [naam 13] verblijven.
Gelet op de afloopdatum van de ondertoezichtstelling zal de machtiging tot uithuisplaatsing tot 16 december 2022 worden verleend. Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een contra-expertise op grond van artikel 810a, tweede lid, Rv. te gelasten, zoals door de moeder is verzocht. Niet is gebleken dat het onderzoek van het KSCD onvolledig is geweest. Er heeft een uitgebreid onafhankelijk deskundig onderzoek plaatsgevonden, dat zich heeft gericht op alle kinderen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de conclusies van het KSCD. Bovendien zou een nader onderzoek te belastend zijn voor de kinderen. De rechtbank zal dat verzoek dan ook afwijzen.
Tot slot benadrukt de rechtbank dat het van groot belang is dat [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] contact blijven houden met de moeder. De rechtbank verwacht daarom van de GI dat zorgvuldig wordt bekeken hoe de omgang tussen de moeder en de kinderen kan worden vormgegeven, met de inzet van adequate hulpverlening. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat zoals ook door het KSCD is geadviseerd per kind gekeken wordt naar de balans tussen de belangen van de moeder en het betreffende kind.

De beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 15 juli 2022 tot 16 december 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. Paling, voorzitter tevens kinderrechter, en
mrs. L. Amperse en W.J. Loorbach, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.